woorden hoofdstuk 2 A-B Flashcards
(58 cards)
1
Q
le journal
A
de krant
2
Q
le sujet
A
het onderwerp
3
Q
réfléchir
A
nadenken
4
Q
raconte!
A
vertel!
5
Q
j’avais
A
ik had
6
Q
je voulais
A
ik wilde
7
Q
je dois
A
ik moet
8
Q
comme tu veux
A
zoals je wilt
9
Q
de krant
A
le journal
10
Q
het onderwerp
A
le sujet
11
Q
nadenken
A
réfléchir
12
Q
vertel!
A
rconte!
13
Q
ik had
A
j’avais
14
Q
ik wilde
A
je voulais
15
Q
ik moet
A
je dois
16
Q
zoals je wilt
A
comme tu veux
17
Q
le lendemain
A
de volgende dag
18
Q
je me lève
A
ik sta op
19
Q
en retard
A
te laat
20
Q
plus tard
A
later
21
Q
tôt
A
vroeg
22
Q
les horaires
A
de tijden
23
Q
aau lieu de
A
in plaats van
24
Q
de volgende dag
A
le lendemain
25
ik sta op
je me lève
26
te laat
en retard
27
later
plus tard
28
vroeg
tôt
29
de tijden
les horaires
30
faire la grasse matinée
uitslapen
31
se relaxer
zich ontspannen
32
dessiner
tekenen
33
lire
lezen
34
faire du théâtre
toneelspelen
35
jouer de la guitare
gitaar spelen
36
jouer du piano
piano spelen
37
faire des photos
fotograferen
38
uitslapen
faire la grasse matinée
39
zich ontspannen
se relaxer
40
tekenen
dessiner
41
lezen
lire
42
toneelspelen
faire du théâtre
43
gitaar spelen
jouer de la guitarre
44
piano spelen
jouer du piano
45
fotograferen
faire des photos
46
bête
dom
47
embêtant
vervelend
48
j'ai horreur de
ik vind ... vreselijk
49
je me suis trompé
ik heb me vergist
50
oublier
vergeten
51
avoir envie de
zin hebben in
52
venir chez moi
bij mij komen
53
dom
bête
54
vervelend
embêtant
55
ik vind ... vreselijk
j'ai horreur de
56
ik heb me vergist
je me suis trompé
57
bij mij komen
venir chez moi
58
zin hebben in
avoir envie de