Hoofdstuk 4 deel 2 Flashcards

1
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van gebruik van een neutrale antwoordoptie bij een likert-schaal? P129

A

Voordeel is dat er een neutraal antwoord gekozen kan worden als iemand echt geen duidelijke voorkeur heeft. Nadeel is dat mensen die niet durven kiezen steeds het veilige midden kiezen. In de praktijk wordt vaak gekozen voor de liberale optie van een oneven aantal antwoordopties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat heeft de voorkeur; zoveel mogelijk antwoord opties of zo min mogelijk en waarom? P130

A

Mensen zijn doorgaans niet of nauwelijks in staat om meer dan zeven nuanceringen te onderscheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat geldt, gegeven de meestal beperkte doelstelling van psychologisch onderzoek, voor testinformatie? P133

A

Dat de reacties van personen zoveel mogelijk gekwantificeerd worden en dat het wenselijk is om diverse informatiebronnen te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem een voordeel van rangschikking,

A

Dat veel informatie wordt verkregen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke methode is ook wel bekend als matching,

A rangschikking
B toeschrijving

A

Toeschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt er hier beschreven, matching of toeshcrijving,

Uit een rij namen, gebeurtenissen of feiten en een rij eigenschappen, jaartallen of oorzaken, moet telkens de juiste combinatie worden gemaakt. Door de compacte vraagvorm wordt veel informatie verzameld. Er zijn echter ook bezwaren: de keuzes gebeuren immers niet onafhankelijk van elkaar. Hoe minder onzekere keuzes overblijven, hoe groter de kans op juistheid bij raden. De laatste combinatie hoeft men zelfs niet te kennen, die blijft automatisch over. Men kan bvb een rij verdubbelen, zodat niet elk onderdeel in een combinatie gebruikt moet worden, de kans op een juiste gok wordt dan kleiner

A

Antwoord toeschrijving,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorbeeld: om te kunnen bepalen of iemand geschikt is voor een bepaalde therapie, hoeft diens persoonlijkheid niet in alle details doorgrond te worden. Wel is het belangrijk dat men relevante en constante kenmerken van het gedrag meeneemt. Deze informatie kan men uit gesprekken met de patiënt, diens voorgeschiedenis, diagnoses van andere psychologen of kwantitatieve scores op persoonlijkheids- en andere tests ontlenen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe noem je het volgende De kwalitatieve reacties dienen omgezet te worden in getallen die een indicatie geven van de psychologische werkelijkheid met betrekking tot een te meten eigenschap

A kwalificering
B kwantificering

A

Kwantifciereing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oorbeeld: voor beslissingen ivm vervolgonderwijs is het niet nodig om alles van een bepaald kind te kennen, maar zijn informatie over de schoolprestaties, het oordeel van de huidige en eventueel vorige leerkrachten over diens cognitieve vermogens en testprestaties, bvb CITO Eindtoets Basisonderwijs wel relevant. Men moet dus op de hoogte zijn van de stabiele en systematische kenmerken van het gedrag van het kind die belangrijk zijn voor de voorspelling van het succes in het vervolgonderwijs

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kwantificering van kwalitatieve reacties op items gaat als volgt. De veronderstelling is dat de antwoordcategorieen van een item geordend kunnen worden op een continuüm dat staat voor de psychologische eigenschap die met de rest wordt gemeten. Bij studietoestitems worden naar oplopend kennisniveau geordend op een continuüm dat niveaus van kennen over een bepaald vak representeert en bij items uit een vragenlijst voor de attitude jegens euthanasie worden de categorieën geordend op een continuüm dat niveaus van deze attitude representeert en aan deze categorieën worden vervolgens getallen toegekend.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waneer je als antwoord twee antwoordopties zoals goed of fout hebt is dit dan dochotoom of continiuum.

A

Antwoord is dichotoom. Het heeft twee antwoord categoireen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe worden items met tenminste drie antwoordcategorieen genoemd.

A

Polytome items.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een testconstructieonderzoek kent ruwweg twee fasen waarin empirish oderzoek wordt gedaan naar de kwaliteit van de items. Eerst is er het vooronderzoek waarbij in een kleine steekproef de reacties van proefpersonen iop de eerste versie van de items worde geanalyseerd, de grte ligt tussen de 20 en 100 proefpersonen. Moet de steekproef altijd representatief zijn,

A

Antwoord Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Daarna vindt het hoofdonderzoek plaats de steekproef grote is nu ruwweg 500 tot 2000 proefpersonen afhankelijk van het doel an het onderzoek en de mogelijkheden om een grote steekproef te verzamelen. Moet deze steekproef representatief zijn

A

Antrwoord ja.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de reden dat steekproeven vaak zo groot zijn? P137

A

Omdat de populatie vaak in diverse interessante deelgroepen valt op te splitsen, waarvoor aparte normen dienen te worden opgesteld. En het dient de gehele populatie te repeestenreren ivm de representativiteit van de steekproef.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De frequentieverdeling van reacties op een item kan informatief zijn voor de beoordeling van het item. Vaak kijken we niet naar de frequenties maar naar de relatieve frequenties.

Bvb in een steekproef van 122 zijn de frequenties a=23, b=18, c=40, d=31. De relatieve frequenties zijn dan 23/112, 18/112, 50/112 en 21/112 oftewel 0.21, 0.16, 0.45, 0.19

Als bijvoorbeeld antwoord c het juiste antwoord is hoe noem je dan antwoord a b en d.

Antwoord afleiders. En de relatieve frequentie van het juiste antwoord, en in dit voorbeeld zou het antwoord c zijn noem je de pwaarde dus 0.45

A
14
Q

Het idee wat bekend is geworden als scalogramanalyse werd het eerst gepubliceerd door..? p141

A

Walker

15
Q

Wat betekent het als er bij een item gezegd wordt dat dit item te populair is in de betreffende populatie? Dat vrijwel iedereen ermee instemt.

A

Dit zie je terug in een scheve verdeling. Het kan ook zijn dat bij een prestatietest het betreffende item te makkelijk is. Een dergelijk item zou verwijderd moeten worden uit de test

16
Q

Hoe weet je of een item goed functioneert?

A

Als de meeste respondenten het goede antwoord hebben gekozen en de afleiders ongeveer even vaak worden gekozen. Dit is niet het definitieve bewijs, maar de verdeling is wel informatief.

17
Q

Hoe weet je of een polytoom item goed functioneert?

A

Als er een goede spreiding over de categorieën plaatsvindt

Polytome items zijn alle items waarbij er meer mogelijkheden zijn dan uitsluitend goed of fout bij het scoren van de vraag. Dit is bijvoorbeeld het geval bij vragen waarvoor meer punten zijn te behalen, vragen die gedeeltelijk worden gescoord en vragen waarbij punten worden afgetrokken bij een fout antwoord.

18
Q

e hebt een p waarde en je hebt een a waarde wat hoort waarbij
A de relatieve frequentie op het goed antwoord
B de relatieve frequenties op de afleiders (foute antwoorden).

A

1= p waarde
2= a waarde

19
Q

Wat betekent het als er bij een item gezegd wordt dat dit item te populair is in de betreffende populatie?

A

Dat vrijwel iedereen ermee instemt. Dit zie je terug in een scheve verdeling. Het kan ook zijn dat bij een prestatietest het betreffende item te makkelijk is. Een dergelijk item zou verwijderd moeten worden uit de test

20
Q

Het idee wat bekend is geworden als scalogramanalyse werd het eerst gepubliceerd door..? p141

A

Walker

21
Q

Hoe weet je of een polytoom item goed functioneert?

A

Als er een goede spreiding over de categorieën plaatsvindt

22
Q

Hoe kan je weten of er op een item grootschalig is gegist, waardoor er een uniforme verdeling is ontstaan?

A

Door de correlatiematrix; als er daadwerkelijk door iedereen is gegist, dan zijn de scores op het item volledig bepaald door toeval en de correlaties van het item met de andere items nul.

23
Q

Hoe worden de deelgroepen genoemd? En de verkregen steekproef met deelgroepen? P137

A

Strata en gestratificeerde steekproef