Hoorcollege 1: Common factors in psychotherapie Flashcards

(53 cards)

1
Q

wat is het dodo-vogel-verdict?

A

een debat sinds 1936 over welke therapie beter is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat wijst onderzoek uit als beste therapie?

A

niet één, allemaal ongeveer even goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de prominente vraag in onderzoek naar de beste therapievorm?

A

zijn de verschillen tussen therapievormen van belang, of komen de veranderingen bij de cliënten door “gemeenschappelijke factoren” die in elke therapievorm voorkomrn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke twee soorten factoren vallen onder onze sociobiologische erfenis?

A
  1. patiëntfactoren
  2. therapeutfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 redenen waarom verschillend belangrijk zijn:

A
  1. helpt ons begrijpen waarom verschillende therapeutische modellen meer of minder effectief zijn en dat er blinde vlekken zijn
  2. het is oké om een voorkeuren te hebben voor verschillende therapievormen
  3. het stimuleert ons om na te denken over universele werkmodellen van de psyche van de mens
  4. het biedt een universele taal om te communiceren over fenomenen in verschillende therapievormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wie schreef over het contextuele model voor gemeenschappelijke factoren?

A

Wampold et al., 2015

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de drie gemeenschappelijke factoren volgens het contextuele model van gemeenschappelijke factoren van Wampold et al. (2016)?

A
  1. de echte/therapeutische relatie
  2. verwachtingen
  3. relationele factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke factoren spelen een rol in het definiëren van een relatie?

A
  1. verschillende rollen om te spelen
  2. vertrouwen (veiligheid)
  3. betrouwbaar (ben je er voor mij?)
  4. verbale en non-verbale communicatie (onderstroom)
  5. mate van willen samenwerken
  6. empathie/nabijheid en warmte
  7. holding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat verstaan we onder holding (common factor relatie)?

A

capaciteit van de therapeut om het proces te managen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe kan sociale interactie/een relatie positief werken?

A

men heeft sociale behoeften, waarbij sociale interactie helend kan werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dmv welke 6 factoren kan sociale interactie helend werken?

A
  1. begrip
  2. mentaliseren
  3. perspectief innemen
  4. empathie
  5. gevoel van saamhorigheid
  6. hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bij welke psychopathologie is hechting een van de belangrijkste factoren tijdens de behandeling?

A

bij persistente psychopathologie zoals bij persoonlijkheidsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de relatie tussen hechting en behandeluitkomst?

A

hechting voorspelt de behandeluitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe gaat het contact tussen de cliënt en de therapeut bij een veilige hechting?

A
  • gemakkelijk een samenwerking aangaan
  • makkelijk contact
  • wederkerigheid
  • gemotiveerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe gaat het contact tussen de cliënt en de therapeut bij een angstige hechting?

A
  • makkelijk een samenwerking aangaan
  • afhankelijk
  • vraagt veel
  • moeite met loslaten (dus ook de behandeling stopzetten is lastig punt –> maak bespreekbaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe gaat het contact tussen de cliënt en de therapeut bij een vermijdende hechting?

A
  • samenwerkingsverband vormen heeft tijd nodig
  • lijkt minder gemotiveerd, is niet zo
  • veel zelfstandig
  • moet leren samenwerken en leunen op anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe gaat het contact tussen de cliënt en de therapeut bij een gedesorganiseerde hechting?

A
  • moeilijk om samenwerkingsverband te vormen
  • moeite met vertrouwen
  • mix van de andere twee onveilige hechtingen: ene keer vermijdend, andere keer afhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bij welke 2 vormen van hechting is het wat lastiger/duurt het wat langer om een samenwerkingsverband te vormen?

A

bij
1. vermijdende hechting
2. gedesorganiseerde hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bij welke 2 vormen van hechting is het wat makkelijker/duurt het wat korter om een samenwerkingsverband te vormen?

A

bij
1. veilige hechting
2. angstige hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is epistemisch vertrouwen?

A

open staan dat de ander jou iets mag leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wie hebben er verwachtingen in een behandeling: therapeut of cliënt?

A

beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat zijn belangrijke factoren binnen verwachtingen?

A
  1. timing
  2. voorgaande ervaringen
  3. overtuigingen over de klachten van de cliënt
  4. overtuigingen over de oplossing voor de klachten van de cliënt
23
Q

waar kunnen verkeerde verwachtingen toe leiden?

A

demoralisatie –> minder motivatie

24
Q

hoe kan je verwachtingen veranderen?

A
  1. werkmodel geven (wat, hoe enz.)
  2. psycho-educatie
  3. bevorderen van het gevoel van controle en zelfredzaamheid
  4. bespreken en veranderen van responsverwachtingen (alles eindigt altijd op dezelfde manier!)
  5. therapeut en cliënt zijn het eens: soort contract opstellen
25
wat is overdracht?
de interactie tussen cliënt en therapeut
26
factoren die overdracht beïnvloeden?
1. cliënt (en mood van cliënt) 2. verleden 3. heden
27
waardoor wordt overdracht gevormd?
Overdracht is een product dat gevormd wordt door de factoren die door zowel de patiënt als de therapeut in de therapeutische relatie worden gebracht
28
waar moet je op letten bij een behandeling?
de grenzen, en dat er niemand over die grenzen gaat
29
wat is een veelgebruikte methode voor het managen van overdracht?
de roos van Leary
30
wat is de window of tolerance?
optimale zone waarbinnen je kan dealen met de stress in je dagelijkse leven en kan leren
31
wat gebeurt er bij een te hoge spanning?
- zwart-wit denken - oude overtuigingen nemen het over - vecht-vluchtreactie
32
wat gebeurt er bij een te lage spanning?
- bevriesrespons - emotioneel vlak - te weinig energie en respons
33
hoe kan je wegkomen uit een hypoarousal/te lage spanning?
confrontaties: "dan stoppen we ermee" of stiltes
34
waar of niet waar: common factors op zichzelf staand zijn genoeg voor een positieve behandeluitkomst?
niet waar
35
welke 3 paden leveren voordelen op volgens de literatuur van Wampold, B. E., (2015)
1. de werkelijke relatie 2. Het scheppen van verwachtingen door uitleg van de stoornis en de betrokken behandeling 3. het uitvoeren van gezondheidsbevorderende handelingen
36
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat houdt een 1e ontmoeting in?
- een ontmoeting tussen 2 vreemden - waarbij cliënt vaststelt of de therapeut betrouwbaar is, deskundig is en tijd en moeite zal nemen om het goed te begrijpen
37
literatuur van Wampold, B. E., (2015): op welke twee manieren wordt er tijdens de 1e ontmoeting tussen therapeut en cliënt bepaald door de cliënt of de therapeut goed is voor de cliënt?
1. binnen 100 ms gezicht beoordelen 2. kleding van de therapeut, opstelling en aankleding van de kamer en andere kenmerken van de therapeutische setting
38
literatuur van Wampold, B. E., (2015): waardoor is de 1e ontmoeting cruciaal?
van de vroegtijdige stopzettingen van de behandeling is het meerendeel in de eerste sessie
39
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat is een belangrijke risicofactor van sterfte?
ervaren eenzaamheid
40
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat is ervaren eenzaamheid?
in hoeverre je je eenzaam voelt, subjectief gezien
41
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat is volkspsychologie?
cliënten komen de therapie binnen met een verklaring voor hun nood, gevormd uit hun eigen psychologische overtuigingen, beïnvloed door culturele opvattingen over psychische stoornissen
42
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat is idiosyncratisch?
- niet adaptief - laat geen oplossingen toe
43
literatuur van Wampold, B. E., (2015): welk effect wordt onderschat?
het effect van leefstijlvariabelen op geestelijke gezondheid
44
literatuur van Wampold, B. E., (2015): uit welke 3 componenten bestaat een alliantie?
1. band 2. overeenstemming over de doelen van de therapie 3. overeenstemming over de taken van de therapie
45
literatuur van Wampold, B. E., (2015): 3 maal kritiek op alliantie?
1. vroege symptoomverlichting veroorzaakt alliantie in sessie 3/4 2. correlatie tussen alliantie en uitkomst gevolg van bijdragen patiënten aan alliantie: goede gehechtheid voorspelt sterkte alliantie 3. halo-effect: als patiënt zowel alliantie als uitkomst waardeert
46
literatuur van Wampold, B. E., (2015): welke factor wordt noodzakelijk geacht voor samenwerking?
empathie
47
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat zeggen correlatiestudies over verachtingen?
lastig: correlatiestudies leveren bedreigingen voor de validiteit op
48
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat zij therapeutische effecten?
als therapeuten consequent betere resultaten halen dan andere therapeuten, ongeacht de aard van de cliënten en de gegeven behandeling
49
literatuur van Wampold, B. E., (2015): waaraan voldoen effectieve therapeuten?
1. sterkere allianties 2. hoger niveau van faciliterende interpersoonlijke vaardigheden 3. meer professionele zelftwijfel 4. meer tijd aan het oefenen van diverse therapievaardigheden
50
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat is de meest valide manier om effecten van specifieke elementen vast te stellen?
dmv ontmantelingsopzet
51
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat is de ontmantelingsopzet?
specifiek ingrediënt wordt uit behandeling verwijderd om vast te stellen hoeveel effectiever behandeling in totaal is in vergelijking met behandeling zonder ingrediënt dat psychische tekortkoming zou verhelpen
52
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat zijn mogelijke gevolgen van het rigide opvolgen van het protocol als therapeut?
- alliantie verzwakken - weerstand tegen behandeling vergroten
53
literatuur van Wampold, B. E., (2015): wat is bekwaamheid?
specifieke therapievaardigheden binnen een protocol die therapieresultaat voorspellen, los van algemene factoren zoals empathie of alliantie