Hoorcollege 7: Dialectische gedragstherapie (DGT) Flashcards

(66 cards)

1
Q

door wie is DGT ontwikkelt?

A

Marsha Linehan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat doe je bij DGT?

A

heftige emoties en gedragingen reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar staat DGT voor?

A

dialectische gedragstherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe kijkt DGT naar zelfbeschadiging?

A

DGT maakt het duidelijk en begrijpelijk: waarom doen ze het? en probeert het te stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onderzoek: wat is de basisspanning bij zelfbeschadigende mensen?

A

hoger dan gemiddeld/niet-beschadigende mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onderzoek: incissie bij spanning, wat gebeurt er bij de zelfbeschadigende en niet-zelfbeschadigende mensen?

A
  • beschadigende mensen: spanning omlaag bij incissie
  • niet-beschadigende mensen: spanning omhoog bij incissie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de 6 meest voorkomende functies van zelfbeschadiging?

A
  1. spanning loslaten
  2. onplezierige gevoelens verminderen
  3. zelfstraffing
  4. controle terugkrijgen
  5. bewustzijn van fysieke sensaties terugkrijgen
  6. een gevoel van realiteit terugkrijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bij welke pathologie werkt DGT goed?

A

bij suïcidaliteit en zelfbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voor welke stoornis is DGT een logische keuze als behandeling?

A

borderline persoonlijkheidsstoornis, vanwege de instabiliteit en verhoogde suïciderisico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

met welke 2 dingen vermijd je stilstand?

A
  1. theoretisch kader
  2. bij de feiten blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn 7 assumpties van DGT/

A
  1. cliënten moeten hun problemen zelf oplossen
  2. alle gedragingen (inclusief gedachten en emoties) hebben een oorzaak
  3. de oorzaken begrijpen en veranderen helpt, erover oordelen niet
  4. DGT en haar therapeuten zijn feilbaar
  5. gedragsprincipes gelden voor zowel therapeuten als cliënten
  6. therapeuten die borderlinecliënten behandelen, hebben steun nodig
  7. een therapeutische relatie is er een tussen gelijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

biosociale theorie: tussen welke 2 factoren is er interactie?

A

tussen
1. iemand biologie en
2. iemands sociale omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

biosociale theorie: wat zijn voorbeelden van iemands biologie die zouden kunnen zorgen voor borderline ps?

A
  1. negatief affect
  2. hoge basisspanning
  3. temperament
  4. trauma kan biologie veranderen
  5. impulsief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

biosociale theorie: wat kan het gevolg zijn van iemand waarbij de biologie bestaat uit een moeilijk temperament en eventueel een trauma?

A

verhoogde reactie op prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

biosociale theorie: wat zijn voorbeelden van iemands sociale omgeving die zouden kunnen zorgen voor borderline ps?

A
  1. ontmoediging van vaardig gedrag
  2. bekrachtiging van crisisgedrag
  3. “slechte match”
  4. verwaarlozing/misbruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

biosociale model: de interactie van iemand biologie en sociale omgeving kan leiden tot:

A

emotiedisregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

biosociale model: wat zijn voorbeelden van emotiedisregulatie?

A
  1. hoge sensitiviteit
  2. intense reactie
  3. traag herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

biosociale model: wat zijn 4 (mogelijke) gevolgen van emotiedisrgeulatie?

A
  1. meer bias: zie je wel, zelfs in het verkeer mogen ze me niet
  2. minder goed plannen en organiseren
  3. zelfbeheersing wordt minder
  4. sneller een vecht/vlucht/bevries-reactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe wordt emotiedisregulatie gemanifesteerd in emoties?

A
  1. onvermogen emoties te reguleren
  2. overmaat van negatief affect
  3. cognitieve vervormingen
  4. impulsief gedrag
  5. dissociatie bij hoge stress (PTSS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe wordt emotiedisregulatie gemanifesteerd in coping?

A
  1. zelfbeschadiging
  2. suïcidaal gedrag
  3. drugs, alcohol medicatie
  4. impulsief gedrag (YOLO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe wordt emotiedisregulatie gemanifesteerd in identiteit?

A
  1. “geen emotioneel compas”
  2. voortdurende onrust
  3. inconsistente observaties
  4. verstoord zelfbeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe wordt emotiedisregulatie gemanifesteerd in relaties?

A
  1. chaotisch, onvoorspelbaar
  2. schade door impulsief gedrag
  3. woede-uitbarstingen
  4. niet weten wat je wilt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

centraal dilemma: biologisch –>

A

emotionele kwetsbaarheid: “jij moet me helpen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ventraal dilemma: sociaal –>

A

zelfinvalidatie: leren van zelfhaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat is het borderlinedilemma bij crisissen (therapeut)?
therapeut kan ervoor kiezen om: 1. cliënt naar huis te laten gaan --> risico op suïcidaliteit want gevoel van niet gehoord voelen 2. cliënt opnemen --> risico op suïcidaliteit want gevoel te mislukken
26
wat is het risico als de therapeut kiest om een cliënt naar huis te laten gaan tijdens een crisis?
risico op suïcidaliteit want gevoel van niet gehoord voelen
27
wat is het risico als de therapeut kiest om een cliënt op te laten nemen tijdens een crisis?
risico op suïcidaliteit want gevoel te mislukken
28
wat zijn 3 behandelingsprincipes bij borderline ps?
1. verandering (CGT) 2. acceptatie (zen, mindfulness) 3. dialectische filosofie
29
wat leer je bij behandelingsprincipe 'zen'?
1. vaardigheden voor acceptatie van de realiteit 2. mindfulness 3. validatie: begrijpelijk maken waarom iemand iets doet/denkt: "je bent niet gek, het is logisch dat je zo doet"
30
wat verstaan we onder dialectiek?
synthese tussen: 1. verandering 2. acceptatie - én in plaats van maar
31
wat zijn 3 behandelstrategieën/therapeutische principes?
1. kernstrategie 2. communicatie 3. casemanagement
32
wat is de kernstrategie bij 'verandering'?
probleem oplossen
33
wat is de communicatie bij 'verandering'?
irreverent
34
wat is de casemanagement bij 'verandering'?
consultatie aan de cliënt
35
wat is de kernstrategie bij 'acceptatie'?
validatie
36
wat is de communicatie bij 'acceptatie'?
wederkerig
37
wat is de casemanagement bij 'acceptatie'?
interventie in de omgeving
38
wat is het consultatie-aan-de-cliënt-principe?
- de DGT-therapeut coacht de cliënt, maar doet verder niets, de cliënt moet het zelf doen - de belangrijkste rol van de DGT therapeut is de cliënt consulteren over hoe om te gaan met het netwerk, niet het netwerk consulteren hoe het om moet gaan met de cliënt
39
welke 5 dingen heeft een cliënt in fase 1 nodig?
1. vaardigheden! 2. iemand die de cliënt gemotiveerd houdt 3. hulp bij generalisatie van nieuw gedrag 4. een behandelaar die niet opbrandt 5. een omgeving die vaardigheden bekrachtigt
40
hoe kan je in fase 1 de cliënt vaardigheden bieden?
vaardigheidstraining, 2,5 uur per week
41
hoe kan je in fase 1 de cliënt motivatie bieden?
individuele coaching, 45 minuten per week
42
hoe kan je in fase 1 de cliënt hulp bij generalisatie van nieuw gedrag bieden?
telefonische consultatie
43
hoe kan je in fase 1 de cliënt een behandelaar die niet opbrandt bieden?
therapeuten-consultatieteam
44
hoe kan je in fase 1 de cliënt een omgeving die vaardigheden bekrachtigt bieden?
casemanagementstrategieën
45
wat kan een helpende tool zijn bij DGT-behandeling?
een ketenanalyse opstellen
46
uit welke componenten bestaat een ketenanalyse?
1. kwetsbaarheidsfactoren 2. context 3. uitlokkende gebeurtenis 4. probleemgedag 5. gevolgen
47
ketenanalyse: kwetsbaarheidsfactoren voorbeelden:
- trauma - slecht geslapen
48
ketenanalyse: uitlokkende gebeurtenis:
als deze gebeurtenis niet was geweest, was er ook geen probleemgedrag geweest (hoeft niet direct op elkaar te volgen)
49
ketenanalyse: voorwaarde voor de gevolgen?
het moet een positief gevolg zijn, al is het maar een paar seconden, anders deden ze het niet
50
wat is de houding van de therapeut?
- actief (bijvoorbeeld opschrijven) - oordeelvrij
51
ketenanalyse: op welke twee manieren kan je interventie toepassen?
1. interveniëren op antecedenten 2. interveniëren op consequenties
52
ketenanalyse: hoe kan je interveniëren op antecedenten?
1. vaardigheidstraining 2. exposure 3. cognitieve modificatie
53
ketenanalyse: hoe kan je interveniëren op consequenties?
- contingentiemanagement - bijvoorbeeld: afspreken dat een cliënt na zichzelf gesneden te hebben, 24 uur lang níét de therapeut mag bellen
54
wat is een voorbeeld van een vaardigheid die aangeleerd kan worden tijdens een vaardigheidstraining?
frustratietolerantie --> STOP - Stop - doe een stap Terug - Observeer - Pak het mindful aan
55
wetenschap: wat zijn verschillen tussen effectiviteit van DGT en van andere therapieën bij BPS?
nog onduidelijk
56
welk onderdeel van de DGT-behandeling is voornamelijk van belang in de effectiviteit van DGT?
--> vaardigheidstraining!!
57
wat blijkt uit meer dan 40 RCT's over DGT bij BPS?
- reductie suïcidaal en zelfbeschadigend gedrag - rinder crisiscontacten en opnames
58
bij welke ander pathologieën is DGT ook effectief?
- binge eating disorder - verslaving en BPS - PTSS - bij ASS'ers met depressieve klachten
59
waar of niet waar: DGT is alleen effectief voor volwassenen, niet voor adolescenten?
niet waar, DGT is ontwikkeld voor volwassenen, maar is ook effectief gebleken voor adolescenten met emotionele problemen
60
welke aanpassingen worden gevraagd bij DGT voor jongeren?
- betrokkenheid van ouders - focus op ontwikkelingsspecifieke uitdagingen
61
obv welke theorieën rust DGT?
1. behaviorisme 2. sociale leertheorie 3. sociale psychologie 4. cognitieve gedragstherapie
62
Literatuur: voor welke groepen/pathologieën blijkt DGT ook effectief, naast BPS?
- depressie - eetstoornissen - trichotillomania - middelenmisbruik - ADHD - gedetineerde volwassenen - stalkers
63
Literatuur: hoe worden depressie en BPS geconeptualiseerd?
stoornissen in emotionele regulatie
64
Literatuur: wat is suïcide-ideatie?
een construct dat verband houdt met latere zelfmoordpogingen en zelfmoorden
65
Literatuur: wat blijkt uit onderzoek naar DGT bij suïcide-ideatie?
alle RCT's tot nu toe hebben aangetoond dat DGT de suïcide-ideatie significant vermindert
66
Literatuur: wat zijn 5 belemmeringen voor grootschalige verspreiding van DGT?
1. lage beschikbaarheid door een tekort aan beoefenaars van DGT 2. het intensieve proces van het uitvoeren van effectiviteitsstudies bij de overgang van een EBT van het onderzoekslaboratorium naar de klinische praktijk 3. de hoge kosten van face-to-face therapie 4. de logistiek die betrokken is bij het regelmatig naar face-to-face afspraken gaan met professionals 5. het stigma van psychische aandoeningen dat mensen weghoudt van professionele hulp