Integratiecollege week 3 Flashcards

1
Q

Hoe zwaar is de lever van een volwassene?

A

1500 g

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit hoeveel segmenten bestaat de lever?

A

8 segmenten. De horizontale verdeling wordt gemaakt door de v. porta. De verticale verdeling gebeurt door de drie levervenen, die de afvoer van de lever verzorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de bloedvoorziening van de lever?

A
  • Lever krijgt 25% van het HMV.
  • Arteria hepatica (25%)
  • Vena porta (75%)
  • Portaal bloed afkomstig van milt en darmen
  • Drie levervenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zie je bij de witte pijl?

A

De papil van Vater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door welke bloedvaten worden de sinusoids gevormd? Wat ligt er tussen de sinusoids en de hepatocyten?

A

De sinusoids worden gevormd door de v. porta en door de a. hepatica. Tussen de sinusoids en de hepatocyten zit de ruimte van disse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de functies van de lever?

A
  • Synthese van plasmaeiwitten: albumine en stollingsfactoren
  • Immunologische functie
  • Maken van gal
  • Opslag: vitamine A/D/K/B12, metalen zoals koper en ijzer
  • Detoxificatie / metabolisme van medicijnen
  • Metabolisme van koolhydraten / eiwitten / lipiden / hormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe meten we de leverfunctie?

A

We meten de functie van de lever aan de hand van albumine en stollingsfactoren. De overige waarden die je van de lever kunt meten zijn de leverenzymen en die kunnen aanduiden dat er wat mis is, maar ze zeggen niks over de leverfunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke aminozuren kunnen er worden gebonden aan de galzouten? En hoe heten deze structuren dan?

A

Galzout + glycine, heet glycocholaat, galzout + taurine, heet taurocholaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe zorgt UDCA voor het vloeibaarder worden van gal?

A

UDCA heeft ook een choleretisch effect, meer galzouten die terugkomen via de enterohepatische cyclus zorgt dat er meer vocht wordt toegevoegd aan het gal. En het UDCA zorgt er zelf al voor dat het gal vloeibaarder wordt omdat UDCA beter oplosbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt de inhoud van de micel opgenomen door de enterocyt?

A

Passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is gal stabiel? En wat gebeurt er als gal niet stabiel is?

A

Alleen in het groene gebied is het gal stabiel. In het andere gebied kunnen er kristallen ontstaan, er kan dan stase optreden, je kan galstenen krijgen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom zitten er fosfolipiden in gal?

A

Door voldoende fosfolipiden in het gal te doen, dan zorg je ervoor dat de galzouten al verzadigd zijn met de fosfolipiden. Dan zullen ze niet nog extra fosfolipiden uit de celmembranen gaan halen. En als dat dan toch gebeurt kan er een fosfolipiden vanuit het gal de membraan in gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met de fosfolipiden van gal in de darm?

A

Worden door het lipase afgebroken. En weer opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er als de transporter van cholesterol in de hepatocyt het niet meer doet?

A

Als de transporter van cholesterol in de hepatocyt het niet meer doet kun je stapeling krijgen van met name fytosterolen in bloed en weefsels (sitosterolemie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor soort transporteiwitten zijn de transporters van galcomponenten?

A

De transporteiwitten van galcomponenten (ABC eiwitten), zijn grote eiwitten die twaalf keer door het plasmamembraan heen gaan. Er zitten twee NBDs in, nucleair binding domeinen. Deze transporteiwitten zijn ATP afhankelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat lijkt er erg op de ABC eiwitten? En op welke manier verschilt deze?

A

De ABC eiwitten lijken heel erg op het CFTR kanaal. Het zijn de zelfde familie van eiwitten. Het enige verschil is dat het geen transporteur is maar een kanaal. Het moet wel nog steeds ATP binden, maar het heeft de hydrolyse (de energie) niet nodig voor zijn functie.

17
Q

Wat is het gevolg van een heterozygote mutatie in het MDR3 bij vrouwen?

A

Heterozygote mutatie in MDR3 (ABCB4) zorgt bij vrouwen tijdens de zwangerschap voor een hoger risico op cholestase. Met daarbij het bijkomende verschijnsel: jeuk. En na de zwangerschap is het weer over.

18
Q

Verklaar waarom galgangblokkade veel minder voorkomt (10-20% na 8-15 jaar) dan blokkade van de pancreas duct (90% al na geboorte), bij CFTR dysfunctie.

A

De pancreas en de galgang hebben CFTR nodig zodat de producten vloeibaar blijven en er geen verkleving optreedt. 90% van het pancreassap volume komt uit de pancreas ducten en is volledig CFTR afhankelijk. Slechts 30% van de galflow komt uit de cholangiocyten in de galgang en is CFTR afhankelijk: 70% komt uit de lever en is dus CFTR onafhankelijk.

19
Q

Door wat wordt er vloeistof aan het gal toegevoegd?

A

De lever geeft altijd vocht af, als de galzout afgifte omhoog gaat, dan gaat de vochtafgifte ook omhoog. En daarnaast is er nog ductulaire secretie van vocht, dit is CFTR afhankelijk.

20
Q

Wat is het gevolg van cholestase?

A

Gevolg van cholestase: stapeling van stoffen in bloed en lever (bilirubine en galzouten), tekort aan galzuren in de dunne darm.

21
Q

Wat zijn de functies van gal?

A
  • Uitscheiding naar de darm van: galzouten, cholesterol, toxinen, farmaca, afvalstoffen (bilirubine)
  • Nodig voor vertering
22
Q

Hoe kun je geelzucht indelen? Manier 1

A
  1. Hemolyse
  2. Aangeboren: ongeconjugeerd (Gilbert, Crigler-Najjar), geconjugeerd (Dubin-Johnson, BRIC, PFIC)
  3. Cholestatisch: intra-hepatisch (auto-immuun, viraal, toxisch), extra-hepatisch (maligniteit, stenen)
23
Q

Hoe kun je geelzucht indelen? Manier 2

A

Een andere belangrijke indeling is: pre-hepatisch, hepatische en post-hepatisch

24
Q

Wat zijn de oorzaken van cholestase?

A
  • Extra-hepatisch: galstenen, stricturen galwegen (PSC, chronische pancreatitis, na chirurgie), maligne obstructie (pancreas carcinoom, cholangiocarcinoom, Papil van Vater, lymfadenopathie).
  • Intra-hepatisch: toxisch-medicamenteus (DILI, alcohol), auto-immuun (PSC/PBC, AIH/AIP), virussen, genetisch.
25
Q

Bij welke groep mensen komt PBC met name voor en bij welke groep mensen PSC?

A

PSC vooral bij mannen tussen de 30-40 jaar. PBC vooral bij vrouwen op middelbare leeftijd.

26
Q

Wat is de meest voorkomende reden van cholestase?

A

Cholestase komt het vaakst door galstenen en pancreaskopcarcinoom.

27
Q

Waar kan schade aan de hepatocyt toe leiden?

A

Schade aan de hepatocyt, kan leiden tot celdood, dit zorgt voor inflammatie en langdurige inflammatie zorgt voor fibrose. Wat uiteindelijk kan leiden tot cirrose.

28
Q

Hoe doen we onderzoek naar de leverziekten?

A

Echo, verwijd of niet verwijde galwegen. Verwijd duidt op extra-hepatisch, dan kunnen we voor aanvullend onderzoek een MRCP / ERCP / PTC / EUS doen. Niet verwijd duidt op intra-hepatisch dan kunnen we voor aanvullend onderzoek een bloedonderzoek of leverbiopt doen.