VO 3.2 CFTR dysfunctie Flashcards

1
Q

Wat is de meest voorkomende mutatie in het CFTR? En waar leidt dit tot?

A

De meest voorkomende mutatie is Phe-108 in het CFTR, de mutatie leidt tot cystic fibrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Omschrijf de ziekte CF?

A

Bij CF is de mucuslaag te taai en dat blijft liggen. Het is een ziekte die te maken heeft met water en zout transport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar hebben CF patiënten last van?

A
  • Darmobstructie bij geboorte (meconium ileus): 10-20% van de baby’s met CF.
  • Pancreasfibrose
  • Longontsteking en infectie
  • Zout zweet
  • Mannelijke infertiliteit
  • Levercirrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaat pancreasfibrose en wat zijn daarvan de gevolgen?

A

Er ontstaat cystische fibrose die kan leiden tot exocriene pancreasinsufficiëntie. Na verloop van tijd kan ook de endocriene pancreas achteruit gaan. Pancreasfibrose is er vanaf geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom zijn mannelijk CF patiënten onvruchtbaar?

A

De verbinding tussen de testis en de urethra is verdwenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom treden longontsteking en infecties vaker op bij CF patiënten?

A

Bij CF is de mucuslaag te taai en dat blijft liggen. Bacteriën kunnen dan blijven zitten en koloniseren en dat kan leiden tot longontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe krijgen kinderen met CF levercirrose?

A

Cholestase, door het viskeuze gal, kan leiden tot levercirrose (tien jarige kinderen al)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zijn vrouwen met CF ook onvruchtbaar?

A

Vrouwen zijn verminderd vruchtbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe erft CF over?

A

Recessieve overerving. Erfelijke ziekte ligt op chromosoom 7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de incidentie van het dragerschap en wat is de incidentie van een CF patiënt?

A
  • Incidentie dragerschap 1:30
  • Incidentie CF patiënt 1:3600
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hebben de dragers ook symptomen?

A

Ouders (dragers) hebben geen symptomen –> dragerschap alleen aantoonbaar met genetische test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom gaat de incidentie van CF niet omlaag?

A

Er moet een voordeel voor de revolutie zijn, als je drager bent van CF wordt de diarree minder, bij infectieuze diarreeziekten (zoals bijv. cholera). CFTR is bij dragers minder aanwezig op de darmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat was de meest voorkomende doodsoorzaak van CF patiëntjes in de Middeleeuwen?

A

Ondervoeding als gevolg van gestoorde spijsvertering. Want de pancreas werkt niet. Een andere doodsoorzaak was meconium ileus, 20% overleed aan meconium ileus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bestaat hiervoor nu een medicinale oplossing? Voor een niet functionerende pancreas?

A

Ja, het voor elke maaltijd innemen van een enzym preparaat (Creon®, extract van varkens pancreas, bevat amylase, lipase en proteases). Eventueel aanvullen met maagzuur remmers; cimethidine, Zantac® of omeprazol. Bicarbonaat wordt namelijk ook minder uitgescheiden door de pancreas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zit CFTR in de cel? En wat is de functie?

A

CFTR zit onder de trilharen (oranje puntjes), en zorgt voor secretie van zout en water en HCO3- en zorgt dat de mucuslaag vochtig blijft en goed kan wegstromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het eerste medicijn tegen CF? En wat is de gemiddelde overleving?

A

Orkamby: is het eerste medicijn tegen cystic fibrose. De overleving ligt nu tot ongeveer 37 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waaruit bestaat een zweetklier?

A

Bestaat uit een absorptieve duct (bevat CFTR) en een secretoire coil (bevat CaCC).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe wordt zweet geproduceerd?

A
  1. Zweet wordt geproduceerd door neuronale stimulatie. Die neuronen activeren een chloorkanaal in de coil, een calcium geactiveerd chloorkanaal, CaCC.
  2. Natrium gaat mee met de uitscheiding van chloor, water gaat mee met natrium.
  3. Je krijgt een isotoon secretie. Die komt terecht in de duct. Hier kunnen water en ionen alleen door de cel heen, niet erlangs.
  4. In de ducten zit CFTR en ENaC. Hier wordt Na en Cl uit het zweet gehaald, voor een groot deel. Ons zweet is hypotoon.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurt er met de zweet productie bij CF?

A

Bij CF gaat NaCl het secreet niet uit. Je krijgt isotoon zweet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom proeft het dan zout bij een CF patiënt? Terwijl het isotoon zweet is?

A

Omdat het water verdampt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe kun je aantonen dat iemand CF heeft?

A

Acetylcholine (pilocarpine) gestimuleerde zweettest. Meet de Na en Cl concentratie in het zweet. Na en Cl concentratie verhoogd –> CF.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het verschil tussen het darmepitheel en de zweetklier?

A

Verschil tussen darmepitheel en zweetklier: CFTR zit in de crypt en secreteert chloride i.p.v. absorptie. De crypt en villus zijn waterpermeabel, hierdoor is het secreet isotoon, niet hypotoon.

23
Q

Wat is het gevolg van CF voor de darmen?

A

Bij CF is de secretie in de darm door CFTR er niet meer: met gevolg dat de NaCl, NaHCO3 en water secretie naar de darm omlaag gaat met als gevolg luminale dehydratie. Dit leidt tot verstopping, darmpassage wordt 2 tot 3 keer zo langzaam.

24
Q

Welk deel van CFTR kan gefosforyleerd worden?

A

Het R-domein van CFTR kan gefosforyleerd worden.

25
Q

Bij de ΔPhe508 mutant van CFTR ontbreekt een fenylalanine dicht bij de ATP bindingsplaats in NBD1. Welke eigenschap verandert hierdoor?

A

Eiwitvouwing. Hierdoor is CFTR minder actief en komt het minder op het membraan terecht. Door de fout in vouwing bereiken ze het golgi systeem niet. Helaas is dit eiwit wel compleet goed, maar het wordt afgebroken door de ene mutatie door proteasen.

26
Q

Wat zijn de mutatie klassen van CFTR?

A

I. Geen of getrunceerd eiwit (7%)
II. Processing mutant (85%): fout in het vouwen, bereikt het golgi niet en gaat naar een proteosoom
III. Defect in regulatie (<3%)
IV. Verlaagde Cl- conductantie (+VI: <3%)
V. Verlaagde eiwit synthese (<3%)
VI. Verhoogde turnover

27
Q

Hoe werkt Orkamby?

A

Er is een stofje nodig die ervoor zorgt dat het gemuteerde CFTR in het membraan terecht komt: Orkamby bestaat uit lumacaftor: die houdt het controlesysteem voor de gek en Ivacaftor: als het eenmaal in het membraan zit wordt het maximaal geactiveerd.

28
Q

Wat zou de grote variatie in fenotype tussen individuele CF patiënten bij identiek genotype (bijv. ΔF508/ΔF508) kunnen verklaren?

A
  • Verschil in kwaliteitscontrole van CFTR eiwitvouwing in het ER (bepaald door ~40 chaperone eiwitten!) → variatie in aantal mutant-CFTR kanalen in apicale membraan.
  • Verschillend expressie niveau van compensatoire Cl- kanalen (bijv. CaCCs). De viscositeit kan nog wat verschillen tussen de patiënten.
  • Verschil in voedingstoestand.
  • Contact met virulente Pseudomonas aeruginosa / Burkholderia cepacia stam (segregatiebeleid!).
  • Effectiviteit anti-bacteriële afweer/immuundefensie.
  • Tijdstip van diagnose/start therapie (neonatale screening versus klinische diagnose: ~9 maanden verschil).
  • Therapie trouw enz.
29
Q

CF is een multifactoriële ziekte waarbij de longpathologie overheerst. Waarom wordt er bij de behandeling dan toch zoveel aandacht aan het dieet besteed?

A

Statistisch bewezen, zeer grote invloed van voedingstoestand op het begin en de ernst van de longziekte en (dus) op overleving.

30
Q

Waarom krijgen patiënten met CF darmobstructie bij de geboorte?

A
  • Meconium is zeer visceus waardoor intraluminale obstructie in het terminale ileum
  • Visceus door verlaagd watergehalte in de mucus
31
Q

Wat zijn de twee typen meconium ileus?

A
  • Ongecompliceerde vorm: alleen een intraluminale obstructie
  • Gecompliceerde vorm: gekenmerkt door volvulus (draaiing van de darm om zichzelf heen), perforatie (meconium peritonitis), vorming van een pseudocyste of darmatresie (afgesloten darm)
32
Q

Is er verschil in overleving tussen de kinderen met CF zonder of met meconium ileus?

A
  • Gelijke overleving tussen kinderen met en zonder meconium ileus
  • Mogelijk enige verminderde pulmonale functie na meconium ileus
33
Q

Wat gebeurt er met de pancreas bij CF?

A
  • Taai slijm in afvoerbuis van de pancreas
  • Enzymen kunnen niet weg uit pancreas en beschadigen de pancreas
  • Cystes (cystische) en littekenvorming (fibrose)
  • Bij geboorte 75% van de kinderen exocriene pancreasinsufficiëntie
  • Op de leeftijd van 1 jaar 90%, van de kinderen met CF
  • Deze schade ontstaat dus al vóór de geboorte!
34
Q

Wat zijn de symptomen van pancreasinsufficiëntie?

A
  • Frequente, volumineuze, stinkende ontlasting
  • Rode billen
  • Bolle buik
  • Ondervoeding
  • Lage spiegels van de vet oplosbare vitamine
    » op de voorgrond staat vetmalabsorptie
35
Q

Waarom stinkt de poep heel erg bij een pancreasinsufficiëntie?

A

Steatorroe ten gevolge van tekort aan lipase en bicarbonaat in de CF darm => Bacteriën in darm produceren uit het onverteerde vet kleine vetzuren en gassen, zoals methaan. En dat methaan stinkt heel erg.

36
Q

Wat is de behandeling van een pancreasinsufficiëntie?

A

Enzymen (Creon) nodig om vet, eiwit en zetmeel uit de voeding op te nemen
De kleintjes krijgen poeder, dan granulaat, dan capsules.

37
Q

Wat is DIOS?

A

Obstructie van de dunne darm.

38
Q

Waarom hebben de kinderen met CF last van buikpijn?

A
  • Veel kinderen met CF hebben last van buikpijn
  • Sommigen dagelijks, sommigen 1 x per maand
  • Verschillende oorzaken van buikpijn
  • Een van de belangrijkste is verstopping van de darmen door ontlasting
39
Q

Hoe vaak komt obstipatie voor?

A
  • In de algemene populatie: 20%
  • Bij kinderen met CF: 47%
40
Q

Waarom komt obstipatie vaker voor bij kinderen met CF?

A
  • Darm inhoud is vaster dan normaal
  • Onvoldoende zout (+ water) uitscheiding
  • Onvoldoende vertering: darminhoud lost slecht op
  • Afwijkende slijmconsistentie: taai
41
Q

Wanneer heb je het hoogste risico op obstipatie?

A
  • Meconium ileus als pasgeborene
  • Onvoldoende (vet)vertering bv bij te weinig Creon gebruik
42
Q

Wat is de behandeling van obstipatie?

A
  • Voldoende Creon suppletie
  • Eventueel maagzuurremming toevoegen (creon wordt beter opnomen in een basisch milieu)
  • Laxeermiddelen: ontlasting wordt dunner door aantrekken van water=> makkelijker poepen
43
Q

Wat zijn de klachten bij DIOS?

A
  • (Krampende) pijn in de rechter onderbuik
  • Minder tot geen ontlasting
  • Palpabele massa rechter onderbuik
  • Misselijkheid
  • Braken
  • Opgezette buik
  • Verminderde eetlust
44
Q

Wat is de prevalentie van DIOS bij kinderen met CF?

A
  • ‘Life time’ prevalentie kinderleeftijd: 7-8%
  • Voorkomen stijgt met toenemende leeftijd
  • Vaak recidiverend
45
Q

Wat zijn de risicofactoren voor DIOS?

A
  • Meconium ileus of DIOS in voorgeschiedenis
  • Pancreasinsufficientie
  • Dehydratie
  • Inadequate pancreasenzymsuppletie: Kan leiden tot verlengde transit time
  • 10-20% na longtransplantatie: dehydratie, opiaten
46
Q

Wat is de behandeling van DIOS?

A
  • Vergelijkbaar met obstipatie
  • Gezien risico perforatie vaak ernstige klachten opname in ziekenhuis
  • Oraal en rectaal laxeren
  • Cave chirurgische ingreep (als niks helpt)
47
Q

Wat zie je op dit plaatje?

A

DIOS

48
Q

Hoe ontstaat levercirrose door CF?

A

Gal is taai, verstopping afvoergangen gal
- Stase van bacteriën
- Schade aan levercellen door uitscheiding van cytotoxische stoffen in de gal
- Gal stase geeft activatie van ontstekingsfactoren
»> vorming van littekenweefsel

49
Q

Wie krijgen CF leverziekte?

A
  • Pancreasinsufficiëntie
  • Meconiumileus
  • Piekleeftijd tussen 2-10 jaar
50
Q

Wat is de behandeling van CF leverziekte?

A
  • Ursodeoxycholzuur voor betere gal afvloed
  • Vitamine K voor aanmaak stollingseiwitten
  • Goede voedingstoestand behouden, dit voorkomt progressie
51
Q

Wat heeft invloed op de voedingstoestand bij patiënten met CF?

A
  • Verminderde intake: interactie, psychosociale problemen, eetproblemen
  • Verhoogd verbruik: infectie, verminderde longfunctie
  • Verhoogd verlies: malabsorptie (pancreasinsufficiëntie , darmresectie, leverziekte: minder galafvloed) en CF gerelateerde diabetes
52
Q

Wat laten meerdere studies zien over het verband tussen CF en voedingstoestand?

A
  • Meerdere studies: voedingstoestand is een sterke voorspeller van morbiditeit en mortaliteit bij CF-patiënten.
  • Duidelijke associatie tussen ondervoeding en verslechtering van longfunctie
53
Q

Waardoor is de voedingstoestand verbeterd sinds 1960?

A
  • Betere controle van malabsorptie => nieuwere vorm pancreasenzym suppletie
  • Dieet met hoog vetgehalte en hoog caloriegehalte
  • Introductie van sondevoeding d.m.v. gastrostomie
  • Betere monitoring van groei en voedingstoestand
  • Aanwezigheid van richtlijnen
  • Neonatale screening
54
Q

Wat zijn de grote veranderingen in CF wereld de afgelopen 10 jaar?

A
  • Nieuwe medicatie
  • Hielprikscreening
  • Opsporing mildere mutaties
  • Langere overleving