Leçon 10: Spécialisation en santé mentale et psychiatrie Flashcards

(99 cards)

1
Q

specialisatie geestelijke gezondheidszorg en psychiatrie

A

spécialisation en santé mentale et psychiatrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een namiddag

A

un(e) après-midi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een verzorging

A

un soin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

handwerk

A

des travaux manuels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de ruimte

A

l’espace

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de Tweede Wereldoorlog

A

la deuxieme guerre mondiale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een seizoen

A

une saison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de winter

A

l’hiver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de lente

A

le printemps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de zomer

A

l’été

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de herfst

A

l’automne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een boodschap

A

un message

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een overgrootmoeder

A

une arrière-grand-mère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het laatste oordeel

A

le jugement dernier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het vagevuur

A

le purgatoire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de maand

A

le mois

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een vogel

A

un oiseau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het land

A

le pays

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een visser

A

un pêcheur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de kliniek
het ziekenhuis

A

la clinique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

het ziekenhuis

A

l’hôpital

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de gevangenis

A

la prison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een trap

A

un escalier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een ladder

A

une échelle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
het dak
le toit
26
een woord
un mot
27
het getal
le nombre
28
het resultaat
le résultat
29
het geheugen
la mémoire
30
de taal
le langage
31
een horloge
une montre
32
een potlood
un crayon
33
de zin
la phrase
34
de knie
le genou
35
de capaciteit de bekwaamheid
la capacité
36
de vorm
la figure
37
beginnen
commencer
38
voorbijgaan verstrijken
s'écouler
39
zich vergissen
se tromper
40
vertrekken
partir
41
opsluiten
enfermer
42
zich voelen
se sentir
43
vluchten ontsnappen weglopen
s'enfuir
44
sturen
envoyer
45
betalen
payer
46
bezorgd zijn om zich zorgen maken over
se préoccuper de
47
drukken
appuyer
48
geloven
croire
49
weten
savoir
50
twijfelen aan
douter de
51
uitleggen
expliquer
52
uitlachen spotten met
se moquer de
53
leven
vivre
54
onthouden
retenir
55
herhalen
répéter
56
opnieuw vragen
redemander
57
aftrekken-optellen
soustraire-additionner
58
59
stoppen
arrêter
60
spellen
épeler
61
plooien
plier
62
schrijven
écrire
63
Waaruit bestaat...?
En quoi consiste...?
64
Het gaat over...
Il s'agit de...
65
doen beseffen
faire prendre conscience de...
66
zo langzamerhand tot iets komen
en arriver à...
67
Ik heb u beetgehad!
Je vous ai eu(e)!
68
zeker
sûr
69
aangezien
vu que...
70
donker
sombre
71
straks
tout à l'heure
72
in de omgekeerde richting
à l'envers
73
een moeilijkheid
une difficulté
74
drinken
boire
75
zelfmoord plegen
se suicider
76
nadenken
réfléchir
77
beloven
promettre
78
met zelfmoordgedachten
suicidaire
79
zich gedeprimeerd voelen
se sentir deprimé
80
ik ben het beu
j'en ai marre
81
zich alleen voelen
se sentir seul
82
vertrouwen
faire confiance
83
een brandwonde
une brûlure
84
de Meester van de wereld
le Maître du monde
85
de macht
la puissance
86
de energie
l'énergie
87
een leger
une armée
88
achtervolgen
poursuivre
89
voelen (psychologisch of fysiek)
ressentir
90
vechten
se battre
91
sterk
fort
92
onmenselijk
inhumain
93
alleen
seul
94
Ze zullen mij niet kleinkrijgen!
Ils ne m'auront pas!
95
het hoofd bieden aan iemand
tenir tête à quelqu'un
96
Ze kunnen niets doen tegen mij.
Ils ne peuvent rien contre moi.
97
een heel leger
toute une armée
98
ik slaag erin
j'y arrive
99
zich beter voelen
se sentir mieux