Negatieve peer relaties Flashcards

(29 cards)

1
Q

Sociale teruggetrokkenheid

A

Actieve isolatie vs. sociale teruggetrokkenheid
Subtypes:
- angstig-teruggetrokken
- onsociaal
- sociaal ontwijkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociaal ontwijkend

A

Iemand wil geen contacten aangaan en trekt zich terug uit sociale situaties door angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Angstig teuggetrokken

A

Iemand wil wel contacten aangaan, maar trekt zich terug uit angst
- heeft de meeste negatieve gevolgen, omdat er een discrepantie is tussen de behoeften en werkelijke situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gevolgen van sociale terugtrekking

A
  • zwakkere sociale vaardigheden
  • meer internaliserende problemen
  • cascade-ontwikkelingmodel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cascade ontwikkelings model

A

Interplay tussen individu en omgeving waardoor sociale teruggetrokkeheid en mentale problemen over de tijd steeds erger worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Afwijzen

A
  • relatief stabiel! (oefenvraag)
  • gerelateerd aan sociaal gedrag
  • ontwikkelingscascafe
  • oook in volwassenheid effecten
  • cyberball uitkomsten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Afwijzen gerelateerd aan sociaal gedrag

A
  • sociale vaardigheden
  • internaliserende problemen
  • agressie
  • ADHD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ontwikkelingscascade

A
  • externaliserend gedrag
  • hostile aattributie bias
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hostile attribution bias

A

Het negatief/vijandig interreteren van ambigue cues, waardoor er vaak een meer negatieve reactie wordt gegeven zoals agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cyberball uitkomsten

A
  • fundamentele behoeften (self-esteem, belonging, controle, betekenisvol bestaan)
  • intrapersonlijk
  • interpersoonlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pesten

A
  1. doelgericht
  2. machts-imbalans
  3. steeds opnieuw
  4. pijnlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hechtingstheorie bij pesten

A

Rol van werkmodellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sociale informatieverwerking bij pesten

A
  • vijandigheid zien (hostile attribution bias)
  • verwachten dat agressie positief resultaat geeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functionele modellen

A
  • status krijgen in de peer groep
  • evolutionaire perspectieven (signaleren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pesters
- 5-12%

A

Heterogene groep
- lage vaardigheden en laag zelfvertrouwen?
- manipulatief, narcistisch, machtig en populair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Slachtoffers
- 8-20%

A
  • internaliserende problemen
  • afwijzing
  • geen vrienden
  • volgens cognities en doelen van pesters: makkelijk slachtoffers
  • healthy context paradox
16
Q

Healthy context paradox

A

De effecten van pesten zijn groter in een omgeving waar weinig gepest wordt en pesten niet normaal is

17
Q

Perster-slachtoffers

A
  • hoge afwijzing
  • internaliserende en externaliserende problemen
  • impulsiviteit en emotie deregulatie
  • moeilijke thuissituatie
  • lage sociale vaardigheden?
18
Q

Proactieve agressie

A

Toepassen van agressie om een doel te bereiken
- dit is wat pesters vooral gebruiken

19
Q

Reactieve agressie

A

Toepassen van agressie als reactie op een gebeurtenis
- dit is was pester-slachtoffers vooral gebruiken

20
Q

Consequenties van pesten

A
  • pesten maakt je niet sterker
    Slachtoffers
  • van negatief zelfbeeld tot zwakkere fysieke gezondheid
  • healthy context paradox
    Pesters
  • externaliserende problemen
  • agressieve interpersoonlijke relaties
    Pester-slachtoffers
  • meest problematische groep
21
Q

Groepsprocess bij pestern

A

Versterker moedigt pester aan
Assisten help de pester
Verdediger helpt het slachtoffer
Buitenstaander observeert de situatie

22
Q

Leerkrachten bij pesten

A
  • matig overlap voor prosociaal gedrag
  • verschil tussen docenten
  • goede vaardigheid
  • weten wat pesten is
  • signaleren
  • laelen
  • kenmerken van leerkrachten die samenhangen met pesten
23
Q

Pesten op de werkvloer

A

Situaties waarin een werknemer herhaaldelijk en over tijd wordt blootgesteld aan intimiderend gedrag van een of meer collega’s (inclusief ondergeschikten en leidinggevende) en waarbij de beoogde persoon niet in staat is zichzelf te verdedigen tegen deze systematische oneigenlijke behandelingen
- prevalentie 15%

24
Werkomgevingshypothese
Een negatieve werkomgeving verhoogt het pestgedrag - werkdruk - werkonzekerheid - rol conflict
25
Individuele dispositie hypothese
Eigenschappen van het slachtoffer leiden tot pestgedrag - neuroticisme - introversie
26
Pesten bij oudere volwassenen
- relevant fenomeen: begeleid wonen etc. - bewoner naar bewoner agressie - appartementencomplexen voor senioren
27
Discriminatie
De onrechtvaardige of bevooroordeelde behaneling van verschillende groepen mensen - fysieke gezondheid - mentale gezondheid - zelfbeeld
28
Hoe kunnen we discriminatie voorkomen?
- waarderen van culturele verschillen - iedereen gelijk behandelen