SCHIZOFRENIESPECTRUM EN ANDERE PSYCHOTISCHE STOORNISSEN Flashcards

1
Q

Epidemiologie schizofrenie

A
Ontstaansleeftijd
mannen gemiddeld vijf jaar eerder dan vrouwen
Mannen
• meestal adolescentie/ vroege 
volwassenheid (16-35 jaar)
• mannen zelden na 40e levensjaar
Vrouwen
• meer variabel
• helft ontwikkelt na 30e, soms zelfs 
na 65e jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dimensies van symptomatologie

Schizofrenie

A

Psychose (hallucinaties en wanen
Motivatiestoornis (avolitie of amotivatie),
Affectieve dysregulatie (depressie, manie)
Veranderingen in informatieverwerking (cognitieve
stoornissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vier omgevingsfactoren schizofrenie

A

tegenspoed in het vroege leven (Trauma)
opgroeien in een stedelijke omgeving
positie in een minderheidsgroep
cannabisgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Risicofactoren schizofrenie

A
Genetisch
• 22q11-deletiesyndroom 
Intelligentie 
• laag IQ 
Urbanisatiegraad 
• Geboren worden en opgroeien in een stedelijke omgeving 
Trauma
• Trauma in de jeugd
Prenatale en perinatale 
risicofactoren 
Overige risicofactoren 
• gebruik van cannabis 
Migratie
• Nederland verhoogd risico
• 1e en 2e generatie 
Surinamers
• 1e generatie Antillianen
• 1e en 2e generatie 
Marokkaanse mannen (Sociaal-economische status van de ouders: geen belangrijke invloed!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Epidemiologie en beloop schizofreniespectrumstoornis

A

Beloop
•Symptomatisch in het algemeen redelijk gunstig
•Sociaal minder gunstig
•Progressief beloop bij 25%
Herkenning
•Tijdige herkenning van (eerste) psychose ontbreekt
•groot aantal verdwijnt uit zorg na eerste
contacten
Interventies
•Goede GGZ kan ‘natuurlijk’ beloop beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vier vragen voor de anamnese

A

Wat zijn de klachten (symptomen/signs)?
Wat is het beloop van de klachten?
Wat is de invloed van de klachten op het dagelijks
functioneren?
Wat is er tot nu aan gedaan en wat was het effect?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Classificatie versus diagnostiek

A
Classificatie is per definitie onpersoonlijk
Diagnostiek is wel persoonlijk
• de structuurdiagnose beschrijft 
• welke klachten
• mogelijke predisponerende, uitlokkende of onderhoudende factoren
• indien relevant 
• typering van de persoonlijkheid
• organische factoren 
• stressoren/trauma’s 
• samenhang tussen al deze factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DSM-IV naar DSM-5 Schizofrenie

A

Afschaffing van de klassieke subtypen van schizofrenie
verheldering van beloopspecifiers
opheffen van de uitzonderingspositie van schneideriaanse ‘eersterangssymptomen’
verheldering van
• het onderscheid tussen schizofrenie en schizoaffectieve stoornis
• de relatie tussen schizofrenie en katatonie
Bij schizoaffectieve stoornis verschuift het perspectief van een episodische naar een lifetimediagnose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Classificatie van psychotische stoornissen

A
schizofrenie
schizofreniforme stoornis
schizoaffectieve stoornis
waanstoornis
kortdurende psychotische stoornis
andere gespecificeerde of ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis (voorheen psychotische stoornis NAO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Criteria voor schizofrenie

A

A. >=2 van de volgende kenmerken (waarvan
elk in een periode van één maand een
significant deel van de tijd aanwezig is:
(minimaal 1,2 of 3)
• Wanen
• Hallucinaties
• gedesorganiseerd spreken
• ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
• negatieve symptomen
B. Niveau van functioneren ligt op een of meer
belangrijke levensgebieden duidelijk onder het
niveau van het begin van de stoornis.
C. Symptomen van de stoornis zijn gedurende
ten minste zes maanden ononderbroken
aanwezig.
D. Uitgesloten zijn een schizoaffectieve stoornis en een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken.
E. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of aan een somatische aandoening.
F. Indien er een voorgeschiedenis is met een autistische spectrumstoornis wordt de aanvullende diagnose schizofrenie alleen gesteld indien er gedurende ten minste één maand (of korter indien met succes behandeld) opvallende wanen of hallucinaties zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanen

A

Een niet corrigeerbare dwaling in het denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Typen wanen

A

Betrekkingswaan
• gebeurtenissen, voorwerpen of andere mensen hebben een speciale betekenis
Vervolgingswaan
• lastiggevallen of bedreigd voelen of samenzweringen
vermoeden
Schuld- of zondewaan
• meent gestraft te worden voor zonden, wangedrag enz.
Grootheidswaan
• patiënt gelooft dat hij een talent of toekomstig
machthebber is
Vergiftigingswaan
• denkt vergiftigd te worden
Querulantenwaan
• denkt dat hem een groot onrecht is aangedaan. Via (hoger) beroep, cassatie, brieven aan ministers, staatshoofd etc. tracht men zijn “recht” te halen
Somatische waan
• overtuigd dat er iets mis is met de lichaamsfuncties
Erotomanie
• overtuigd dat iemand verliefd op hem is
Jaloersheidswaan
• veelal dat de seksuele partner van de betrokkene ontrouw is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bizarre wanen

A

In DSM-IV waren bizarre wanen en tegen elkaar
sprekende of commentaar leverende stemmen
voldoende om te voldoen aan criterium A.
Schneidersymptomen werden gezien als
pathognomonisch (uniek) voor schizofrenie.
Bizar is een interpretatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Niveau van functioneren bij schizofrenie

A

• Lager niveau van functioneren op een of
meerdere levensterreinen
– Werk, studie, sociale contacten, zelfverzorging etc.
• Knik in de levenslijn, knik in het functioneren

het ligt onder het niveau van het begin van de stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Duur van het ziekteproces

A

• Actieve symptomen minimaal een maand
• ‘Symptomen van de stoornis’ minimaal zes maanden
– Introduceert zekere mate van chroniciteit
– Doel onderscheid schizofrenie van andere
psychotische stoornissen

symptomen van de stoornis zijn minstens 6 maanden aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Criterium C: duur van het ziekteproces

A

De 6 maanden bestaan vaak uiT:
• prodromale fase (voorafgaand aan doorbraak psychose)
• actieve fase met criterium-A-symptomen
• restfase (restverschijnselen na de actieve fase).
Prodromale fase:
• Achteruitgang functioneren (onafgebroken voor de actieve fase)
Restfase
• periode met symptoms and signs direct na actieve fase
• afgezwakte positieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vaststellen van het ziekteproces

A

soms makkelijk: acuut psychotisch
soms onmogelijk: beeld wat langzaam verergert
cave recall bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

remissie vs herstel

A

Remissie: sterk verminderen/verdwijnen van de symptomen
Hertstel: functioneren op meerdere levensgebieden op oud nivo.
Herstel vanuit de herstelbeweging:• zinvolle invulling van het leven• persoonlijk herstel

19
Q

Uitstuitingscriteria

A
D. Uitgesloten zijn een schizoaffectieve
stoornis en een stemmingsstoornis met 
psychotische kenmerken
– anamnese van stemmingsklachten
– Maak een tijdlijn van symptomen 
• Differentiaal diagnostisch doorslaggevend: de mate van overlap in de tijd van stemmingsklachten en psychose
E. De stoornis kan niet worden toegeschreven 
aan de fysiologische effecten van een middel 
of aan een somatische aandoening.
– Uitsluiten van een organische oorzaak 
psychotische symptomen bijv.
– corticosteroïden 
– een hersentumor
– L-Dopa
20
Q

schizofreniforme stoornis

A

Voldaan aan criteria voor schizofrenie Echter symptomen
(inclusief prodromen en restfase) korter dan zes maanden:
merendeel voldoet uiteindelijk aan criteria schizofrenie.
Specifier: Wat zijn prognostisch gunstige factoren?
Gunstig voor de prognose (minstens twee)
– acuut begin (psychose binnen vier weken na de
eerste aanwijzingen voor verandering in gedrag)
– verwardheid of verbijstering hoogtepunt psychose
– goed pre-morbide sociaal en beroepsmatig functioneren
– afwezigheid van vlak affect

21
Q

Waanstoornis

A

Aanwezigheid van (vaak hardnekkige) wanen (minimaal één maand).
Functioneren niet beperkt (Geen algemene deterioratie)
behalve als dit direct voortvloeit uit de psychose.
Hallucinaties mogen wel indieninhoudelijk samenhangen wet de waan.
niet prominent aanwezig
Vaak ongevoelig voor antipsychotica
Subtypes:
Achtervolgingstype,
erotomaan type;
grootheidstype;
jaloersheidstype;
somatisch type; gemengd

22
Q

Kortdurende psychotische stoornis

A

Duur: >1 dag<1 maand
symptomen: Wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak of katatoon of verward gedrag kunnen voorkomen.
Kenmerkend: binnen een maand grotendeels of volledig herstel naar het premorbide niveau van functioneren.
Begin: • vaak plotseling • symptomen kunnen elkaar snel afwisselen
Subtypes: met duidelijke stressor• zonder duidelijke stressor • post partum • met katatonie

23
Q

Psychotische stoornis door een somatische aandoening

A

Lichamelijke aandoening directe oorzaak van de psychose
Aandoening vastgesteld en pathofysiologie verklaart symptomen
Tijdsrelatie: ontstaan aandoening en psychotische symptomen
Soms symptomen atypisch voor bekende psychotische stoornissen
Uitsluiting
• Dementie
• Niet uitsluitend tijdens een delirium
Subtypes:
• met hallucinaties;
• met wanen
Volledig inzicht in ontstaan -> geen sprake gestoorde reality testing, geen diagnose psychose

24
Q

Psychotische stoornis door een middel/medicatie

A

Direct (patho)fysiologisch verband tussen gebruik middel en ontstaan van psychose
Soms klinische presentatie atypisch
Tijdsrelatie: gebruik van middelen en optreden symptomen.
Typerend: na staken gebruik verdwijnen symptomen (enkele dagen tot weken)
• Remissie meestal volledig
• Meerdere episoden met volledige remissie tussen episoden
• diagnose vrij zeker
Voorgeschiedenis: psychotische episode zonder middel -> diagnose minder waarschijnlijk.
Onvolledige remissie
•mogelijk een andere psychotische stoornis met exacerbaties door middelengebruik
Discussie: Veel patiënten met schizofrenie gebruiken drugs
• Kan exacerbatie van klachten geven of een terugval

25
Q

Specifiers: Psychotische stoornis door een middel/medicatie

A

– Begin tijdens onttrekking

– Begin tijdens intoxicatie

26
Q

Schizofrenie spectrum of andere psychotische stoornis

A
Gespecificeerd
Voorbeelden
• Waanstoornis met beperkt functioneren
• Alleen hallucinaties
Tijdelijke of voorlopige diagnose
Ongespecificeerd 
Geen tijd, bijv. spoedeisende hulp
27
Q

Somatische oorzaken psychosen

A
auto-immuunziekten
endocrinologische oorzaken
infectieuze oorzaken
metabole oorzaken
neurologische oorzaken
vitaminedeficiënties, elektrolytstoornissen en hematologische oorzaken
(Delier en dementie)
28
Q

Schizoïde persoonlijkheid

A

• afstandelijkheid in contacten en een beperkt of
afgevlakt affect
• geen behoefte aan sociale of intieme contacten,
voorkeur voor solistische activiteiten.
• Contactstoornis begint in de vroege volwassenheid

29
Q

Schizotypische persoonlijkheid

A

• onvermogen tot aangaan van betekenisvolle sociale
contacten
• vóórkomen van cognitieve en perceptuele
eigenaardigheden
• milde varianten van hallucinaties en wanen
• vaak wonderlijk taalgebruik met vage, wijdlopige
uiteenzettingen
• Soms gedrag of uiterlijk excentriek
• Begin in de vroege volwassenheid.

30
Q

Wat te doen bij verdenking somatische oorzaken

psychose?

A

Somatische
• tractusanamnese
• voorgeschiedenis
• familieanamnese
algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek
heteroanamnese en informatie van de huisarts
late debuutleeftijd zonder psychiatrische voorgeschiedenis
katatone kenmerken
zeer acuut begin
niet-akoestische hallucinaties
‘niet-pluisgevoel’

31
Q

Stappenplan somatisch onderzoek bij nieuwe presentatie psychose

A
  1. screening voor aanwijzingen onderliggende somatische oorzaak in:
    - dossier/huisarts, tractusanamnese, hetroanamnese, LO +neurologisch onderzoek, aandacht algemene kenmerken (latere leeftijd, familie geschiedenis, katatonie, acuut ontstaan etc)
    als aanwijzingen somatiek/niet pluis gevoel
  2. differentiaal diagnose opstellen
  3. overleg met somatisch specialist, doorverwijzen
    4 gericht aanvullend onderzoek lab urine ed
  4. conclusie en beleid maken
32
Q

comorbiditeit

A
Eerder regel dan uitzondering
– Verslaving
– Posttraumatische stressstoornis
– Lichamelijke klachten
• Cardiovasculair
• Metabool syndroom
– Slaapstoornissen
– Angst 
– Depressie (demoralisatie)
33
Q

behandeling schizofrenie

A
Antipsychotica
Psychoeducatie
Psychologische interventies
• Cognitieve gedragstherapie
• Gedachten uitpluizen
• Gezinsinterventies
Aanleren sociale vaardigheden en 
actief begeleiden naar (betaald) werk
34
Q

antipsychotica

A

Vermijden antipsychotica polyfarmacie
Prevalentie antipsychotica polyfarmacie
• 40% and 60% worldwide

35
Q

onvervulde behoeftes

A
Medicijnen
Die cognitie versterken
Die negatieve symptomen bestrijden
•lethargie, apathie, en sociale terugtrekking
Met verbeterd bijwerkingen profiel 
Met betere compliance 

Behandeling voor therapie resistente patiënten

36
Q

Met verbeterd bijwerkingsprofiel

A
Clozapine of olanzapine in combinatie met 
–Diëtiste
– Toevoegen
• Metformine
• (Samidorphan)
–a mu-opioid receptor antagonist
37
Q

Therapie resistente schizofrenie

A

Bij refractaire positieve of negatieve symptomen: verhoog de clozapine spiegel tot >350 ng/ml
Bij clozapine-refractaire positieve symptomen: • Combineer met tweede antipsychoticum (amisulpride of orale aripiprazole) • of augmentatie met ECT
Bij negatieve symptomen: • wacht op delayed response van clozapine
Clozapine-refractaire negatieve symptomen: • augmentatie met antidepressiva

38
Q

Psychoeducatie

A

Aan patiënt
voorlichting en leren omgaan met de ziekte
acceptatie en rouwverwerking

Aan familie
Patiënt vaak minder geïnteresseerd, familie vaak
hongerig naar kennis

39
Q

Psychotherapie: CGT

A

Auditieve hallucinaties
• Opvattingen over de herkomst, macht en bedoeling van de stemmen
• Opvattingen over de stemmen samen onderzoeken
• eerdere gebeurtenissen
• gedragsexperimenten
• Naarmate er minder macht wordt toegeschreven aan de stemmen, vermindert de lijdensdruk.
Paranoïde wanen
• Waan blijft door selectieve aandacht voor gevaar en extreem vermijdingsgedrag
• Exposure aan verondersteld gevaar en gedragsexperimenten .
• Neiging naar conclusies te springen
• Uitdagen : bedenk meerdere verklaringen voor wat je overkomt.
Depressieve stoornis en aanwezig negatief zelfbeeld vragen altijd aandacht.
De effectgrootte klein tot middelmatig; bij auditieve hallucinaties > dan bij wanen

40
Q

Derde generatie cognitieve behandelingen

A

Mentalization
Acceptance and commitment therapy
Mindfullnesstraining
Competitive memory training (COMET)

41
Q

Comorbide stoornissen behandelen met psychotherapie

A
depressieve stoornis 50%
middelengebruik 47%
sociale fobie 36%
PTSS 29%
Obsessieve Compulsieve stoornis 23%
Paniekstoornis 15%
42
Q

Goede zorg voor mensen met een psychose

A
Optimale zorg heeft een doel of ambitie: EPAzorgbehoeften met een derde verminderen in tien jaar tijd door 
– de herstelbeweging
– innovaties in psychotherapeutische interventies
• cognitieve gedragstherapie
• traumabehandelingen
– maatschappelijke participatie en werk
• individuele plaatsing en steun, IPS
– brede implementatie van FACT
43
Q

Conclusie

A
Ken de differentiaal diagnose psychotische stoornissen
Behandeling pijlers
• Medicatie
• Psychoeducatie
• Psychotherapie
• Aanleren sociale vaardigheden
Comorbiditeit komt veel voor
Toon ambitie