stressweerbaarheidsmodel Flashcards
(16 cards)
1
Q
het kwetsbaarheid-stressmodel
A
- algemeen
- overkoepelend model
- welke factoren een rol spelen bij de ontwikkeling van bepaalde mentale aandoening
- mens doorheen zijn leven verschillende stressoren: endogeen (van binnenuit) of exogeen (van buitenaf)
- vaststelling: individu draagt kwetsbaarheid in zich (vulnerability of diathesis) + rol omgevingsfactoren (stressbronnen) - toepassing
- draagkracht (kwadrant gezondheid naar ziekte/diagnose) en draaglast
- de balkmetafoor
- de metafoor van het touw
2
Q
oorsprong
A
- algemeen
- als verklaring voor het ontstaan van psychotische episodes bij schizofrenie
- artikel van Zubin en Spring gaf de aanzet tot verdere ontwikkeling
- na beoordelen van 6 benaderingen van etiologie die nu het veld domineren: ecologische, ontwikkelings-, leer-, genetische, interne omgevings- en neurofysiologische modellen
- tweede-ordemodel, kwetsbaarheid = de gemeenschappelijke noemer (wijsheid van alle modellen bundelen) - tweede-ordemodel
- methoden voor het vinden van markers van kwetsbaarheid voorgesteld in de hoop het veld nieuw leven in te blazen
- exogene en/of endogene uitdagingen kunnen crisis uitlokken (afh van intensiteit van de opgewekte stress en de drempel om deze te verdragen);
- iemands kwetsbaarheid (of weerbaarheid) > crisis homeostatisch beheersen (evenwicht houden) of leiden tot psychotische episode (bij schizofrenie) of het ontwikkelen van aandoening
3
Q
drie typen etiologische modellen
A
- veldtheoriemodellen
- focus: factoren die voortkomen uit de externe omgeving (exogeen) van organisme
- de ecologische niche die het bezet - gedragspsychologische modellen
- focus: factoren die voortkomen uit de ervaringen
- door middel van leren en ontwikkelingsprocessen - biologische modellen
- focus: factoren die voortkomen uit de interne omgeving
- ook wel endogene factoren (zoals genen, biochemie en neurofysiologie)
4
Q
stresswaarde van levensgebeurtenissen
A
- algemeen
- waarde hangt af van de perceptie van dreiging/gevaar door een individu;
- overeenkomsten aangetoond, maar steeds aanzienlijke ruimte individuele verschillen
- de metafoor van een touw - toepassing
- individu kan verschillend reageren op stress, met al dan niet blijvende veranderingen of schade als gevolg
- als grens voorbijgestoken worden en dus breken (wanneer inadequate copingmechanisme toegepast worden) > ontstaan mentale aandoeningen
5
Q
coping
A
- betekenis
- de cognitief-emotionele en gedragsmatige strategieën/vaardigheden
- doel: met stressvolle gebeurtenissen of negatieve psychologische en fysieke gevolgen om gaan en te beheersen - copingvaardigheden: beïnvloeden hoe vatbaar iemand is voor het ontwikkelen van mentale problemen
6
Q
de metafoor van een touw
A
- algemeen
- touw dat aan het plafond hangt en waaraan een gewicht is bevestigd
- afh van het aanpassingsvermogen of draagkracht van het touw kan het op vier manieren reageren op het gewicht (draaglast) - vier manieren reageren
- het touw kan onveranderd blijven, maar eventueel wel warmte produceren
- het touw kan tijdelijk uitrekken, maar terug de oorspronkelijke lengte aannemen als het gewicht wordt weggenomen
- het touw kan blijvend uitgerekt worden
- het touw kan breken
7
Q
het werk van Ingram en collega’s
A
- algemeen
- stress in wetenschappelijke onderzoek > erkend als een belangrijke factor in de ontwikkeling en het verloop van psychopathologie
- gevolg: stress als een primaire determinant van mentale problemen
- negatieve gebeurtenissen veroorzaken psychologische aandoeningen (vb. de link tussen een ongunstige sociale omgeving en het ontstaan van depressie) - onderzoek naar mogelijke verbanden
- consequent een relatie tussen de ervaring van stressvolle levensgebeurtenissen en het ontstaan van depressie
- 50% die met depressie zijn gediagnosticeerd ervaren ernstige stress vóór het begin
- bijkomende perspectieven: langdurige (levens)stress > specifiek subtype van depressie veroorzaken
- uit: niet alle individuen ontwikkelen een aandoening = gevolg: erkenning dat kwetsbaarheidsprocessen belangrijke componenten zijn van psychopathologie
8
Q
stressfactoren
A
- algemeen
- levensgebeurtenissen (groot of klein) die de mechanismen verstoren die de stabiliteit van de fysiologie, emotie en cognitie handhaven;
- negatieve life events (verlies van dierbare, auto-ongeluk), dagelijkse beslommeringen en socio-economische factoren
- ook interne factoren, zoals vb. bepaalde vormen van neurodivergentie of de mate waarin iemand bepaalde omstandigheden als stressvol ervaart (vb. hoogsensitieve persoon) of andere kwetsbaarheden (vb. verslaving) - omgevingsomstandigheden
- eenzelfde worden door de ene persoon als niet stresserend ervaren ≠ door andere als heel stresserend
- afh van hun situatie en context
9
Q
kwetsbaarheid
A
- betekenis
- verwijst naar de oorzakelijke mechanismen die leiden tot psychopathologie
- als predispositie die latent aanwezig is, maar niet per se onveranderlijk !! (auteurs leggen sterk de nadruk op kwetsbaarheid als ‘trait’ eerder dan ‘state’)
- vb. vrouw zijn is een risicofactor voor veel vormen van psychopathologie ≠ de oorzaak van) - verschillende modellen
- variëren in de nadruk die verschillende onderzoekers leggen op verschillende componenten
- de ontwikkeling van psychopathologie = complex en omvat talrijke kwetsbaarheidsfactoren + interactie tussen die factoren en stress
10
Q
algemeen diathese-stressmodellen
A
- betekenis
- hulpmiddelen die ons in staat stellen om beter te begrijpen hoe predispositionele factoren uit verschillende domeinen de vatbaarheid voor psychopathologie kunnen vergroten;
- voldoende voorwaarden creëren voor het ontstaan van een bepaalde mentale aandoening
- rekening houdend met ontwikkelingservaringen, biologische kwetsbaarheden, psychologische gevoeligheden en socio-economische en culturele achtergrond - werkwijze
- interactie tussen voorafgaande risicofactoren en situationele stressoren > nuttig voor het beschrijven wie een aandoening zal ontwikkelen en wie niet !!
11
Q
toepassing diathese-stressmodellen
A
- vaststellingen
- mensen hebben bepaald niveau van kwetsbaarheid
- iedereen heeft bepaalde treshold naar aanleiding van zijn of haar predisposities (= voorspellende factoren) voor het ontwikkelen van een mentale aandoening;
- ieder individu eigen punt waarop ze bepaalde aandoening zullen ontwikkelen - bepalende factoren
- afh van interactie tussen de mate waarin risicofactoren bestaan
- afh van de mate van stress
12
Q
competentie, beschermende factoren en veerkracht
A
- algemeen
- het tegenovergestelde van kwetsbaarheid te begrijpen
- veerkracht = geheel aan factoren die een persoon bestand maken tegen schadelijke effecten van stressoren;
- bepaalde persoonlijkheidstrekken (zoals openness en altruism) en het bezitten van een sterk sociaal netwerk;
- het aanpassingsvermogen om te herstellen van stressvolle situaties bij tegenspoed en negatieve life events - veerkracht en kwetsbaarheid
- tegenovergestelde van een kwetsbaarheidscontinuüm
- modellen specificeren niet of veerkracht het ontbreken van kwetsbaarheidsfactoren is of gevolg van specifieke beschermende factoren
- interactie tussen kwetsbaarheid (diathese) en stress > bepaalt kans op psychopathologie;
- bij hoge kwetsbaarheid = weinig stress nodig voor een aandoening
- bij hoge veerkracht = veel stress nodig
13
Q
een kwetsbaarheid-veerkracht relatie
A
- algemeen
- afnemende veerkracht, en toenemende kwetsbaarheid = kans neemt toe dat stress kan resulteren in aandoening
- toenemende veerkracht = risico op een aandoening neemt af (≠ verdwijnt)
- conclusie: veerkracht wijst op weerstand tegen mentale aandoeningen (≠ volledige immuniteit)
- idee van veerkracht makkelijk in een diathese-stress model
14
Q
diathese-stressmodellen: risico-veerkracht model (of risk-resilience continuum model)
A
- algemeen
- nadruk op de mate van coping die mensen hebben tegen het ontwikkelen van een bepaalde mentale problematiek (drempel)
- stress ≠ grote levensgebeurtenissen (ook dagdagelijkse beslommeringen)
- nadruk veerkracht (of weerbaarheid) = beschermende factoren om bestand te zijn
- rekening met de ernst van de ervaren psychopathologie;
- continuüm van kwetsbaarheid, variërend van kwetsbaar tot veerkrachtig,
- continuüm van ernst van de aandoening - toepassing
- zelfs meest veerkrachtige mensen risico op het ontwikkelen van significante symptomatologie (bij voldoende stress)
- zeer kwetsbare mensen = ernstige dysfunctionele toestand (bij aanzienlijke stress)
15
Q
studie van Schiele en collega’s over de ontwikkeling van angststoornissen
A
- algemeen
- oorspronkelijke concept (Zubin & Spring) opnieuw bekijken (te weinig nadruk op dynamisch aspect van stress);
- begrip van het ‘kwetsbaarheid-stressmodel’ bij mentale moeilijkheden uitbreiden > driedimensionaal ‘kwetsbaarheid-stress-coping’ of G × E × C model (= genetics, environment, coping interactie) - coping en drempel naar aandoening
- lage coping verlaagt de drempel tot ziekte, zelfs bij lage genetische kwetsbaarheid - vooral bij exogene adversiteit (vb. negatieve life events, tegenslagen)
- hoge coping werkt als buffer > impact van genetische en omgevingsfactoren verminderen, waardoor drempel stijgt
- coping = beschermende of risicofactor (afh van het niveau en de context)
16
Q
studie van Schiele en collega’s: klinisch oogpunt
A
- algemeen
- copingvaardigheden (of algemene zelfeffectiviteit) zijn dynamisch en kneedbaar
- doel: gerichte preventieve interventies bij personen die vatbaar zijn voor het ontwikkelen + drempel tussen welzijn en ziekte te verhogen - toepassing
- algemene zelfeffectiviteit neemt toe na stressmanagementtraining bij studenten;
- en zelfmanagementinterventies bij ernstige mentale aandoeningen
- cognitieve gedragstherapie
- klinische symptoomverbetering bevordert bij de diagnoses paniekstoornis en sociale angststoornis