wie ben ik als lerende en als professional? Flashcards

(30 cards)

1
Q

leerinhouden

A
  1. mijn lerende ik (onderwijs)
    - de lagere school, de middelbare school, hoger onderwijs, vervolgopleiding, hoger onderwijs
    - tweedekansonderwijs (TKO) & levenslang leren met beperkte scholing
  2. mijn professionele ik (HR)
    - op zoek naar een (eerste) job
    - ontslag/werkloosheid
    - burn-out & life/work balans
    - werkhervatting (vb. na ziekte)
    - op pensioen: nieuwe rol, betekenisvolle tijdsinvulling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

life events: mijn lerende ik

A
  1. algemeen
    - neurodiversiteit (dyslexie, dyscalculie, ADHD, ASS, hoogbegaafdheid, hoog-sensitiviteit) = veel verschillende studenten
    - studiekeuzeproces (enorm veel keuzes = bang de verkeerde keuze te maken)
  2. stress en faalangst
    - aandacht voor het ‘unieke’ kind en de ‘unieke’ jongere
    - 25% van de studenten (onderzoek UCLL)
    - depressie, hopeloosheid, stijging alcoholgebruik, verminderd immuunsysteem
    - persoonlijkheidskenmerken: perfectionisme + te veel druk voelen (prestatiemaatschappij)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

levenslang leren (met een beperkte scholing)

A
  1. algemeen
    - tweedekansonderwijs (TKO)
    - Centra Basiseducatie (Ligo)
    - doelgroepen nieuwkomers
    - VDAB (vb. opleiding en werk combineren, bij werkloosheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

werkloosheid/ontslag

A
  1. sterk uiteenlopende situaties, context is bepalend:
    - de aanleiding van het werkloos worden (vb. aflopend contract, arbeidsconflict, ziekte)
    - de manier waarop werkgever en werknemer uit elkaar gaan (vb. regelingen, begeleiding, conflict)
    - het ‘vangnet’ dat de persoon tot zijn beschikking heeft (vb. financiële reserves, partner met inkomen, naasten)
    - leeftijd, eerdere ervaring met werkloosheid, zicht op nieuwe job, angst voor discriminatie, (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn
  2. gemene delers in beleving
    - teleurstelling en verdriet
    - onzekerheid met betrekking tot de financiële situatie
    - het idee minder van nut te zijn
    - hoe langer je werkloos bent = hoe moeilijker veerkrachtig te zijn (stress + schaamte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

video geluksdriehoek.be - werkloosheid

A
  1. algemeen
    - het ontbreken van werk (negatief + heel problematisch voor welzijn/gezondheid)
    - controleverlies
    - negatieve gevolgen
    - balans: zoeken naar werk + alternatieven vinden (vb. vrijwilligerswerk > tijd invullen)
  2. voordelen van werk
    - structureert ons leven
    - kans op sociale contacten (gevolg: sociale isolatie)
    - identiteit en status (wat we doen)
    - bijdrage leveren aan de samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

burn-out

A
  1. betekenis
    - een psychologische (negatieve) ervaring die gevoelens, houdingen, motieven en verwachtingen omvat;
    - impact: problemen, stress, ongemak, disfunctioneren en/of negatieve gevolgen
  2. hoe ontstaat burn-out?
    - stressmechanisme maakt stresshormonen vrij (doel: lichamelijk/mentaal functioneren)
    - in rust: herstel (tijdens diepe slaap) ≠ weinig rust > actiever dan goed voor je (= roofbouw)
    - gevolg: overprikkeld, spierpijn, hoofdpijn, hartkloppingen (stressklachten)
    - overspannen > burn-out = mechanisme neurohormonaal ontregeld:
    - 2 varianten: hyper = overactief mechanisme en hypo (ergste variant) = onderactief (vb. heel veel slapen en toch vermoeid > overeenkomst ‘depressie’)
  3. herstel
    - overspanning: 6 tot 9 maand
    - burn-out: minstens 1 tot 2 jaar
    - professionele hulp (belangrijk: mogelijk vroege symptomen van overspannenheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

differentiaaldiagnose van burn-out (1-3)

A
  1. spanningsklachten
    - verstoren dagelijks functioneren niet in ernstige mate
    - aard: allerlei (niet systematisch door werk)
    - duur: tijdelijk
  2. overspanning
    - ernstige stressklachten verstoren sociaal functioneren
    - onhoudbare spanningsklachten
    - aard: allerlei (niet systematisch door werk)
    - duur: tijdelijk
  3. chronische vermoeidheid
    - algemene vermoeidheid, geen werkgerelateerd disfunctioneren, vooral lichamelijke symptomen
    - aard: allerlei (niet systematisch door werk)
    - duur: langdurig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

differentiaaldiagnose van burn-out (4-5)

A
  1. depressie
    - verlies interesse en eetlust
    - disfunctioneren
    - stemmingsstoornis
    - aard: alle aspecten van het leven
    - duur: langdurig
  2. burn-out
    - langdurige en werkgerelateerde overspanning
    - disfunctioneren
    - vooral psychische symptomen (energiestoornis)
    - aard: werkgerelateerd
    - duur: langdurig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mogelijke stressoren

A
  1. tijdens de jeugd
    - negatieve jeugdervaringen: mishandeling, verwaarlozing, middelengebruik, psychische ziekte ouders of geweld in gezin
    - harde vormen van opvoeding
  2. chronische traumatisering
    - verhoogd risico op somatische en psychiatrische aandoeningen
    - enorme persoonlijke, gezondheids- en maatschappelijke impact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

protectieve factoren en (in) effectieve coping

A
  1. protectieve factoren
    - veerkracht op het individu + familiale + sociale niveau;
    - zelfredzaamheid/zelfzorg
    - familienetwerk
    - sociaal netwerk als opvangnetwerk
  2. ineffectieve coping
    - vermijden
    - vluchten in non adaptief gedrag
    - self-harm, verslaving, etc. (palliatief palet > zie Portzky)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het verschil tussen burn-out en depressie?

A
  1. algemeen
    - overlap: somberheid en moeilijk concentreren
    - burn-out: term die niet wordt gebruikt in de psychiatrie (diagnose door geen enkele arts betrouwbaar vast te stellen)
    - meer onderzoek vereist
    - herstel: gemiddeld 300 dagen tijd (= lange tijd)
  2. heb je bij burn-out klachten ook meteen een burn-out?
    - burn-out klachten = lichte stressklachten (zoals ‘ik zie op tegen mijn werk’) ≠ burn-out: thuis en overbelast en uitgeput
    - is de één meer vatbaar? > iedereen heeft eigen stressorkest (adrenaline en cortisol):
    - kijken naar de unieke persoon
    - kinderen en jongeren ook burn-out (te weinig onderzoek, wel gevoelige periode: de puberteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

creativiteit en inventiviteit

A
  1. ik kan het (nog) niet
    - positief werkboek
    - kinderen leren omgaan met faalangst
    - herkennen van faalangst
  2. theater van A tot Z
    - handvaten om te praten over thema’s als sociale media en burn-out
    - doelgroep: 15+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

theoretische modellen: faalangst

A
  1. algemeen
    - spanningsklachten, angst (emotioneel: ervaringsgerichte component)
    - impact op 3 aspecten in je leven
  2. drie componenten
    - emotioneel (ervaringsgericht)
    - cognitief (hoe sterk is je innerlijke criticus)
    - gedragsmatig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

twee types: actief en passief faalangstig

A
  1. actief faalangstige personen
    - hoge mate van faalangst
    - sterke intrinsieke prestatiemotivatie en/of extrinsieke prestatiemotivatie
    - doen er alles aan om mislukking te vermijden door heel hard te werken + aan zichzelf hoge eisen te stellen
    - de intense, perfectionistische voorbereiding verhoogt niet alleen de kans op succes > ook angst onder controle houden
  2. passief faalangstige personen
    - leggen hun doelstellingen tijdens voorbereiding heel lang
    - hoge mate van faalangst
    - eerder lage intrinsieke prestatiemotivatie
    - in praktijk: soms ten onrechte als luiheid of gebrek aan interesse beschouwd (moeilijk herkenbaar)
    - gevolg: te weinig doen (vb. achteraf ‘ik heb te weinig gedaan’)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

toepassing: de LASSI

A
  1. betekenis
    - veelgebruikte vragenlijst die nagaat hoe studenten hun studie- en leerstrategiën en leermethodes beoordelen
    - ontwikkeld aan de Universiteit van Texas
    - vertaald door prof. dr. Willy Lens en prof. der. Marlies Lacante (KU Leuven)
    - 10 schalen peilen naar studievaardigheden, motivatie en zelfregulatie
  2. schalen (informatief)
    - informatieverwerking
    - selecteren van hoofdideeën (belangrijke info definiëren)
    - teststrategieën (doeltreffend voorbereiden)
    - angst
    - attitude
    - motivatie
    - concentratie
    - zelftesting
    - gebruik van ondersteunende technieken en materialen
    - tijdsbeheer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

classificerende diagnose: faalangst

A
  1. classificerende diagnose (APA): condities waarin angst problematisch is:
    - wanneer de angst een niveau bereikt dat de persoon als ongewild en onredelijk ervaart
    - wanneer de angst consistent is over tijd en een specifiek type van situaties
    - als de persoon ofwel bevreesde situaties met intense angst of emotionele pijn ondergaat of ze net allemaal vermijdt
    - wanneer de angst significant interfereert met het functioneren en het welzijn
  2. oorzaken en uitlokkende factoren
    - genetische predispositie + situationele factoren:
    - opvoeding
    - schoolklimaat
    - perfectionisme
    - ‘quantumsprong’ (tussen middelbaar en hoger)
17
Q

zelfdeterminatietheorie

A
  1. algemeen
    - van toepassing op verschillende levensdomeinen (vb. school, sport)
    - motivatie en betrokkenheid beter begrijpen vanuit dit kader
  2. basisbehoeften: ABC
    - autonomie: jezelf mogen zijn, mogen kiezen, mee mogen nadenken en beslissen
    - verbondenheid: erbij horen, een goede band hebben met belangrijke mensen uit je omgeving
    - competentie: je bekwaam voelen om dingen tot een goed einde te brengen
18
Q

zelfeffectiviteitstheorie (competentie)

A
  1. betekenis
    - de mate waarin iemand in staat is tot zelfeffectiviteit
    - heb ik eerder positieve of negatieve ervaringen?
    - een rolmodel (dat ervoor zorgt dat ik sterk in mijn schoenen sta?)
    - mensen die in mij geloven
    - fysiologische feedback (lichamelijke reactie bij het uitvoeren van taken)
  2. extra: hechtingstheorie
19
Q

ZDT en burn-out

A
  1. algemeen
    - autonome vormen van motivatie zijn geassocieerd met een sterker werkengagement en lagere stress en lagere burn-outcijfers
    - werknemers hebben bepaalde noden (vb. autonomie);
    - vaardigheden ontwikkelen + verbondenheid met collega’s
  2. toepassing
    - burn-out gaat over de ‘gehele’ werkcontext
    - vb. iemand met een burn-out kan zijn werk heel graag doen > collega’s ervaren competitie of mensen roddelen
    - multifactorieel: vb. echtscheiding
20
Q

aandacht en onderzoek rond burn-out (grassroots concept)

A
  1. algemeen
    - grassroots concept = vanuit samenleving zelf ontwikkeld (in plaats van theorie)
    - vandaag: “major problem in many workplaces around the world”
    - gerelateerd aan werk zelf, maar ook aan de sociale relaties op het werk + alles eromheen
    - motivatie om iets te bereken aangetast > de vlam opgebrand
  2. resultaten
    - 3 dimensies:
    - uitputting: diepe staat van vermoeidheid
    - cynisme (negatieve afstand van collega’s of het werk) en onthechting (‘depersonalisatie’)
    - gevoel van ineffectiviteit en gebrek aan voldoening
    - geen medische diagnose > in de literatuur: chronische stressaandoening
21
Q

sociale kaart

A
  1. algemeen
    - tweedekansonderwijs (beperkte scholing)
    - Ligo, Centra voor Basiseducatie (beperkte scholing)
    - DigiSkills Belgium (volwassenonderwijs)
    - alternative ways (mensen met migratieachtergrond, nieuwkomers)
  2. andere
    - overkop Gent: jongeren met faalangst of eender welke moeilijkheden
    - saamo.be: werkeloosheid (recht op arbeid, wonen en sociale bescherming)
    - adviescentrum welzijnszorg POBOS (Temse)
    - pobos.be: verkennend screeningstool
22
Q

online hulpmogelijkheden

A
  1. algemeen
    - digikriebels.be (voor kleuters) (disclaimer: te veel schermtijd af te raden !!)
    - Nok Nok: de veerkrachttest
    - of test/oefeningen via ‘geluksdriehoek.be’
    - onderwijskiezer (VDAB) (disclaimer: meerdere testen zijn niet evidence-based)
23
Q

innovatieve voorstellen om veerkracht te verhogen

A
  1. veerkracht en onderwijs
    - intrinsieke motivatie stimuleren via schoolklimaat
    - zelfdeterminatieconcept (haalbare uitdagingen + constructieve feedback)
    - betrokkenheid en warmte
24
Q

opiniestuk van Dirk de Wachter

A
  1. algemeen
    - de verantwoordelijkheid voor veerkracht zit in de omgeving (en niet alleen in het individu)
    - samenleving heeft een heel stigmatiserend beeld
    - sterke basis: het palliatief palet = hoe constructief leef je (dagdagelijkse activiteiten: voldoende slaap, sporten, gezond eten)
  2. veerkracht in 6 stappen
    - maak verbinding
    - zorg voor een sterke basis
    - oefen een lenige geest (positief denken)
    - zoek troost (wees nieuwsgierig) (al het moois dat de wereld te bieden heeft)
    - zoek een nieuw evenwicht (aan de slag met wat je is overkomen)
    - zie veerkracht niet als een prestatie
25
pijlers om veerkracht te verhogen (Portzky)
1. haal je algemeen stressniveau structureel naar beneden 2. blijf van bepaalde producten 'af' (zoals alcohol, drugs) 3. bewaak je 'palliatieve pallet' 4. de combinatie van cognitieve training en gewichtstraining (5. vermijd geraffineerde suiker (impact op endorfine)) - specifieke doelgroep: zwaarlijvig of obees - overmatig gebruik > natuurlijke endorfine niet aanmaken (gevolg: verhoogde stressreacties)
26
de rol van de psychologisch consulent (1-2)
1. preventie in schoolcontext - ZDT: stimuleren van autonome motivatie - belang van keuzebegeleiding - werken aan passief vermijdingsgedrag - vroege detectie faalangst (essentieel: structuur en perspectief) - aandacht voor coping en onvoorwaardelijke aanvaarding hulpvraag (= veerkrachtversterkend) 2. levenslang leren - screenen op variabele die een rol spelen in het succesvol doorlopen van een studiecurriculum - vragenlijst studie- en examenvaardigheden levenslang leren (VaSEV-LLL)
27
de rol van psychologisch consulent (3-5)
3. emotieregulatie-strategieën (FEEL-KJ): adaptieve, maladaptieve en externe regulatie bij kinderen en jongeren - leerlingenbegeleiding via RIASOC 4. hulpmiddelen - goede diagnostiek - veerkrachtmeting: heel wat voordelen, signaalfunctie (vb. burnout assessment tool) - alertheid: langdurige spanning en burn-out zijn doorgaans multifactorieel bepaald 5. bij burn-out - preventie en herkenning - moeilijk diagnose te stellen > wel spanningskenmerken (signalen van chronische stress)
28
de 10 signalen van chronische stress
1. gebrek aan plezier in dagelijkse activiteiten 2. moeite met ontspannen, zelfs in rust 3. kort lontje en emotioneel instabiliteit 4. piekeren en dingen moeilijk loslaten 5. fysieke klachten (vb. spierpijn en hoofdpijn) 6. verminderde concentratie en vergeetachtigheid 7. slaapproblemen, zoals moeilijk inslapen of doorslapen 8. futloosheid na een werkdag 9. neiging om door te blijven werken ondanks vermoeidheid 10. sneller ziek door een verminderde weerstand
29
macro
1. actuele maatschappelijke tendensen - 1 op 7 leerlingen verlaat middelbaar zonder diploma (in centrumstede: 1 op 5) - 'i feel burned out at work': stijging sinds corona
30
algemeen micro-meso-macro
1. algemeen (geen vraag: samenhang) - micro: innerlijke, individuele ervaring - meso: interactie met anderen - macro: nationaal of globaal 2. wel: ethisch-deontologisch handelen - beperkte toegang tot zorg - onrechtvaardige ongelijkheid (vb. mensen van kleur hebben minder toegang tot gezondheidszorg)