Studietaak 6 Flashcards

(14 cards)

1
Q

rol van experiment bij testen/toetsen van hypothesen

A

1 experimenten bieden een gestructureerde manier om waarnemingen te doen

2 om die waarnemingen te vergelijken met wat we zouden verwachten te observeren als de onderzochte hypothese waar zou zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken van een experiment

A

1 onderzoeker brengt specifieke veranderingen aan in een systeem en observeert de effecten van deze verandering

2 gebruik van empirisch bewijs om de waarnemingen te vergelijken en de wetenschappelijke overtuigingen te rechtvaardigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

variabele

A

alles wat kan variëren, veranderen of in verschillende waarden voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onafhankelijke variabele

A

een variabel die op zichzelf staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Afhankelijke variabele

A

een variabele waarvan de verandering afhangt van een andere variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Externe variabele

A

andere variabelen naast de onafhankelijke variabele die de waarde van de afhankelijke variabele kunnen beïnvloeden

(bv confounding variabele/derde variabele)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kenmerken perfect gecontroleerde experiment

A
  1. verwachtingen zijn duidelijk verwoord
    * operationeel gedefinieerd
    * clusterindicatoren
  2. ingrijpen op onafhankelijke variabele
  3. alle andere variabelen worden gecontroleerd
    * direct (alle externe variabelen worden tijdens een interventie op constante waarden gehouden)
    * indirect (externe variabelen laten varieren op een manier die onafhankelijk is voor de interventie)
    – Experimentele groep
    – Controle groep
  4. experiment is blind of dubbelblind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is belangrijk bij experiment?

A

Voorspellingen moeten duidelijk het verschil aangeven tussen slagen en falen. Problemen bij duidelijke verwachtingen formuleren van een experiment, want hypotheses bevatten vaak concepten en variableen die niet makkelijk te testen zijn.

2 manieren om vage concepten te karakteriseren op een manier die metingen mogelijk maakt;
- operationele definite (specificatie van voorwaarden waaronder een specifiek concept van toepassing is)
- clusterindicatoren (markeringen van een variabele om deze nauwkeuriger te meten zonder deze te vereenvoudigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een interventie

A

directe manipulatie van een waarde van een of meerdere onafhankelijke variabele met als doel om te onderzoeken hoe die verandering invloed heeft op de afhankelijke variabele.

kenmerken van een geschikte interventie;
- valide
- chirurgisch
- sterk genoeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Derden variabelen

A

externe variabelen die varieren op manieren die de waarde van afhankelijke variabele op onverwachte manieren beinvloeden. (bv. Hawthorne-effect & observer bias)
- kunnen verantwoordelijk zijn voor eventuele veranderingen in de afhankelijke variabele
- kunnen de invloed van onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele tegengaan

Daarom opzet van experiment baseren op de noodzaak om de mogelijkheid van verstorende variabele te minimaliseren.

Randomisatie (geen garantie, dus steekproefomvang moet groot genoeg zijn)
Blind experiment
Dubbelblind experiment
Placebo effect
Misleiding

aspecten van experimentele opstelling
- fysieke aspect
- technologische aspect
- situationele aspect
- temporele aspect
- sociale aspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Experimenteel ontwerp

A
  • kan mogelijheid van valse afwijzing worden uitgesloten
  • kan mogelijkheid van vals bevestiging worden uitgesloten
  • zijn alle concepten duidelijk
  • is het verschil tussen falen en slagen duidelijk
  • zijn er controles ingesteld om vooroordelen en verwachtingen te elimineren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn hulpaannames

A

Dit zijn aannames die waar moeten zijn om ervoor te zorgen dat de gegevens de beoogde relatie hebben met de hypothese die wordt onderzocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt onderdeterminatie in

A

Beschikbaarheid van alternatieve verklaringen voor onderzoeksresultaten. Wanneer de onderzoeksbevindingen de verwachtingen tegenspreken is het niet perse zo dat de hypothese onjuist is. Het kan ook aan de hulpaannames liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kalibratie

A

metingen van het ene instrument vergelijken met die van een ander om nauwkeurigheid van het instrument te controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly