Tentamen Flashcards
(49 cards)
Wat zijn de drie connotaties van het woord ‘geschiedenis’ in de bredere maatschappij?
De positieve, negatieve en moraliserende connotaties
Wat is de negatieve connotatie van het woord ‘geschiedenis’?
hierbij wordt de term ‘geschiedenis’ gezien als iets ouderwets. Wanneer een spreker meent dat een gebeurtenis tot de geschiedenis behoort, dan beschouwt hij dat niet alleen als voorbij, maar ook voorbijgestreefd
Wat is de dubbele betekenis van het woord ‘geschiedenis’?
In een eerste betekenis verwijst geschiedenis naar het verleden dat voorbij en afgelopen is. Het verleden is res gestae, de gedane zaken.
In de tweede betekenis is de geschiedenis een verhaal over het verleden dat definitief voorbij is. De geschiedenis is een verhaal over gedane zaken, een historia rerum gestarum. Deze verhalen over het verleden werden en worden steeds weer vormgegeven. Geschiedverhalen groeien, worden bevraagd, verworpen en opnieuw gemaakt en geven telkens een andere betekenis aan het verleden
Wat is de positieve connotatie van het woord ‘geschiedenis’?
wanneer een voorval als ‘historisch’ wordt gekwalificeerd, dan betekent dit dat deze aangelegenheid tot een belangwekkende gebeurtenis wordt verheven. Denk aan gebeurtenissen die ‘in de geschiedenisboeken bewaard moeten blijven’.
Wat is de moraliserende connotatie van het woord ‘geschiedenis’?
het idee dat geschiedenis je iets moet leren. De geschiedenis wordt hier gebruikt om aan te leren wat goed of fout is. Dit is een misleidende opvatting. Al wordt vaak gezegd dat de geschiedenis zich herhaalt, het verleden herhaalt zich nooit twee keer in dezelfde vorm. De moraliserende connotatie kan ook gebruikt worden voor conservatieve of reactionaire opvattingen. ‘Historia magistra vitae’ de ‘geschiedenis als leermeester van het leven’.
Het ontologische onderscheid tussen geschiedenis en geschiedschrijving
Geschiedenis als verleden is niet, geschiedenis als verhaal is. Het verleden kan nooit gekend worden, alleen verhalen over het verleden.
Wat is het probleem met de naamgeving van het woord geschiedenis volgens Keith Jenkins?
Zowel de studie zelf als het onderwerp dat het bestudeert wordt met hetzelfde woord geduid, namelijk geschiedenis. Hij stelt een verandering van termen voor: in plaats van ‘geschiedenis bestudeert geschiedenis’, ‘de geschiedschrijving bestudeert het verleden’.
Het verschil in taalgebied betreffende de geschiedenis als wetenschap
In Duitsland behoort de geschiedenis tot de geisteswissenschaften, in Nederland tot de geesteswetenschappen. In het Engels wordt er gesproken over social sciences, nooit over historical science, geschiedschrijving is hier deel van de humanities. Historici zijn in het Engels geen scientist, maar scholars, dit komt ook in het Nederlands voor; historici worden eerder als onderzoekers dan als wetenschappers beschreven. Door sommigen wordt het begrip ‘historische wetenschap’ als oxymoron gezien, omdat het woord ‘wetenschap’ in die definitie wordt behouden voor de exacte wetenschappen
Postmodernistisch kritiek op het vak geschiedenis
Vanaf 1960 was er veel kritiek op het historisme, deze kritiek stroomde mee met het postmodernisme. Bestond er wel iets als objectiviteit, zekerheid of waarheid? Het postmodernisme zette zich af tegen het idee dat het verleden bestond uit een opgaande lijn van middeleeuwen tot moderniteit, of van primitief naar hoogontwikkeld, waarbij het heden steeds beter werd. Ook reageerden postmoderne denkers tegen de manier waarop historici over het verleden schreven. Was er wel objectiviteit in de geschiedschrijving? Was Ranke te naïef? Was onderzoek naar iets wat niet bestaat überhaupt wel mogelijk?
Emplotment
het literaire proces om het ongrijpbare en chaotische verleden te vatten in een plot, een verhaal met een structuur, en vooral met een begin en een einde.
De linguistic turn in de geschiedschrijving
Volgens postmodernisten werd de werkelijkheid door taal gestructureerd. Er bestond er geen verleden, alleen maar verhalen over het verleden. Overal zien postmodernisten narratieven terug. Historici lazen bronnen, verhalen uit het verleden, en maakten daar in feite een nieuw verhaal van. Er werd gewezen op de historische ‘verbeelding’ van de geschiedschrijving.
res gestae
De gedane zaken. In contrast met historia rerum gestarum, een verhaal over gedane zaken
Historia rerum gestarum
Een verhaal over de gedane zaken. In contrast met res gestae, de gedane zaken.
Historia magistra vitae
de ‘geschiedenis als leermeester van het leven’.
Epistemologie
De tak van filosofie die de aard, oorsprong en grenzen van kennis onderzoekt
Historisme
De zoektocht naar objectieve geschiedschrijving in de late negentiende en de vroege twintigste eeuw wordt ‘historisme’ genoemd. Historisme werd binnen de geschiedwetenschap vernauwd tot heuristiek en bronnenkritiek
Hoe moesten historici de ‘waarheid’ van het verleden vinden, volgens Leopold von Ranke?
Historici moesten de ‘waarheid’ over het verleden vinden in sporen die van het verleden zijn overgebleven, ook wel de ‘bronnen’. Historici moesten ‘naakte’ bronnen aanleveren, zonder romantische of vergezochte interpretatie. Alle bronnen moesten geconsulteerd worden, ook die in bibliotheken of archieven. En bronnen moeten kritisch geanalyseerd worden.
Contingentie
het gegeven dat historische gebeurtenissen en ontwikkelingen het resultaat zijn van een toevallige samenloop van omstandigheden (ze gebeuren op een bepaalde plek, op een bepaald moment, op een bepaalde manier).
Karl Poppers ideeën over wetenschappelijke uitspraken
Volgens Karl Popper moesten wetenschappelijke uitspraken weerlegbaar (falsifieerbaar) zijn. Ze moeten dan ook expliciet en goed afgebakend worden geformuleerd, zodat je ze kunt controleren.
De historicus’ positie als insider en outsider
De outsider-positie heeft betrekking op het belang van de afstand tussen onderzoeker (de historicus) en zijn onderzoeksobject (het verleden). De gedachte is dat iemand die zich buiten datgene plaatst wat hij onderzoekt, zonder vooroordelen, vrijer en objectiever kan zijn.
De insider-positie gaat juist over het idee dat een onderzoeker (de historicus) zijn onderzoeksobject (het verleden) ‘van binnenuit’ moet leren kennen. De historicus zal zich moeten inleven: het standpunt van personen uit het verleden moeten proberen te begrijpen.
Presentisme
De term presentisme wijst op een benadering van geschiedenis waarin het heden volledig in functie wordt gesteld van het heden (hedendaagse ideeën en concepten worden anachronistisch gebruikt in analyses van het verleden)
Analogische inductie
Bij analogische inductie gebruik je informatie over een gelijkaardige gebeurtenis, om lacunes in het bronnenmateriaal te compenseren.
Stilzweigendheidsargument
Met het stilzwijgendheidsargument grijp je het zwijgen van een bron aan om informatie te verkrijgen.
Microstoria
Bij ‘microstoria’ zoomt de historicus in op kleine gemeenschappen of individuen (om hun dagdagelijks leven te reconstrueren).