Week 7 Flashcards
(29 cards)
Materiële anachronismen
wanneer historische actoren worden geconfronteerd met objecten die in hun tijd nog niet bestonden, waar ze in hun sociale context nog niet mee vertrouwd konden zijn, of die toen al in onbruik waren geraakt
Performatieve anachronismen
handelingen die uit de tijd zijn geplaatst. Vaak gekoppeld met materiële anachronismen. Denk aan: tv-kijken in de 19e eeuw, mensen die tomaten eten in de middeleeuwen of joggen in de eerste helft van de twintigste eeuw.
Structurele anachronismen
wanneer bepaalde en sociale mentale patronen aan een tijd worden toegeschreven waarin ze nog niet of niet meer bestonden. Veel historici benadrukken dat het denken van ‘het zelf’, zoals we dat in de moderne tijd kennen, slechts in het achttiende-eeuwse Europa ontstond
Functie-aanduidende anachronisme
wanneer personen worden bekleed met functies die zij in die periode niet hadden. Zo is de zin ‘De Amerikaanse president Ronald Reagan speelde in 1951 mee in de film Bedtime for Bonzo’ verwarrend, omdat Reagan geen president was toen de film werd opgenomen, dat gebeurde pas in 1981.
Institutionele anachronismen
anachronismen die ontstaan wanneer instelling of organen op een manier worden benoemd die voor die periode niet van toepassing was. De zin ‘de Tsjecho-Slowaakse componist Antonin Dvorak’ is fout, aangezien Dvorak in 1904 overleed, voordat Tsjecho-Slowakije werd opgericht.
Semantische anachronismen
wanneer concepten of termen overgeplant worden naar periodes waarin die nog niet of niet meer worden gebruikt. Dit is ten dele onvermijdelijk, omdat historici immers concepten gebruiken die de historische actoren niet hebben gekend. Bijvoorbeeld wanneer we spreken van ‘726 v.C.’, de Christelijke jaartelling bestond voor de mensen van de tijd nog niet, dus dit zou technisch gezien een semantisch anachronisme zijn, al zullen veel historici er geen probleem mee hebben.
Narratieve anachronismen
wanneer gebeurtenissen en handelingen worden gesitueerd in narratieve patronen die niet eigen zijn aan de beschreven periode of context, maar die de positie van de auteur verraden. De dominantie van het overwinnaarsperspectief op de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog heeft ertoe geleid dat er tot 1965 nauwelijks aandacht was voor het hoge aantal Joden dat uit Nederland weggevoerd werd.
Normatieve anachronismen
anachronismen gebaseerd op het impliciete normatieve kader van de auteur. In de zin ‘met de grondwetsherziening van 1917 kwam er algemeen kiesrecht in Nederland, maar dit gold helaas nog niet voor vrouwen’ uit de auteur met het woord ‘helaas’ een waardeoordeel. De historicus moet niet oordelen vanuit hun positie in het heden, maar wel vanuit de interne logica van het verleden. Een zin als ‘aderlatingen, die vandaag terecht als medische kwakzalverij worden bestempeld, waren tot diep in de negentiende eeuw gemeengoed in West-Europa’ is correct, maar een zin als ‘tot diep in de negentiende eeuw geloofde men in West-Europa in kwakzalverijen zoals aderlatingen’ niet.
Post hoc, ergo propter hoc
hierna, dus hierdoor, is een drogredenering die ervan uitgaat dat omdat verschijnsel B zich na verschijnsel A afspeelt, dit causaal moet zijn.
Diachrone benadering
een vergelijkend onderzoek door de tijd heen, bij een synchrone benadering wordt er op een punt in de tijd gekeken (bijvoorbeeld op verschillende plekken).
Lineaire tijdsopvatting
de tijd loopt hier van een begin naar een eindpunt. Vooral erfenis van de joods-christelijke traditie, ook wel heilsgeschiedenis genoemd. Maar ook tijdens de verlichting en zelfs bij het marxisme.
Cyclische tijdsopvatting
patronen in de natuur zoals de terugkerende seizoenen, het zaaien en oogsten elk jaar, water dat van bron naar zee stroomt zorgde voor een cyclisch tijdsbesef.
Arnold Toynbee
reageerde tegen een lineaire tijdsopvatting door aan te tonen dat beschavingen kwamen en gingen. Beschavingen konden vier fases doorlopen: ontstaan, groei, conflict en desintegratie. Ontwikkelingen gebeurden door challenge en response, door reacties op uitdagingen konden maatschappijen aan innerlijke kracht winnen. Sommigen vonden zijn model zo breed dat het nietszeggend was.
Longue durée
lange duur, Braudel toonde dat geografie zoals bergen, vlakten, kusten, eilanden en water rondom de Middellandse Zee uiterst langzaam en bijna onwaarneembaar veranderden. Dit was een histoire immobile, een geschiedenis die nauwelijks bewoog
Fernand Braudel
een belangrijk figuur in de Annales school die de opvattingen over tijd in de geschiedschrijving radicaal veranderde. Volgens hem verliep het verleden op verschillende snelheden afhankelijk van het thema. Hier was geografie het langzaamst, de politiek het snelst en de economie zat daartussenin.
Conjuncture
middellange duur, een cyclisch tijdsbesef bepaald door de sociaal-economische conjunctuurbewegingen die hoogtepunten en dieptepunten in golven afwisselden. Dit ging sneller dan de politiek, maar langzamer dan de geografie.
Es événements, la politique et les hommes
Courte durée of korte duur, de gebeurtenissen, politiek en mensen veranderden het snelst, vergeleken met de geografie en economie.
Comparatieve geschiedenis
Marc Bloch wilde van geschiedwetenschap een comparatieve discipline maken waarin geografische vergelijking centraal staat. Hij onderscheidde twee manieren voor deze historische vergelijking: een eerste waarbij eenzelfde fenomeen door de tijd en de wereld werd bestudeerd, en een tweede waarbij gelijktijdige of naburige gemeenschappen werden vergeleken. Voor historici vond h
Imagined communities
Benedict Anderson stelt dat staten functioneren via ‘verbeelde gemeenschappen’. Inwoners van een staat voelen zich deel van een grotere gemeenschap, zonder dat dit eigenlijk op reëel contact met andere inwoners van die staat is gebaseerd. Gemeenschappen bestaan hoofdzakelijk door de perceptie van een gedeelde identiteit. Door het postmodernisme werden de ‘imagined communities’ gezien als een product van een negentiende-eeuws nationalisme.
Postcolonial history
het oorspronkelijke doel was om de grote gemarginaliseerde groepen uit de Derde Wereld een plaats te geven in de geschiedschrijving
Postcolonial theory
een mengvorm tussen antropologie, culturele studies, politieke wetenschappen, geografie en gendergeschiedenis.
Global history
een geschiedenis met een benadering vanuit een globaal perspectief zonder het eerdere eurocentrische beeld
Transnationale geschiedenis
een tak van de geschiedwetenschap die zich bezighoudt met hoe ontwikkelingen binnen de geschiedenis van één land zijn gevormd door de ontwikkelingen buiten dit land. Histoire croisée of connected history.