Week 8 Flashcards

(7 cards)

1
Q

Incidentele oorzaken

A

gebeurtenissen die weer andere, ‘grote’ gebeurtenissen tot gevolg hebben. Incidenten zijn eenmalige gebeurtenissen die op een bepaalde tijd en plaats plaatsvinden. Dit gebeurt op korte termijn. Het combineren van incidentele oorzaken met structurele oorzaken kan tot een verklaring van gebeurtenissen leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Structurele oorzaken

A

de stand van zaken in de achtergrond. Structuren kunnen de geografische, economische, sociale, politieke of culturele kenmerken van de maatschappij zijn. Dit speelt zich op de lange termijn af. Het combineren van incidentele oorzaken met structurele oorzaken kan tot een verklaring van gebeurtenissen leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bedoelde gevolgen

A

wanneer de beoogde doelen van een actie gerealiseerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onbedoelde gevolgen

A

gevolgen waarvan niet van te voren bedacht was dat ze zouden komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het bepalen van het gewicht van factoren

A

er moet gekeken worden naar de frequentie, of de factoren daadwerkelijk iets in gang zetten en de reikwijdte van factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Contrastvergelijking

A

je vergelijkt verschillen tussen gevallen om tot een verklaring te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Parallelvergelijking

A

je zoekt naar overeenkomstige factoren die op verschillende plaatsen eenzelfde gebeurtenis of verschijnsel in gang hebben gezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly