Unidad 3 Flashcards
(157 cards)
1
Q
alto / alta
A
hoog(gelegen)
2
Q
la autopista
A
de snelweg
3
Q
la carretera
A
de autoweg / weg
4
Q
climático / climática
A
klimaat
5
Q
común
A
gemeenschappelijk
6
Q
el continente
A
het continent
7
Q
la cosa
A
het ding
8
Q
cruzar
A
doorkruisen
9
Q
denso / densa
A
dicht
10
Q
desde
A
sinds
11
Q
la diversidad
A
de diversiteit
12
Q
encontrarse con
A
aantreffen
13
Q
espectacular
A
spectaculair
14
Q
estar
A
zijn / zich bevinden
15
Q
frío / fría
A
koud
16
Q
geográfico / geográfica
A
geografisch
17
Q
gran
A
groot
18
Q
hasta
A
tot
19
Q
hay
A
er is / er zijn
20
Q
el kilómetro
A
de kilometer
21
Q
la montaña
A
de berg
22
Q
muchos / muchas
A
vele / veel
23
Q
en el norte
A
in het noorden
24
Q
el oeste
A
het westen
25
el paisaje
het landschap
26
pasar por
doorkruisen / gaan door
27
el puerto de montaña
de bergpas
28
recorrer
doorkruisen
29
la ruta
de route
30
la selva tropical
het tropisch regenwoud
31
en el sur
in het zuiden
32
también
ook
33
estar unido por
verbonden zijn door
34
la zona
de zone / het gebied
35
el café
de koffie
36
la capital
de hoofdstad
37
en el centro
in het centrum
38
el clima
het klimaat
39
el cobre
het koper
40
la costa
de kust
41
creer
geloven
42
el dólar
de dollar
43
importante
belangrijk
44
el interés
de interesse
45
en el interior
in het binnenland
46
la lengua oficial
de officiële taal
47
el millón
het miljoen
48
la moneda
de munteenheid
49
la población
de bevolking
50
el producto
het product
51
seco / seca
droog
52
seguro / segura
zeker
53
templado / templada
gematigd
54
turístico
toeristisch
55
¿verdad?
nietwaar?
56
el aceite
de olie
57
el apartado de correos
de postbus
58
la bebida
de drank
59
contestar a
antwoorden op
60
el desierto
de woestijn
61
enviar
sturen / zenden
62
el estado
de staat
63
la estrella
de ster
64
fabuloso / fabulosa / fantástico / fantástica
fantastisch
65
ganar
winnen
66
los gastos
de onkosten
67
el habitante
de inwoner
68
el hotel de cinco estrellas
het vijfsterrenhotel
69
lluvioso / lluviosa
regenachtig
70
ninguno / ninguna
geen
71
pagado / pagada
betaald
72
la persona
de persoon
73
para dos personas
voor twee personen
74
la respuesta
het antwoord
75
el río
de rivier
76
sobre
over
77
el supermercado
de supermarkt
78
el viaje
de reis
79
además
bovendien
80
ahora
nu
81
allí
daar
82
amable
vriendelijk
83
el archivo adjunto
de bijlage
84
la arena
het zand
85
el asunto
het onderwerp
86
el beso
de kus
87
el calor
de hitte
88
hace calor
het iswarm
89
casi
bijna
90
después
daarna
91
el día
de dag
92
hacer
maken / doen
93
húmedo/ húmeda
vochtig
94
increíble
ongelooflijk
95
llover
regenen
96
mañana
morgen
97
maravilloso / maravillosa
wonderschoon
98
más
meer / meest
99
negro / negra
zwart
100
no importa
dat maakt niets uit
101
los papis
pap en mam
102
precioso / preciosa
prachtig
103
rico / rica
lekker
104
la ruina
de ruïne
105
simpático / simpática
sympathiek / aardig
106
por la tarde
's middags
107
todo el mundo
iedereen
108
¿vale?
oke?
109
el plato
het gerecht
110
tradicional
traditioneel
111
el acueducto
het aquaduct
112
algún / alguna
een / een of ander
113
el biólogo / la bióloga
de bioloog / de biologe
114
bonito / bonita
mooi
115
la ciudad
de stad
116
conectar
verbinden
117
por ejemplo
bijvoorbeeld
118
exactamente
precies
119
el final
het einde
120
a final de mes
aan het eind van de maand
121
muchas gracias
hartelijk dank
122
interesante
interessant
123
lindo / linda
mooi
124
el parque
het park
125
perfecto / perfecta
perfect
126
primero
eerst
127
romano / romana
Romeins
128
la sala de encuentros
de chatroom
129
autóctono / autóchtona
autochtoon / inheems
130
la catedral
de kathedraal
131
la delincuencia
de criminaliteit
132
el estadio
het stadion
133
hace frío
het is koud
134
de habla hispana
Spaanstalig
135
el lago
het meer
136
nevar
sneeuwen
137
el petróleo
de aardolie
138
la refión
de regio
139
el tipo
het soort
140
el vino
de wijn
141
pequeño / pequeña
klein
142
el más poblado
het dichtstbevolkte
143
el equipo
het team / de ploeg
144
el molino de viento
de winmolen
145
el oso / la osa
de beer / de berin
146
la palmera
de palmboom
147
el dialecto
het dialect
148
ni idea
geen (flauw) idee
149
activo / activa
actief
150
desde hace
sinds
151
después de
na
152
el / la mayor
de / het grootste
153
el planeta
de planeet
154
el productor / la productora
de producent
155
segundo / segunda
tweede
156
al sur
zuidelijk
157
el volcán
de vulkaan
