Unidad 7 Flashcards
(99 cards)
1
Q
el atún
A
de tonijn
2
Q
el bocadillo
A
het belegde broodje
3
Q
caliente
A
warm
4
Q
la carne
A
het vlees
5
Q
la cebolla
A
de ui
6
Q
el condimento
A
de smaakmaker
7
Q
la especialidad
A
de specialiteit
8
Q
la hamburguesa
A
de hamburger
9
Q
el huevo
A
het ei
10
Q
el huevo duro
A
het hardgekookte ei
11
Q
lácteo / láctea
A
zuivel
12
Q
la lechuga
A
de sla
13
Q
la mayonesa
A
de mayonaise
14
Q
nuestro / nuestra / nuestros / nuestras
A
ons / onze
15
Q
la patata
A
de aardappel
16
Q
el pescado
A
de vis
17
Q
la salsa
A
de saus
18
Q
el tomate
A
de tomaat
19
Q
la verdura
A
de groente
20
Q
el ingrediente
A
het ingrediënt
21
Q
asado / asada
A
gebraden
22
Q
la ensalada
A
de salade
23
Q
el flan
A
de pudding
24
Q
gratinado / gratinada
A
gegratineerd
25
los macarrones
de macaroni
26
el melón
de meloen
27
el menú
het menu
28
mixto / mixta
gemend
29
el pan
het brood
30
el pimiento
de paprika
31
a la plancha
gegrild
32
el pollo
de kip
33
el primero
het voorgerecht
34
el segundo
het hoofdgerecht
35
la sopa
de soep
36
el yogur
de yoghurt
37
el helado
het ijs
38
el huevo frito
het gebakken ei
39
la leche
de melk
40
ahora mismo
nu meteen
41
beber
drinken
42
la cuenta
de rekening
43
deber
verschuldigd zijn
44
enseguida
meteen
45
el gas
de koolzuur
46
perdone
pardon
47
poner
neerzetten / neerleggen
48
¿Qué le debo?
Wat ben ik u verschuldigd?
49
¿Qué le pongo?
Wat mag het zijn?
50
traer
brengen
51
el verano
de zomer
52
el cariño
de lieveling
53
el hambre
de honger
54
más tarde
later
55
tener hambre
honger hebben
56
venga
toe maar
57
el zumo
de sap
58
el acompañamiento
het bijgerecht
59
el ajo
de knoflook
60
almorzar
lunchen
61
la carta
de menukaart
62
la cerveza
het bier
63
cocido / cocida
gekookt
64
la comida
het eten / het middageten
65
el cruasán
de croissaint
66
crudo / cruda
rauw
67
el desayuno
het ontbijt
68
frito / frita
gebakken
69
guisado / guisada
gestoofd
70
hecho / hecha
gemaakt / bereid
71
el horno
de oven
72
al horno
gebakken / uit de oven
73
mejor
beter
74
merendar
een vieruurtje eten
75
la merienda
het vieruurtje
76
la naranja
de sinaasappel
77
ofrecer
aanbieden
78
el pepino
de komkommer
79
la sal
het zout
80
la tostada
het geroosterd brood
81
al vapor
gestoomd
82
el vinagre
het azijn
83
fresco / fresca
vers
84
la manera
de manier / de wijze
85
el azúcar
de suiker
86
la coca-cola
de cola
87
el hielo
het ijs
88
el té
de thee
89
el tiempo
de tijd
90
del tiempo
van het seizoen
91
tomar
nemen / eten / drinken
92
el vino blanco
de witte wijn
93
el aguacate
de avocado
94
la carne picada
het gehakt
95
los frijoles
de bonen
96
la harina
de bloem
97
picante
pittig / scherp
98
proponer
voorstellen
99
la cafetaria
de lunchroom / het café
