VO3. Vrijwillige en automatische oogbewegingen Flashcards

(36 cards)

1
Q

Verschillende soorten oogbewegingen

A
  • saccaden
  • gladde bewegingen
  • fixaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vrijwillige oogbewegingen

A
  • saccades
  • persuit
  • vergentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 soorten compensatoire oogbewegingen (onvrijwillige oogbewegingen)

A
  • optokinetische reflex: combinatie van smooth pursuit (langzaam) en een saccade (correctiestap). Dit gebeurt als je in trein zit bijv.
  • vestibulo-oculaire reflex. Dit gebeurt als je zelf beweegt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 paren oogspieren

A
  • horizontale bewegingen: rectus lateralis en medialis
  • verticale oogbewegingen: rectus superior en inferior
  • rotatoire oogbewegingen: obliquus superior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nucleus abducens

A

stuurt rectus lateralis aan, ipsilateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nucleus trochlearis

A

stuurt obliquus superior aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oculomotorius

A

stuurt rectus medialis, superior en inferior aan + obliquus inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

EOG uitvoering

A

achterzijde van het oog is negatief ten opzichte van de voorzijde

3e elektrode zit op voorhoofd als aardelektrode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

EOG, kijken naar rechts

A

linker elektrode meet een negatief signaal, rechts positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er bij conjugate (beide ogen in dezelfde richting) oogbewegingen?

A

het potentiaalverschil tussen elektroden zal toenemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er bij gedisconjugeerde oogbewegingen of vergentie?

A

beide ogen maken tegengestelde beweging, dit is zo bij convergeren en divergeren

Er is geen verandering in het verschilpotentiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vestibulo-oculaire reflex (VOR)

A

Functie is blikstabilisatie

Wordt gevormd door onvrijwillige gladde volgbeweging (smooth persuit) en verloopt via de vestibulaire kernen, neuronale integrator en de oogspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij sinusoidale stimulatie (nee schudden)?

A

Normaal ontstaat een VOR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een saccade?

A

Snelle, stapvormige oogbeweging van ongeveer 400 graden per seconde. Dit zijn willekeurige bewegingen die worden gemaakt als de blik van het ene naar andere object verplaatst (bijv. tijdens lezen), het zicht is dan even onderdrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt een saccade?

A

Er komt een burst aan actiepotentialen vrij.
1. Ze worden van te voren geprogrammeerd door de colliculus superior die input ontvangt vanuit het oog gebied in de premotorische cortex, de retina en het cerebellum.
2. Neuronen vanuit de colliculus inhiberen de omni-pause neuronen
3. Door inhibitie van OPNs → activatie van PPRF → start horizontale saccade.
4. De contralaterale nucleus oculomotorius wordt via de MLF gestimuleerd
5. Er ontstaat een saccade (horizontaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de PPRF?

A

Wordt geremd door de omni-pause neuronen. Is verantwoordelijk voor het maken van horizontale saccades. Heeft een continue vuurfrequentie en stimuleert de ipsilaterale nucleus abducens

17
Q

Hoe wordt de contralaterale nucleus oculomotorius gestimuleerd?

A

via de fasciculus longitudinalis medialis

18
Q

Bilaterale internucleaire opthalmoplegie

A

Is een ziektebeeld dat de fasciculus longitudinalis medialis aantast, conjugate oogbewegingen zijn hierdoor verstoord

19
Q

Wat is verantwoordelijk voor de plus stap respons?

20
Q

laesie PPH

A

oog zal normaal fixeren op doel, maar niet op die positie blijven staan

21
Q

laesie PPRF

A

oog zal niet vloeiend, maar schokkerig naar doel bewegen

22
Q

laesie n. VI

A

oog zal langzaam, maar wel vloeiend naar het doel bewegen

23
Q

Waarvoor is de rostrale interstitiele nucleus verantwoordelijk?

A

voor de verticale blik bewegingen

24
Q

Snelheid saccades

A

kleine saccades hebben lage snelheid, grote saccades hebben grote snelheid

25
Wat doet een pursuit?
Zorgt ervoor dat het doel op de fovea blijft zonder saccades wanneer ene object beweegt. Je kan geen smooth pursuit maken als een object stilstaat
26
Wat gebeurt er bij bewegen van het doel (pursuit)?
1. Latentietijd als gevolg van visuele verwerking 2. Pursuit beweging start 3. Saccade ondersteunt het systeem 4. Fovea fixeert het bewegende doel
27
Welke kernen zijn specifiek voor detecteren van bewegingen?
MT en MST kernen in schors 4 en 5. Als deze kernen actief worden gaat een deel van de informatie van de retina naar het cerebellum. Vervolgens start een cascade aan processen in de hersenen waardoor er uiteindelijk een persuit beweging ontstaat.
28
vergentie
Disconjugate oogbewegingen waarbij de ogen in tegengestelde richting draaien om een object te kunnen zien dat zich in diepterichting verplaatst.
29
naar binnen draaien van de ogen
convergentie
30
naar buiten draaien van de ogen
divergentie
31
Wat is nystagmus?
combinatie van een saccade en pursuit oogbeweging Is gedreven door PPRF en de smooth pursuit gedreven dor PPH
32
Ocillopsia
beeld op netvlies wordt niet gestabilliseerd doordat de pursuit beweging afwijkend is en de saccade beweging normaal
33
bilateral internuclear opthalmoplegia
Probleem tussen de abducens kern en de oculomotorius kern, deze worden verbonden door de MLF baan. Bij MS is deze baan gevoelig voor schade Hierdoor wordt de signaaloverdracht van de abducenskern niet goed overgebracht aan de oculomotorius kern > bij naar links kijken wordt het rechteroog niet geactiveerd om naar links te kijken en andersom
34
oculomotore apraxie
Het niet kunnen maken van vrijwillige oogbewegingen
35
Waardoor kan je geen OKN hebben?
Door onderbreking van frontale en parietale verbindingen met de hersenstam, oogbewegingen worden daardoor niet aangestuurd
36