VO. Vergeetachtigheid Flashcards

(23 cards)

1
Q

dementie

A

Syndromale en klinische diagnose gekenmerkt door:
- Cognitieve stoornissen
- Interferentie met ADL
- Progressief beeld
Dementie wordt veroorzaakt door >50 hersenaandoeningen/ziekten.
- Alzheimer, vasculaire dementie, frontotemporale dementie, Lewy body dementie en Parkinson dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

neuropsychologisch onderzoek doel

A

Is voor het objectiveren van cognitieve stoornissen middels testonderzoek. Daarmee:
- Vaststellen syndroomdiagnose dementie (zijn er 1 of meer cognitieve stoornissen)
- Bijdragen aan diagnose van de onderliggende vorm van dementie (Alzheimer, Lewy body etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Alzheimer

A

initiele symptomen: geheugenverlies

cognitief profiel: episodisch geheugen

neuropsychiatrie: apathie, agitatie, angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vasculaire dementie

A

initiele symptomen: vaak, maar niet altijd plotseling apathie, vallen

cognitief profiel: vertraging executieve functies, relatief gespaard geheugen

neuropsychiatrie: apatie, wanen, angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lewy Body

A

initiele symptomen: visuele hallicinaties, REM slaapstoornis, parkinsonisme

cognitief profiel: visuoconstructie frontaal/executief, relatief gespaard geheugen

neuropsychiatrie: visuele hallucinaties, depressie, slaapstoornissen, wanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

FTD

A

initiele symptomen: Gedragsveranderingen, verminderd inzicht, taal/spraak problemen

cognitief profiel: Executieve functies, sociale cognitie, taal

neuropsychiatrie: Ontremming, apathie, agitatie, euforie, verminderd empathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Principes NPO

A
  • Informeel: anamnese – heteroanamnese – gedragsobservaties
    o Hoe presenteert iemand zich?
     Contactname, klachten, inzicht en besef, uiterlijk, gedrag, stemming, affect
    o Taal
     Begrip, vloeiendheid, woordvinding, clichematige uitdrukkingen, inhoud, parafasieën
    o Inschatting aandacht/concentratie/geheugen
     Afleidbaarheid, fluctuaties, concentratie testonderzoek, testinstructies vasthouden
    o Motoriek
    o Tempo (denken, handelen)
  • Formeel: psychometrisch testonderzoek – uitslagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

domeinen

A
  • Orientatie
  • Geheugen
  • Executieve functies
  • Taal
  • Aandacht/concentratie/mentale stoornissen
  • Visuoconstructief/ruimtelijk inzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

anamnese/heteroanamnese

A
  • Uitvragen klachten en beloop
  • Beeld krijgen van (problemen) in cognitieve domeinen
  • Beeld krijgen van functioneren thuis (is er sprake van interferentie met dagelijkse bezigheden)
    Bij een vermoeden op dementie kunnen de anamnese en hetero-anamnese duidelijk verschillen
  • Als gevolg van beperkt ziektebesef/inzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cognitieve screening

A

MMSE meest gebruikte test, wordt vaak door neuroloog of geriater zelf afgenomen voordat NPO wordt aangevraagd. Score is afhankelijk van leeftijd en opleidingsniveau.
- Bruikbaar om snel een indruk te krijgen van een aantal cognitieve functies, o.a. oriëntatie, geheugen, visuoconstructie, taal
- Niet mogelijk om alleen op MMSE score een diagnose te stellen
- Niet bruikbaar voor detecteren van alle vormen van dementie  vooral voor Alzheimer
o Bijv. met atypische presentatie zoals FTD
o Heel talig, kan bij taalpresentaties daarom erg gedrukt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

declaratief geheugen

A
  • Episodisch geheugen (specifieke tijds- en plaatscontext)  specifiek voor jou
    o Inprenting (consolideren)
    o Vasthouden
    o Opdiepen
  • Semantisch geheugen (niet tijd- en contextgebonden)
    o Woordenschat (wat is een brug)
    o (actuele) feitenkennis (wie is onze koning)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

procedureel geheugen

A
  • Handelingen, vaardigheden (fietsen, lezen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarmee kan je het vasthouden en opdiepen van geheugen testen?

A

15 woorden test
Probeer zoveel mogelijk woorden te reproduceren de volgorde maakt niet uit.
- De lijst met woorden wordt 5x voorgelezen; totaal score is totaal onthouden woorden
- Na 15 min is er recall en herkenning
Zegt iets over het vasthouden en opdiepen van het geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

executieve functies

A

Hogere controle functies van de hersenen: controlekamer
- Planning en organisatie
- Beslissingen nemen
- Fouten monitoren
- Remmen van gedrag
- Doen van meerdere dingen tegelijk
- Schakelen binnen en tussen handelingen
- Overzicht bewaren (auto, koken)
Testen hiervoor zijn de trail making test (conceptshifting) en de stroop kleur woord test (responsinhibitie). Een complexere test is the tower of london test. Je krijgt een plaatje te zien en je moet de blokjes dan goed neerleggen. Een andere test is de brixton spatial anticipation test. Je moet dan zeggen waar de stip zou moeten komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarop beoordeel je taal

A
  • Benoemen
  • Woordvinding
  • Patafasieën
  • Woordvloeiendheid
  • Syntaxis (grammatica)
  • Semantiek (taalbegrip)
  • Naspreken
  • Lezen/schrijven
  • Spraakapraxie/dysartrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

visuoconstructieve vaardigheden

A
  • Natekenen
  • Construeren  klok tekenen (Alzheimer, vasculaire dementie)
  • Ruimtelijk inzicht
17
Q

waarneming testen

A

Judgement of line orientation

18
Q

sociale cognitie

A

Vermogen om sociaal gedrag te herkennen, te interpreteren en daar gepast op te reageren. Je moet kunnen begrijpen dat anderen anders kunnen denken (theory of mind), hier zijn geen goede testen voor.

19
Q

casus:
- Vergeetachtigheid toegenomen tov onderzoek 2 jaar geleden
- Autorijden gaat minder (langer nadenken en oriëntatie)
- Meer moeite met nieuwe dingen leren (bijv. telefoon)
- Doet bankzaken en werkt in de moestuin
- Echtgenote vindt meneer meer afhankelijk en bemerkt afname in interesse
Er zijn milde cognitieve stoornissen, maar in 2 jaar geen achteruitgang op NPO

A

geen dementie

20
Q

casus:
Veranderingen sinds een jaar, als eerste opvallend: problemen tijdens bridgen. Patiënte bemerkt geen problemen bij vrijwilligerswerk. Wantrouwig naar omgeving. Aandacht en concentratie goed, de rest onder de maat.

21
Q

casus
Geeft geen antwoord op de vragen, herhaalt alles meerdere keren. Praat veel over de arts heen. Bij het proberen uit te voeren van neurologisch onderzoek slaat zij arts weg en gaat ze giechelen.

A

Ze kan geen antwoord geven op de vragen van de MMSE, een NPO heeft nu geen zin want de testen kan zij niet uitvoeren. Dit is te ver gevorderd en er zullen andere onderzoeken gedaan moeten worden (MRI). Opvallend is het preservatieve gedrag (veel herhaling). Je zult de dementie moeten proberen te behandelen.

22
Q

casus
Er lijkt een motorische spraakcomponent in te zitten waardoor er moeite is met spreken, er is traagheid in het denken. Er is een mimiekarm gelaat (maskerachtig). Bij het tekenen van de klok is er al moeite om de dop van de pen te halen, er is dus duidelijk apraxie. Op de NPO is het nog best redelijk en er is geen achteruitgang tov 2 jaar eerder.

A

vasculaire dementie