PR03 - Virusstructuur, vermeerdering en pathogenese Flashcards

1
Q

Waarom is virologische diagnostiek belangrijk?

A
  • Bevestigen of uitsluiten van diagnose
  • Opstellen van behandelplan
  • Opstellen van preventieplan overige (huis)dieren
  • Inschatten van prognose
  • Inschatten van besmettingsrisico andere dieren en mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wil je aantonen om een virusinfectie te bevestigen?

A
  • Een virus (heel virus, virus antigeen, of virus genoom)
  • Virus-specifieke antilichamen (gepaarde sera of IgM)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kun je een heel virus aantonen?

A
  • Virusisolatie
  • Electronenmicroscoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kun je een virus antigeen aantonen?

A
  • Immunoperoxidase kleuring (IPOX)
  • Sneltest (ELISA principe)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kun je een virus genoom aantonen?

A
  • PCR
  • Hybridisatie met DNA/RNA probe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt een immunoperoxidase test (IPOX)?

A

Immunoperoxidase is een manier van immunokleuring. Immunoperoxidasereacties zijn een subklasse van immuunhistochemische of immunocytochemische procedures waarmee de antilichamen zichtbaar worden gemaakt met een peroxidase-gekatalyseerde reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt een ELISA test?

A

ELISA is een immunochemische reactie en alle immunochemische bepalingen zijn gebaseerd op hetzelfde principe, de specifieke binding tussen antigeen en antistof. Door het aantonen daarvan in het bloed, serum of andere lichaamsvloeistof van een mens of een dier is het mogelijk bij te dragen aan de diagnose van een infectieziekte of een auto-immuunziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een cytopathologisch effect (CPE)?

A

Een virus kan al dan niet een cytopathologisch effect (CPE) veroorzaken. Dit houdt in dat de cellen, waarin het virus groeit, doodgaan of bepaalde afwijkingen laten zien. Dit is het principe van een virusisolatiemethode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke vormen van cytopathologische effecten zijn er?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe worden syncytia cellen gevormd?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt antigeen detectie?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt antilichaam detectie?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt een FeLV/FIV combo SNAP test?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kunnen er ‘gaten’ in de celcultuur ontstaan door de virussen?

A
  • Verstoring van het cytoskelet
  • Lyse of apoptose induceren
  • Samensmelting tot reuscellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom groeien virussen (in tegenstelling tot bijv. bacteriën) niet op een voedingsbodem?

A

Ze hebben een levende cel nodig, en die bevinden zich niet op een voedingsbodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat het medium waarin de cellen zijn gekweekt die gebruikt worden voor de virus isolatie?

A

Eiwitten, suikers, juiste zoutgehalte, groeifactoren en antibiotica

17
Q

Met welke andere methode(n) zou je direct virussen in het keelmonster met een hoge virustiter kunnen aantonen?

A

ELISA, electronenmicroscoop. PCR kan ook bij een lage virustiter

18
Q

Wat kun je gebruiken voor de identificatie van een geïsoleerd virus?

A

Antisera met bekende specificiteit

19
Q

Wat is de directe en indirecte methode om de binding van antilichamen aan antigeen zichtbaar te maken?

A

Direct: door aan het antilichaam een fluorescerende marker of enzym te koppelen
Indirect: door een tweede antilichaam gekoppeld met een fluorescerende marker of enzym gebruiken dat bindt aan het eerste antilichaam

20
Q

Waarvoor dient het incuberen met 10% geitenserum in PBS (zgn. blockbuffer)?

A

Voor diagnostische doeleinden

21
Q

Wat is een conjugaat?

A
  • Als het bindt aan een antilichaam, dan is het een gelabeld antigeen
  • Als het bindt aan een virus, dan is het een gelabeld antilichaam
22
Q

Wat is een SPF dier?

A

Een specific pathogen free dier, oftewel dit dier draagt geen (slechte) pathogenen bij zich

23
Q

Waarom is het belangrijk dat het gebruikte serum afkomstig is van een SPF kat?

A

Hij mag geen geschiedenis hebben met een van de te testen virussen, anders krijg je geen betrouwbaar resultaat

24
Q

Wat is plaque assay?

A

De plaque assay is een standaardtechniek in de virologie, waarmee men het aantal infectieuze virusdeeltjes in een virussuspensie kan bepalen.

25
Q

Wat is virus titer?

A

De concentratie van infectieuze virus deeltjes (dus niet de totale virus deeltjes)

26
Q

Wat is het nadeel van een te lage virus titer in een vaccin?

A

Dat het niet werkt

27
Q

Wat is het nadeel van een hoge virus titer in een vaccin?

A

Dat je er ziek van wordt, of dat er een allergische reactie wordt opgewekt

28
Q

Wat kun je waarnemen bij een plaque assay?

A

Bij een toenemende verdunning observeer je minder plaque forming units, en dus ook minder ‘gaatjes’ in je preparaat

29
Q

Bij inspectie van een plaque assay worden er in de 10-6 verdunning 175 plaques gevonden en in de 10-7 verdunning 10 plaques. Welke waarde is het meest betrouwbaar?

A

De waarde bij de kleinste verdunning, 10-6, want hoe groter de verdunning hoe groter de foutmarge

30
Q

Hoe kun je plaques bepalen indien het virus geen cytopathologisch effect veroorzaakt (en dus geen gaten in de cellaag)?

A

M.b.v. gelabelde antilichamen, die kunnen binden aan het virus

31
Q

Wat gebeurt er tijdens de inoculatie bij een eindverdunningsreeks?

A

Het aanbrengen van het monster (virus) op de cellen. Je geeft dan het virus de kans te binden aan de receptor van de cel, en om de cel binnen te dringen.

32
Q

Wat gebeurt er tijdens de 3 dagen na de inoculatie?

A

Virusvermeerdering/replicatie

33
Q

Wat is het verschil tussen de plaque assay en de eindverdunningsmethode?

A

De eindverdunningsmethode is een statische benadering; je kijkt of het virus aanwezig is of niet. De plaque assay is nauwkeuriger want je kijkt naar het aantal virusdeeltjes

34
Q

Bereken de titer van het linker voorbeeld m.b.v. van het rechter voorbeeld

A

X0 = 6
d = 1
n = 12
Xi = 12 + 11 + 3 = 26
ID50 / volume = 6 - (1/2) + (1/12) * 26
= 7,66… / 100 microliter

107,66… is voor 100 microliter, dus:
108,66… is voor 1 milliliter