HC10 - Imm: Vorm en Functie (mucosal) Flashcards

1
Q

Hoe ziet een lymfeknoop er uit?

A

Het is een ronde/boonvormige structuur, omgeven door een bindweefselkapsel, aaneengesloten op de lymfevaten, en gelocaliseerd langs grote bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van een lymfeknoop?

A

Een lymfeknoop filtert lymfe, afkomstig uit weefsel voordat het in het bloed terecht komt (=drainerende lymfeknoop).
Hier vindt de initiatie van de adaptieve immuunrespons plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bepaalt de plaats waar effector T-cellen en plasma cellen heen gaan?

A

De stromale cellen, die verschillen tussen lymfeknopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil in lymfeknopen tussen diersoorten?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de palpeerbare lymfeknopen bij de hond?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de palpeerbare lymfeknopen bij de kat?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aan welke kant liggen de afferente (aanvoerende) en de efferente (afvoerende) lymfe?

A

De afferente lymfe ligt aan de bolle kant van de boon, en de efferente lymfe ligt aan de hilus kant aan dezelfde kant als waar de bloedvaten de lymfeknoop in komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de verschillende delen (kleurtjes) van de lymfeknoop?

A
  • De onderste rode gedeeltes zijn de mergstrengen, waarin plasma cellen en macrofagen zich bevinden, die de eerste antistoffen uitscheiden.
  • Het blauwe gebied is de para cortex, en dat is het gebied van de T-lymfocyten.
  • Het gele gebied is de cortex, en dat is het gebied van de B-lymfocyten.
  • De gele bolletjes zijn de kiemcentra, en die kunnen groeien als er actief een immuun respons is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat geven de streepjes weer?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zie je hier?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zie je hier?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zie je hier?

A

Een lymfefollikel met rondom de mantel zone en in het midden het kiemcentrum?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor cellen vind je in de mantel zone van een lymfefollikel?

A

Rustende B-lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor cellen vind je in het kiemcentrum van een lymfefollikel?

A

Delende B-lymfocyten, folliculaire dendritische cellen, Th-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe komen de lymfocyten in de lymfeknoop terecht?

A

Nadat ze gematureerd zijn in het beenmerg/thymus komen ze in de circulatie terecht en via de arterie komen ze dan de lymfeknoop terecht.
Ze kunnen pas uittreden in het HEV (hoog endotheel venule) en die ligt in het gebied van de T-lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een hoogendotheel venule?

A

Het is heel gespecialiseerd endotheel waar de lymfocyten die worden aangevoerd vanuit het bloed makkelijk doorheen kunnen komen, de lymfeknoop in

17
Q

Hoe komen de dendritische cellen en antigenen uit de weefsels binnen?

A

Via de aanvoerende lymfe, en ze zullen de andere cellen bij de ‘meeting point’ in de paracortex ontmoeten

18
Q

Overzicht circulatie lymfe

A
19
Q

Hoe lang duurt het vanaf de activatie van de immuunrespons tot er een effector cel naar het doel gaat?

A

4-6 dagen

20
Q

Hoe ziet de milt er uit?

A

Een groot ovaal orgaan omgeven door een kapsel

21
Q

Wat is de functie van de milt?

A
  • Filterfunctie van het bloed: opruimen erythrocyten
  • Initiatie van de adaptieve immuunrespons
22
Q

Wat zijn de diersoortverschillen bij de milt?

A
23
Q

Wat zie je hier?

A

De milt

24
Q

Wat zie je hier?

A

Schematische weergave van de milt

25
Q

Hoe komen B- en T-cellen in de milt terecht?

A

Ze worden met een arteriole naar de witte pulpa van de milt gebracht. Hier gaan ze allemaal via een sinus uittreden in of de PALS (T-cel zone) of de B-cel zone

26
Q

Wat is MALT?

A

Mucosa associated lymfoïd tissue.
Het is het grootste deel van het lymfoïde weefsel (75% van alle lymfocyten, en grootste deel van de antilichaam productie).
Het is een diffuus weefsel maar wel met weefsel organisatie

27
Q

Waar ligt MALT?

A

Het is gelegen direct onder het epitheel van slijmvliezen, en heeft daardoor ook geen aanvoerende lymfevaten

28
Q

Waar is MALT belangrijk voor?

A

Het is de eerste ‘barrière’ voor het voorkomen van infecties en het adequate reageren direct als er een infectie is.
Het zorgt ook voor tolerantie voor de dingen waar je geen reactie op wilt (bijv. voedingsstoffen)

29
Q

Welke slijmvliezen zijn er?

A
30
Q

Welke twee lymfoïde weefsel die bij het MALT horen zijn nog gespecificeerd?

A
  • BALT (bronchus-associated lymphoid tissue)
  • GALT (gut-associated lymphoid tissue; tonsillen, Peyerse platen, lymfoïde follikels, appendix)
31
Q

Hoe wordt het maagdarmstelsel en de luchtwegen beschermd tegen vreemde stoffen?

A

Met een ring van lymfoïd weefsel, Waldeyer’s ring

32
Q

Wat is er speciaal aan de Peyerse platen en de cellaag erboven in de darm (GALT)?

A

De M-cel die op de Peyerse platen ligt is redelijk goed doorlaatbaar in tegenstelling tot het epitheel er omheen. Hierdoor kunnen antigenen worden opgenomen en kan er worden gekeken of het nodig is om een immuunrespons op te wekken.
Er is ook geen afferente lymfe (want M-cel).

33
Q

Hoe verschillen de Peyerse platen tussen diersoorten?

A