3.7 Excretie Flashcards

1
Q

Geef een ander woord voor excretie.

A

Uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten excretie bestaan er?

En in mindere mate?

A
  1. Renale excretie (nieren en urine)
  2. Hepatobiliaire excretie (lever in de gal en faeces)
  3. Alveolaire excretie (via de longen en uitgeademde lucht)

Excretie via zweet, speeksel, haar, melkklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke eigenschappen van het farmacon zijn bepalend voor de route en snelheid van excretie?

A

De fyschisch-chemische eigenschappen
- Alveolaire: vluchtige stof
- Renale + hepatobiliaire: stoffen met hoge mate oplosbaarheid in waterige urine en gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de parameter voor de excretiefase?

A

Klaring/clearance
–> beschrijft de eliminatiesnelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de totale lichaamsklaring?

A

Renale klaring + Hepatobiliaire klaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt juist gedefinieerd als klaring?

Snelheid van klaring afhankelijk van?

A

Het volume bloed of plasma dat per tijdseenheid volledig wordt gezuiverd van een bepaalde stof.

Het verdelingsvolume: hoe meer farmacon hoe trager de klaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent het begrip extractieratio?

A

In het proces wordt continu een bepaalde fractie van een stof door het eliminerend orgaan verwijderd. Deze fractie heet de extractieratio of ER.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg het begrip extractieratio wat beter uit.

A
  1. Het is een quotiënt van de eliminatie- en aanvoersnelheid + geeft aan welk deel van het totale aanbod aan farmacon per tijdseenheid wordt geëlimineerd.
  2. De verhouding tussen de concentratie na de passage door de lever of nier tov de concentratie voor de passage door de lever of nier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Van wat is het ER afhankelijk?

A
  1. De functie van het extraherend orgaan
  2. De plasmaflow
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de renale klaring?

A

Het volume dat door de nieren wordt geklaard, dit wordt door 4 processen bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Som de 4 processen van de renale klaring op.

A
  1. Glomerulaire filtratie
  2. Passieve terugdiffusie
  3. Tubulaire secretie
  4. Actieve reabsorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg de glomerulaire filtratie uit.

A
  1. Verwijst naar de passieve filtratie van het farmacon over de glomerulus van de nier.
  2. Dit passief transport gebeurt onder invloed van de hydrostatische druk(bloeddruk)
  3. Enkel de vrije fractie is klein genoeg om de poriën te passeren
    BESLUIT: Concentratie GM in het filtraat/urine is gelijk aan de gebonden concentratie in het plasma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg het begrip passieve terugdiffusie uit.

A
  1. Water wordt uit het filtraat geabsorbeerd –> farmaconcentratie in de tubulaire urine neemt toe.
  2. Terugdiffusie kan overal in tubuli optreden –> concentratiegradiënt is drijvende kracht.
  3. Mate van terugdiffusie is afhankelijk van:
    - de pH in de urine
    - urineproductie
    - lipofilie van het farmacon

BESLUIT: terugdiffusie is enkel mogelijk bij farmacon in:
- neutrale
- ongeïniseerde vorm
- farmacon voldoende lipofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg het begrip tubulaire secretie uit.

A
  1. Ter hoogte van proximale tubulus, door carrier-gemedieerd transport: GM worden actief gesecreteerd in de glomerulaire urine.
  2. Eiwitbinding is geen limiet want affiniteit van het GM voor de carrier is groter dan voor plasma-eiwitten.
  3. Carriers ook sterk substraat specifiek + competitief

BESLUIT: Een actief proces dat verzadigd kan geraken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg het begrip actieve reabsorptie uit.

A
  1. Carrier-gemedieerde reabsorptie ter hoogte van de proximale tubulus–> voedingsstoffen kunnen gerecupereerd worden
  2. Via dit mechanisme ook heropname GM mogelijk
  3. Belangrijk: pH en vetoplosbaarheid van het farmacon
    BESLUIT: Hoofdzakelijk hydrofiele farmaca terug geabsorbeerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de hepatobiliare klaring?

A
  1. Eliminatiesnelheid via lever en gal.
  2. Hepatocyten gaan het farmacon transporteren naar de gal via carriersystemen.
  3. Meestal eerst biotransformatie in de lever, dan transport naar de gal
17
Q

Hepatobilaire klaring

Van wat is deze transportmogelijkheid afhankelijk?

A
  1. Lipofilie
  2. Molecuulmassa
18
Q

Wat bevordert de uitscheiding via de gal?

A

Wanneer het farmacon tijdens biotransformatie gebonden is aan een polaire groep (zie fase II-reactie)

Het voorkomt ook terugdiffusie

19
Q

Wat zorgt voor een flinke toename van de molecuulmassa?

A

Conjugatie

Nieren excreteert moleculen (kleiner dan 300µ)
Lever excreteert moleculen (groter dan 500µ)

20
Q

Wat zijn de kenmerken van de carriersystemen in de hepatobiliaire klaring?

A
  1. Sterk substraatspecifiek
  2. Gevoelig voor competitie
21
Q

Wat is vaak betrokken bij een enterohepatische kringloop?

Voorbeelden

A

Glucuronideconjugaten > na biliaire excretie kunnen deze in de darm weer gesplitst worden door B-glucuronidasen, afkomstig uit darmbacteriën

vb. Excretie bilirubine neonaat

Morfine, lorazepam, hartglycoside digitoxine