5.5 Farmacotherapie bij risicogroepen Flashcards

1
Q

Welke risicogroepen zijn er bij farmacotherapie?

A
  1. Zwangeren
  2. Neonaten en kinderen
  3. Ouderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom zijn zwangeren een risicogroep?

A
  • Mogelijke teratogeniciteit op de pasgeborene
  • Veranderingen in farmacokinetische fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke fysiologische processen zijn veranderd in de zwangerschap? Welk gevolg heeft dit voor inname farmacon?

A

1.Minder gastro-intestinale bloedstroom
> Lagere absorptie farmacon

2.Verlaagde plasma-albumine binding
> Gewijzigd verdelingsvolume voor hydrofiele geneesmiddelen: het Vd neemt geleidelijk aan toe waardoor hun plasmaconcentratie daalt

3.Nierfunctie verhoogt, leverfunctie niet
> Renale klaring verhoogt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Adviezen voor GM voor zwangeren?

A
  1. Individueel kijken hoe zwangere reageert
  2. Lagere plasmaconcentratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarop stemmen de we medicatie bij kinderen af?

A

Gewicht.

Grote verschillen binnen dezelfde leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kunnen we zeggen over de absorptie bij kinderen?

A
  • Afhankelijk van snelheid maaglediging en darmperistaltiek. Kinderen tot 13j: absorptie lipofiele farmaca versnelt tov pasgeborene
  • Snellere absorptie: lokaal toegediende dermatologische stoffen bij jonge kinderen (dunne huid)
  • Minder zure maag bij neonaten door melkgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kunnen we zeggen over de distributie bij kinderen?

A
  • Plasma-albumine lager > plasma-eiwitbinding lager > vrije fractie hoger dan bij volw
  • Vetweefsel neonaat is laag, 9m-6j hoger en daalt dan opnieuw tot puberteit = volw
  • Lichaamswater/kg is 1,5x zo veel als volw
  • BH-barrière niet optimaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kunnen we zeggen over metabolisatie bij kinderen?

A
  • Leverfunctie relatief groot
  • CYP-450 enzym bij neonaat is anders dan volw door genetische en omgevingsfactoren > soms snellere, soms tragere metabolisatie
  • Prematuren: leverfunctie onvoldoende ontwikkelt > minder actieve enzymen > tragere metabolisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kunnen we zeggen over de excretie van kinderen?

A
  • Onderontw nierfunctie bij neonaten > minder renale klaring > mogelijks accumulatie
  • Na 4-6w normale nierfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk advies rond GM voor kinderen?

A

Enkel in uiterste nood!

Bij twijfel: www.kinderformularium.nl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ouderen kennen een enorme variatie wat betreft farmacokinetiek en farmacodynamiek. Hoe komt dat?

A
  • Levensstijl: voeding, roken, sociale klasse…
  • Genetische factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kunnen we zeggen over de absorptie bij ouderen?

A
  • Maag minder zuur
  • Verminderde peristaltiek van oesafagus > tabletten en capsules kunnen blijven steken!
  • Minder darmmotiliteit
  • Verminderde opname van ijzer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kunnen we zeggen over de distributie bij ouderen?

A
  • Lichaamsgewicht neemt af ten koste van extracellulaire vloeistof
  • Waterig dwarsgestreept spierweefsel neemt af
  • Vetweefsel neemt toe > vetoplosbare GM kunnen groot verdelingsvolume hebben
  • Albumineconcentratie daalt met 25% > vrije fractie verhoogt > vaker bijwerkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kan je zeggen over de metabolisatie en excretie bij ouderen?

A

Verminderde activiteit van p450-enzymen en verminderde nierfunctie > verminderde eliminatie > standaarddosis verhoogt bloedspiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk advies omtrent GM bij ouderen?

A

Starten met lagere dosis

Opletten voor interacties bij polyfarmacie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar presenteren de grootste verschillen tussen etnische groepen zich in het farmaceutische domein?

A

Op vlak van polymorfisme van de CYP 450-enzymen

17
Q

Hoe komt het dat de relatie dosis-effect van persoon tot persoon varieert?

A

Door variatie in sensitiviteit voor het farmacon. (Farmacodynamische en farmacokinetische effecten van genetische oorsprong)

18
Q

Wanneer mag de dosis verhoogd worden?

A

Zolang de concentratie onder de therapeutische drempelwaarde ligt.

19
Q

Wat is farmacogenetica?

A

De studie die de variatie in dosis-responscurve door genetische verschillen bestudeert.