2.4 Toedieningsvorm Flashcards

1
Q

Welke drie soorten toedieningsvormen zijn er?

A
  1. Droge
  2. Natte
  3. Vette
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke droge toedieningsvormen zijn er?

A
  1. Poeder
  2. Tabletten
  3. Capsules
  4. Overige
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bevat een poeder?

A

De werkzame stof gecombineerd met een hulpstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het nut van de hulpstof in een poeder?

A
  1. Behoorlijk volume creëren
  2. Inname mogelijk maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke vorm worden poeders het vaakst voorgeschreven?

A

Sachet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een sachet?

Wat moet je ermee doen?

A

Afgesloten zakje met correcte hoeveelheid poeder.

Oplossen in een glas water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten poeders zijn er?

A
  1. Sachet
  2. Strooipoeder
  3. Inhalatiepoeder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar dien je strooipoeder te gebruiken?

A

Op de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe dien je inhalatiepoeder te gebruiken?

A

Dmv aerosol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef twee nadelen van poeder als toedieningsvorm.

A
  1. Prikkelt veel smaakpapillen > overheersende smaak > vieze smaak vermoeilijkt inname
  2. Wateraantrekkend > beperkte houdbaarheidsdatum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een tablet?

A

Mengsel van werkzame stof en hulpstof dat onder hoge druk werd samengeperst. Valt in water of maagsap uiteen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bepaalt de snelheid van het uiteenvallen & absorptie van een tablet?

A
  1. Soort toevoegingen
  2. Hoeveelheid toevoegingen
  3. Mate van compressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef twee nadelen van tabletten.

A
  1. Hulpstof kan overgevoeligheidsreacties of maag-darmklachten veroorzaken
  2. Sommigen vinden het moeilijk in te nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef enkele soorten tabletten

A
  1. Gewone tablet
  2. Disperstablet
  3. Bruistablet
  4. Zuigtablet
  5. Smelttablet
  6. Kauwtablet
  7. Implantatietablet
  8. EC of MSR tablet
  9. Dragees
  10. Retardtablet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een gewoon tablet?

Wanneer innemen?

A

Actieve bestanddeel & hulpstoffen gecomprimeerd

voor, tijdens of na de maaltijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe neem je een gewoon tablet in?

A

Doorslikken met water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn disperstabletten?

Geef een synoniem

A

Voor mensen die moeilijk tabletten kunnen slikken > vallen makkelijk uiteen in water.

Twee opties:
1. Meteen doorslikken
2. Laten oplossen met speeksel en doorslikken

Aangeduid met ODIS

Ook orodispergeerbare tabletten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bespreek bruistabletten

A
  • Moet opgelost worden in half glas water
  • Bevat natriumzout dat bruisende drank creëert
  • Basische eigenschap van zout & betere oplosbaarheid GM > °minder maagklachten
  • Niet geschikt bij zoutarm dieet
  • Droog bewaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bespreek zuigtabletten

A
  • Valt niet uiteen in water
  • Aandoening in mond- en keelholte
  • Lost langzaam op > zo lang mogelijk in mond > langzame afgifte
  • Lokale werking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bespreek smelttabletten

A
  • Lost op met speeksel
  • Via mondslijmvlies opgenomen in bloed > algemene werking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bespreek kauwtabletten

A
  • Valt niet uiteen in water
  • Eerst kauwen, dan slikken
  • Werkzaam in maag/darmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bespreek implantatietabletten

A
  • Subcutaan ingebracht
  • Geleidelijk en langdurige opname in lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bespreek EC en MSR-tabletten

A

Enteric-coated
Maagsapresistent

  • Valt pas uiteen in darmen
  • Enkel darmen kunnen de beschermende laag afbreken
  • Belangrijk om in zijn geheel door te slikken
  • EC/MSR vermeld bij naam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het nut van MSR-tabletten?

A
  1. Spaart het maagslijmvlies van GM
  2. Spaart het GM van zure milieu van maag
25
Q

Bespreek dragees

Relatie dragee <> EC-tabletten

A
  • Coating van smaakstof, kleurstof of MSR stof
  • Belangrijk om in zijn geheel in te slikken

Dragees kunnen EC zijn, maar niet alle EC’s zijn dragees of omgekeerd

26
Q

Bespreek retardtabletten

A
  • Vertraagde, constante vrijstelling
  • Matrix of beschermende laag
  • Minder schommelingen in bloedspiegel > minder bijwerkingen
  • Minder toedieningen > beter therapietrouw
27
Q

Hoe kan je retardtabletten herkennen?

A

Bijvoegsels in naam:
* Chrono
* CR: continuous Release
* PL: prolongatum
* Retard
* SR: slow release
* OROS: Oraal Osmotisch Systeem

28
Q

Hoe werkt het OROS-systeem?

A

Het tablet heeft een semipermeabel membraan.
Water penetreert hierdoor.
Het GM diffundeert aan een constante snelheid naar buiten via het gaatje.

29
Q

Wat is een capsule?

A

Een gelatine-omhulsel met erin het GM.
Omhulsel is oplosbaar in water en al dan niet gevuld met granulen.

30
Q

Hoe neem je een capsule in?

A
  • Moet in zijn geheel doorgeslikt worden
  • Moeilijk slikken: capsule laten week worden in lepel water en dan doorslikken
  • Soms ook OROS of MSR-laag
31
Q

Bespreek kauwgom als toedieningsvorm

A

Weinig gebruikt
Enkel geschikt voor GM die:
* Langzaam vrijkomt
* In kleine hoeveelheid werkzaam is
* Door mondslijmvlies wordt opgenomen

Voorlopig enkel bij nicotine

32
Q

Synoniem?

Bespreek een pleister als toedieningsvorm.

A

TTS: transdermale therapeutische systemen

Stof sijpelt geleidelijk aan in het bloed zonder lever te passeren.

33
Q

Welke GM mogen we niet pletten? Waarom?

Wat dan?

A

MSR-tabletten: kan maag of GM beschadigen indien coating vernietigd wordt

RetardGM: retardwerking wordt vernietigd > toxische effecten

Siropen, oplossingen, IV… zie www.pletmedicatie.be

34
Q

Welke soorten natte toedieningsvormen zijn er?

A
  1. Dranken/mixtura
  2. Injectie- en infuusvloeistoffen
  3. Klysma/rectiole
  4. Spray
  5. Aerosol
  6. Inhalatiegassen
35
Q

Welke drie soorten dranken zijn er?

A
  1. Oplossing
  2. Suspensie
  3. Emulsie
36
Q

Welke vormen bestaan er van oplossingen?

A
  1. Vloeistof met vaste stof
  2. Vloeistof met gas
  3. Vloeistof met vloeistof
37
Q

Hoe is een oplossing meestal samengesteld?

A

Vaste werkzame stof wordt opgelost in water als oplosmiddel.

38
Q

Hoe noem je een oplossing waarbij alcohol het oplosmiddel is?

Aandachtspunt?

A

Tinctuur

Moet je niet schudden voor gebruik

39
Q

Voorbeeld van een oplossing

Hoe zijn hoestdranken geëvolueerd?

A

Vroeger suikerrijke siropen.
Tegenwoordig suikervrij met zoetstof.

We blijven wel “siroop” zeggen.

40
Q

Voorbeeld van een oplossing

Bespreek druppels

A
  • Zeer geconcentreerd GM > kleine hoeveelheden
  • Mengen met water, appelmoes, yoghurt…
41
Q

Wat is een suspensie?

Welk soort mengsel?

A

Viskeuze vloeistof waarin het farmacon zich in een fijn verdeelde vaste toestand bevindt.

Heterogeen

42
Q

Wat is een heterogeen mengsel?

A

Ten minste 1 component in het mengsel is te onderscheiden van de rest.

43
Q

Wat werd toegevoegd aan een suspensie?

A

Suspendeermiddelen en stabilisatoren

44
Q

Wat is belangrijk bij gebruik van een suspensie?

A

Schudden!

Gelijkmatige verdeling van het farmaca over de vloeistof. Anders risico op over/onderdosering

45
Q

Wat is een emulsie?

voorbeeld

Voorbeeld emulgator

A

Een samenvoeging van 2 niet met elkaar mengbare vloeistoffen. Hiervoor is een emulgator vereist.

Water in olie of olie in water

Eigeel bindt water & azijn in mayonaise

46
Q

Aandachtspunten voor vloeistof van injectie/infuus?

A
  • Steriel
  • Isotoon met lichaamsvloeistof
    > mag geen reactie uitlokken met bloed!
47
Q

Bespreek injecties

A
  • 1-10ml
  • ID, SC, IM, IV
  • Meestal waterig, soms olie of suspensie
48
Q

Bespreek een infuus

A
  • Grote hoeveelheid mogelijk
  • Toevoeging van elektrolyten en/of voedingsmiddelen
  • Bloedproducten
49
Q

Wat is een klysma?

Synoniem?

A

Vloeibare oplossing van een GM in een klein plastic flacon met een tuitje. Wordt uitgeknepen in het rectum.

Rectiole

50
Q

Bespreek een spray

A

Heel fijne druppeloplossing wordt aangebracht op huid/slijmvliezen

51
Q

Bespreek een aerosol

A

Uiterst fijne druppelvorm via sterke inhalatie tot diep in de luchtwegen.

52
Q

Bespreek inhalatiegassen

A
  • Zuurstoftoediening bij kortademigheid
  • Anesthesie operatie (algehele narcose)
53
Q

Welke vette toedieningsvormen zijn er?

A
  • Zalf
  • Crème
  • Pasta
  • Zetpil
54
Q

Bespreek zalven

A
  • Grotendeels vetten
  • Niet afwasbaar met water
  • Trekt nauwelijks in de huid > sluit af en beschermt
55
Q

Bespreek een crème

A
  • Mengsel water en vetten > emulgator nodig
  • Hydrofiel: afwasbaar met water, trekt snel in, laat nauwelijks een laagje achter
  • Hydrofoob: emulsie water verdeeld in vet, eigenschappen zalf
56
Q

Bespreek een pasta

A
  • Zalf met >50% poeder
  • Aanbrengen: taaie laag
  • Sterk indrogende werking
57
Q

Bespreek een zetpil

Synoniem?

A
  • Mengsel van vaste stof die bij lichaamstemperatuur smelt
  • Torpedovorm
  • Per strip verpakt

Suppositorium

58
Q

Waarvan hangt de keuze van toedieningsvorm af?

A

SCHEGF

  1. Gewenste werkingsplaats
  2. Hoogte dosis
  3. Starttijdstip en duur werking
  4. Co-medicatie
  5. Farmaceutische aspecten
  6. Economische factoren