2.4 Toedieningsvorm Flashcards

(58 cards)

1
Q

Welke drie soorten toedieningsvormen zijn er?

A
  1. Droge
  2. Natte
  3. Vette
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke droge toedieningsvormen zijn er?

A
  1. Poeder
  2. Tabletten
  3. Capsules
  4. Overige
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bevat een poeder?

A

De werkzame stof gecombineerd met een hulpstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het nut van de hulpstof in een poeder?

A
  1. Behoorlijk volume creëren
  2. Inname mogelijk maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke vorm worden poeders het vaakst voorgeschreven?

A

Sachet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een sachet?

Wat moet je ermee doen?

A

Afgesloten zakje met correcte hoeveelheid poeder.

Oplossen in een glas water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten poeders zijn er?

A
  1. Sachet
  2. Strooipoeder
  3. Inhalatiepoeder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar dien je strooipoeder te gebruiken?

A

Op de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe dien je inhalatiepoeder te gebruiken?

A

Dmv aerosol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef twee nadelen van poeder als toedieningsvorm.

A
  1. Prikkelt veel smaakpapillen > overheersende smaak > vieze smaak vermoeilijkt inname
  2. Wateraantrekkend > beperkte houdbaarheidsdatum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een tablet?

A

Mengsel van werkzame stof en hulpstof dat onder hoge druk werd samengeperst. Valt in water of maagsap uiteen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bepaalt de snelheid van het uiteenvallen & absorptie van een tablet?

A
  1. Soort toevoegingen
  2. Hoeveelheid toevoegingen
  3. Mate van compressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef twee nadelen van tabletten.

A
  1. Hulpstof kan overgevoeligheidsreacties of maag-darmklachten veroorzaken
  2. Sommigen vinden het moeilijk in te nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef enkele soorten tabletten

A
  1. Gewone tablet
  2. Disperstablet
  3. Bruistablet
  4. Zuigtablet
  5. Smelttablet
  6. Kauwtablet
  7. Implantatietablet
  8. EC of MSR tablet
  9. Dragees
  10. Retardtablet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een gewoon tablet?

Wanneer innemen?

A

Actieve bestanddeel & hulpstoffen gecomprimeerd

voor, tijdens of na de maaltijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe neem je een gewoon tablet in?

A

Doorslikken met water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn disperstabletten?

Geef een synoniem

A

Voor mensen die moeilijk tabletten kunnen slikken > vallen makkelijk uiteen in water.

Twee opties:
1. Meteen doorslikken
2. Laten oplossen met speeksel en doorslikken

Aangeduid met ODIS

Ook orodispergeerbare tabletten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bespreek bruistabletten

A
  • Moet opgelost worden in half glas water
  • Bevat natriumzout dat bruisende drank creëert
  • Basische eigenschap van zout & betere oplosbaarheid GM > °minder maagklachten
  • Niet geschikt bij zoutarm dieet
  • Droog bewaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bespreek zuigtabletten

A
  • Valt niet uiteen in water
  • Aandoening in mond- en keelholte
  • Lost langzaam op > zo lang mogelijk in mond > langzame afgifte
  • Lokale werking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bespreek smelttabletten

A
  • Lost op met speeksel
  • Via mondslijmvlies opgenomen in bloed > algemene werking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bespreek kauwtabletten

A
  • Valt niet uiteen in water
  • Eerst kauwen, dan slikken
  • Werkzaam in maag/darmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bespreek implantatietabletten

A
  • Subcutaan ingebracht
  • Geleidelijk en langdurige opname in lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bespreek EC en MSR-tabletten

A

Enteric-coated
Maagsapresistent

  • Valt pas uiteen in darmen
  • Enkel darmen kunnen de beschermende laag afbreken
  • Belangrijk om in zijn geheel door te slikken
  • EC/MSR vermeld bij naam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het nut van MSR-tabletten?

A
  1. Spaart het maagslijmvlies van GM
  2. Spaart het GM van zure milieu van maag
25
Bespreek **dragees** | Relatie dragee <> EC-tabletten
* **Coating** van smaakstof, kleurstof of MSR stof * Belangrijk om **in zijn geheel** in te slikken | Dragees kunnen EC zijn, maar niet alle EC's zijn dragees of omgekeerd
26
Bespreek **retardtabletten**
* **Vertraagde, constante vrijstelling** * Matrix of beschermende laag * **Minder schommelingen** in bloedspiegel > minder **bijwerkingen** * Minder toedieningen > beter **therapietrouw**
27
Hoe kan je **retardtabletten** herkennen?
Bijvoegsels in naam: * Chrono * CR: continuous Release * PL: prolongatum * Retard * SR: slow release * OROS: Oraal Osmotisch Systeem
28
Hoe werkt het **OROS-systeem**?
Het tablet heeft een **semipermeabel membraan**. Water penetreert hierdoor. Het **GM diffundeert** aan een constante snelheid naar **buiten via het gaatje**.
29
Wat is een **capsule**?
Een **gelatine-omhulsel** met erin het GM. Omhulsel is **oplosbaar** in water en al dan niet gevuld met granulen.
30
Hoe neem je een **capsule** in?
* Moet **in zijn geheel** doorgeslikt worden * **Moeilijk slikken**: capsule laten week worden in **lepel water** en dan doorslikken * Soms ook OROS of MSR-laag
31
Bespreek **kauwgom** als toedieningsvorm
**Weinig gebruikt** Enkel geschikt voor GM die: * Langzaam vrijkomt * In kleine hoeveelheid werkzaam is * Door mondslijmvlies wordt opgenomen Voorlopig enkel bij **nicotine**
32
# Synoniem? Bespreek een **pleister** als toedieningsvorm.
**TTS**: transdermale therapeutische systemen Stof sijpelt **geleidelijk aan** in het bloed **zonder lever** te passeren.
33
Welke GM mogen we **niet pletten**? Waarom? | Wat dan?
**MSR**-tabletten: kan maag of GM beschadigen indien coating vernietigd wordt **RetardGM**: retardwerking wordt vernietigd > toxische effecten | Siropen, oplossingen, IV... zie www.pletmedicatie.be
34
Welke soorten **natte** toedieningsvormen zijn er?
1. Dranken/mixtura 2. Injectie- en infuusvloeistoffen 3. Klysma/rectiole 4. Spray 5. Aerosol 6. Inhalatiegassen
35
Welke drie soorten **dranken** zijn er?
1. Oplossing 2. Suspensie 3. Emulsie
36
Welke vormen bestaan er van **oplossingen**?
1. Vloeistof met vaste stof 2. Vloeistof met gas 3. Vloeistof met vloeistof
37
Hoe is een oplossing meestal samengesteld?
**Vaste werkzame stof** wordt opgelost in **water** als oplosmiddel.
38
Hoe noem je een oplossing waarbij alcohol het oplosmiddel is? | Aandachtspunt?
Tinctuur | Moet je niet schudden voor gebruik
39
# Voorbeeld van een oplossing Hoe zijn **hoestdranken** geëvolueerd?
Vroeger suikerrijke **siropen**. Tegenwoordig suikervrij met zoetstof. | We blijven wel "siroop" zeggen.
40
# Voorbeeld van een oplossing Bespreek **druppels**
* Zeer **geconcentreerd** GM > kleine hoeveelheden * Mengen met water, appelmoes, yoghurt...
41
Wat is een **suspensie**? | Welk soort mengsel?
Viskeuze **vloeistof** waarin het farmacon zich in een **fijn verdeelde vaste** toestand bevindt. | Heterogeen
42
Wat is een **heterogeen** mengsel?
Ten minste 1 component in het mengsel is te **onderscheiden** van de rest.
43
Wat werd toegevoegd aan een **suspensie**?
Suspendeermiddelen en stabilisatoren
44
Wat is belangrijk bij **gebruik** van een suspensie?
**Schudden**! Gelijkmatige verdeling van het farmaca over de vloeistof. Anders risico op over/onderdosering
45
Wat is een **emulsie**? | voorbeeld ## Footnote Voorbeeld emulgator
Een samenvoeging van 2 **niet** met elkaar **mengbare** vloeistoffen. Hiervoor is een **emulgator** vereist. | Water in olie of olie in water ## Footnote Eigeel bindt water & azijn in mayonaise
46
Aandachtspunten voor vloeistof van **injectie/infuus**?
* Steriel * Isotoon met lichaamsvloeistof > mag geen reactie uitlokken met bloed!
47
Bespreek **injecties**
* 1-10ml * ID, SC, IM, IV * Meestal waterig, soms olie of suspensie
48
Bespreek een **infuus**
* Grote hoeveelheid mogelijk * Toevoeging van elektrolyten en/of voedingsmiddelen * Bloedproducten
49
Wat is een **klysma**? | Synoniem?
Vloeibare oplossing van een GM in een **klein plastic flacon** met een tuitje. Wordt uitgeknepen in het **rectum**. | Rectiole
50
Bespreek een **spray**
Heel fijne **druppeloplossing** wordt aangebracht op huid/slijmvliezen
51
Bespreek een **aerosol**
**Uiterst fijne druppelvorm** via sterke **inhalatie** tot diep in de luchtwegen.
52
Bespreek **inhalatiegassen**
* **Zuurstoftoediening** bij kortademigheid * **Anesthesie** operatie (algehele narcose)
53
Welke **vette** toedieningsvormen zijn er?
* Zalf * Crème * Pasta * Zetpil
54
Bespreek **zalven**
* Grotendeels **vetten** * Niet afwasbaar met water * Trekt nauwelijks in de huid > **sluit af en beschermt**
55
Bespreek een **crème**
* Mengsel water en vetten > **emulgator** nodig * **Hydrofiel**: afwasbaar met water, trekt snel in, laat nauwelijks een laagje achter * **Hydrofoob**: emulsie water verdeeld in vet, eigenschappen zalf
56
Bespreek een **pasta**
* Zalf met **>50% poeder** * Aanbrengen: taaie laag * Sterk **indrogende** werking
57
Bespreek een **zetpil** | Synoniem?
* Mengsel van vaste stof die bij lichaamstemperatuur **smelt** * **Torpedovorm** * Per strip verpakt | Suppositorium
58
Waarvan hangt de **keuze van toedieningsvorm** af?
SCHEGF 1. Gewenste werkingsplaats 2. Hoogte dosis 3. Starttijdstip en duur werking 4. Co-medicatie 5. Farmaceutische aspecten 6. Economische factoren