C. Cardiovasculaire middelen Flashcards

(92 cards)

1
Q

Welke 3 aangrijpingspunten zijn er voor het verlagen van de bloeddruk?

A
  • Arteriële vaatverwijding -> verlaging totale perifere weerstand (Ca-antagonisten, RAS-remmers, ARB’s)
  • Verlaging preload door veneuze vaatverwijding of absolute afname circulerend volume (Nitraten, RAS-remmers, diuretica)
  • Verlagen contractiekracht hart of frequentie hartslag (B-blokkers, diltiazem, verapamil)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het werkingsmechanisme van diuretica?

A

Verhogen uitscheiding natriumchloride en water door vermindering terugresorptie in de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke groepen diuretica zijn er?

A
  • Lisdiuretica
  • Thiazidediuretica
  • Kaliumsparende diuretica
  • Werking in verschillende delen van de nier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn eigenschappen van lisdiuretica?

A
  • Sterk en snel diuretisch effect
  • Werken in lis van Henle
  • Bumetanide en furosemide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het werkingsmechanisme van lisdiuretica?

A
  • Remming Na/K/2Cl cotransport
  • Hoger aanbod Na in distale tubulus en eerste deel verzamelbuis activeert Na/K countertransport met verhoogde K uitscheiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn eigenschappen van thiazide diuretica?

A
  • Matig, lang aanhoudend diuretisch effect
  • Werking in distale tubulus
  • Chloorthalidon, hydrochloorthiazide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het werkingsmechanisme van thiazide diuretica?

A
  • Remming Na/Cl cotransport
  • Hoger aanbod Na in distale tubulus en eerste deel verzamelbuis activeert Na/K countertransport met verhoogde K uitscheiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn eigenschappen van kaliumsparende diuretica?

A
  • Zwak diuretisch effect
  • Werking in corticale verzamelbuis
  • Amiloride, spironolacton, triamtereen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het werkingsmechanisme van kaliumsparende diuretica?

A
  • Competitieve antagonist van aldosteron op aldosteronreceptor -> remming Na/K uitwisseling
  • Remming corticale Na kanalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn indicaties voor lisdiuretica?

A
  • Kortademigheid en oedeem bij hartfalen
  • Ascitis bij levercirrose
  • Bij nierfunctiestoornissen (hogere dosering)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn indicaties voor thiazidediuretica?

A
  • Hypertensie
  • Kortademigheid en oedeem bij mild hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn indicaties voor kaliumsparende diuretica?

A
  • In combinatie met andere diuretica ter voorkoming hypokaliëmie
  • CAVE hyperkaliëmie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een indicatie voor spironolacton?

A

Ernstig hartfalen (NYHA3)
- Positief effect op ongunstige remodellering van het hart > prognoseverbetering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke interacties met diuretica zorgen voor verhoogde valneiging?

A
  • Bloeddrukverlagende middelen
  • Opiaten
  • Benzodiazepines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke interacties met diuretica zorgen voor hyponatriëmie?

A

SSRI’s (SIADH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke interacties met diuretica zorgen voor nierfalen?

A
  • NSAID’s
  • RAS-remmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke interacties met diuretica zorgen voor hyperkaliëmie?

A
  • RAS-remmers
  • NSAID’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke interacties met diuretica zorgen voor verminderd effect?

A
  • NSAID’s (o.a. door zoutretentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn bijwerkingen van lisdiuretica?

A
  • Verminderd effectief circulerend volume > hypotensie, valneiging, dehydratie, duizeligheid
  • Hypokaliëmie > spierzwakte
  • Nierinsufficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn bijwerkingen van thiazide diuretica?

A
  • Verminderd effectief circulerend volume > hypotensie, valneiging, dehydratie, duizeligheid
  • Hypokaliëmie > spierzwakte
  • Hyponatiëmie > misselijkheid, verwardheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van verminderd effectief circulerend volume als bijwerking van diuretica?

A
  • Koorts
  • Diarree, braken
  • Anorexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de behandeling voor verminderd effectief circulerend volume als bijwerking van diuretica?

A
  • Stoppen diuretica
  • Regelmatige controle hydratietoestend
  • Rehydratie met fysiologisch zout
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van hypokaliëmie als bijwerking van diuretica?

A
  • Verminderde intake kalium in voeding
  • Diarree
  • Ouderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de behandeling voor hypokaliëmie als bijwerking van diuretica?

A
  • Starten kaliumsuppletie (drank/tabletten)
  • Toevoegen/overstappen op kaliumsparende diuretica, RAS-remmer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van hyponatriëmie als bijwerking van thiazidediuretica?
* Ouderen * Verminderde intake van eiwitten en zout
26
Wat is de behandeling voor hyponatriëmie als bijwerking van thiazide diuretica?
* Serum natrium controleren 5-9 dagen na starten diuretica bij >80 jaar of >70 jaar + SSRI/intercurrente ziekte * Stoppen diuretica * Hypertoon zout toedienen
27
Waar moet je op letten bij de behandeling van hyponatriëmie?
Te snelle correctie kan leiden tot te snelle dehydratie van hersencellen - Centrale pontiene myelinolyse
28
Wat zijn bijwerkingen van kaliumsparende diuretica?
Hyperkaliëmie > ritmestoornissen, duizeligheid, verhoogde valneiging, dehydratie, hypotensie, nierfalen
29
Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van hyperkaliëmie als bijwerking van kaliumsparende diuretica?
* Diabetes mellitus * Hartfalen * Ouderen * Nierfalen
30
Hoe kan hyperkaliëmie als bijwerking van kaliumsparende diuretica worden voorkomen?
* Controle kaliumspiegen voor en na starten diuretica bij >70 jaar + risicofactor * Kalium intake beperken
31
Wat is de behandeling voor hyperkaliëmie als bijwerking van kaliumsparende diuretica?
* Stoppen diuretica * Calciumgluconaat, insuline/glucose, natrium-polysereensulfaat of dialyse
32
Wat zijn eigenschappen van B1-receptor?
* Voornamelijk in pacemaker- en spiercellen van myocard * Effecten: chronotropie (frequentie ^), inotropie (contractiekracht ^), dromotropie (prikkelgeleiding ^)
33
Wat zijn eigenschappen van B2-receptor?
* Voornamelijk op gladde spiercellen van wanden luchtwegen en bepaalde bloedvaten * Effecten: verwijding bronchiolen, vasodilatatie bloedvaten, reflectoire tachycardie (indien bloeddruk zakt)
34
Wat zijn de effecten van B-receptorblokkerende sympathicolytica?
* Bloeddrukdaling * Afname hartminuutvolume * Toename bronchiale secretie * Vernauwing bronchiolen
35
Wat is het doel van medicamenteuze therapie met beta-blokkers?
* Verbetering ventriculaire vulling tijdens diastole * Vermindering ischemie
36
Wat zijn niet-selectieve beta-blokkers?
Blokkeren B1- en B2-receptoren > effect op hart EN ademhalingswegen - Propanolol, labetalol, sotalol
37
Wat zijn selectieve beta-blokkers?
Blokkeren B1-receptoren - Atenolol, bisoprolol en metoprolol
38
Wat zijn indicaties voor beta-blokkers?
* Atriumfibrilleren * Angina pectoris, secundaire preventie na acuut MI * Hypertensie * Stabiel chronisch hartfalen met verminderde systolische ventrikelfunctie
39
Wat zijn bijwerkingen van beta-blokkers?
* Hypotensie * Bradycardie * Verhoogde valneiging * Hypoglycemie, koude extremiteiten, vermoeidheid, bronchospasmen, impotentie
40
Wat zijn bijwerkingen van sotalol?
Ritmestoornissen - QT-verlenging, torsades, ventrikelfibrilleren, plotse dood
41
Wanneer is het risico op bijwerkingen van sotalol groter?
* Hypokaliëmie * Nierfunctieverlies - Renaal geklaard en smalle therapeutische breedte
42
Wat zijn de effecten van alpha-receptorblokkerende sympathicolytica?
* Relaxatie gladde spieren in prostaat en urinewegen * Bloeddrukdaling door verwijding arteriolen en venen
43
Wat zijn indicaties voor alpha-blokkers?
Hypertensie en mictieklachten - Tamsulosine: bij lagere-urineweg problemen door benigne prostaathyperplasie
44
Wat zijn bijwerkingen van alpha-blokkers?
Orthostase en verhoogde valneiging
45
Wat zijn interacties met beta/alpha-blokkers die zorgen voor bradycardie?
* Calciumantagonisten * Andere negatief chronotrope medicatie
46
Wat zijn interacties met sotalol die zorgen voor ritmestoornissen?
* Middelen die kaliumspiegels verlagen (lis/thiazide diuretica) * Middelen die nierfunctie verminderen (NSAID's) * Middelen die QT-tijd verlengen (sommige antipsychotica)
47
Wat zijn interacties met beta/alpha-blokkers die zorgen voor verminderd effect?
NSAID's (o.a. door zoutretentie)
48
Onderscheid calcium-antagonisten?
* Dihydropyridines: Amlodipine, nifedipine * Non-dihydropyridines: Verapamil, diltiazem
49
Wat is de functie van calciumionen in normale omstandigheden?
* Contractie van spiercellen * Geleiding van impulsen in SA- en AV-knoop van het hart
50
Wat is het werkingsmechanisme van calcium-antagonisten?
Blokkeren instroom van extracellulair calcium > afname prikkelgeleiding en contractie hartspiervezels en gladde spieren in vaatwand
51
Wat zijn de effecten van calcium-antagonisten?
* Vertraging prikkelgeleiding SA- en AV-knoop * Vasodilatatie (coronair en systemisch) - Orgaanspecificiteit door structuurverschillen calciumkanalen in vaatwand en hart
52
Wat is het effect van dihydropyridines?
Vooral vasodilatatie
53
Wat is het effect van non-dihydropyridines?
* Invloed SA- en AV-knoop * Vasodilatatie
54
Wat zijn indicaties voor calcium-antagonisten?
* Hypertensie * Atriumfibrilleren (non-dihydropyridines)
55
Wat zijn bijwerkingen van calcium-antagonisten?
* Ongewenste vaatverwijdende effecten (hoofdpijn, flushes, duizeligheid, reflextachycardie) * Hypotensie * Verhoogde valneiging * Perifeer oedeem * Obstipatie * Bradycardie (non-dihydropyridines)
56
Wat zijn interacties met dihydropyridines die het effect kunnen beïnvloeden?
Middelen die het enzym CYP3A4 beïnvloeden
57
Wat zijn interacties met non-dihydropyridines? Wat is het effect?
Beta-blokkers - Bradycardie en AV-geleidingsstoornissen
58
Hoe werkt het renine-angtiotensine-systeem (RAS)?
1. Door bloeddruk verlaging en Na-depletie wordt renine afgescheiden door juxtaglomerulaire cellen in de nier 2. Oligopeptide angiotensine I wordt afgesplitst 3. Angiotensine I wordt door ACE gehydrolyseerd tot angiotensine II 4. Angiotensine II induceert het vrijkomen van aldosteron uit bijnierschors 5. Bloeddrukstijging, natrium- en waterretentie en toename kaliumuitscheiding (vasoconstrictieve eigenschappen)
59
Wat is het werkingsmechanisme van ACE-remmers?
Remming van vorming van angiotensine II (ATII) - Captopril, enalapril, lisinopril
60
Wat zijn de effecten van ACE-remmers?
* Bloeddrukverlaging * Regressie harthypertrofie * Vaatverwijding * Vermindering hyperplasie vasculaire gladde spiercellen * Verlaging perfusiedruk glomerulus
61
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen ACE-remmers?
Mate van resorptie en halfwaardetijd
62
Wat zijn indicaties voor ACE-remmers?
* Hypertensie * Hartfalen en MI * Nefropathie met proteïnurie
63
Hoe hebben ACE-remmers een effect op hartfalen?
Door vaatverwijding wordt zowel de voor- als nabelasting verminderd - Gunstige invloed hypertrofie hartspier en overleving - Voorkomt remodeling hartspiercellen
64
Hoe hebben ACE-remmers een effect op nefropathie?
Afname arteriolaire weerstand in efferente niervaten door remming ATII of blokkade ATII receptor > vermindering glomerulaire capillaire druk
65
Wat zijn bijwerkingen van ACE-remmers?
* (Orthostatische) hypotensie en valneiging > duizeligheid, zwakte, syncope * Nierfalen * Hyperkaliëmie * Angio-oedeem oro-noso-farynxgebied (zeldzaam, maar fataal) * Kriebelhoest
66
Wat zijn risicogroepen voor hypotensie en valneiging als bijwerkingen van ACE-remmers?
* Ouderen * Dehydratie
67
Wat zijn risicogroepen voor nierfalen als bijwerkingen van ACE-remmers?
* Dehydratie, diarree, braken, anorexie * Koorts, hoge omgevingstemperatuur
68
Wat zijn risicogroepen voor hyperkaliëmie als bijwerkingen van ACE-remmers?
* DM * Hartfalen * Nierfalen
69
Wat zijn risicogroepen voor verminderd effect als bijwerkingen van ACE-remmers?
Nierfunctiestoornissen
70
Hoe kunnen ACE-remmers nierfalen als bijwerking hebben?
Inductie licht reversibele stijging serumcreatinine (±10%) - Bij verminderde nierfunctie zeer krachtig effect ACE-remmers doordat RAS-systeem sterk gestimuleerd is
71
Hoe kunnen ACE-remmers hyperkaliëmie als bijwerking hebben?
Plasma-kaliumgehalte kan secundair aan verminderde aldosteron secreatie toenemen - Vooral bij verminderde nierfunctie
72
Hoe kunnen ACE-remmers kriebelhoest en angio-oedeem oro-naso-farynxgebied als bijwerking hebben?
Door accumulatie van bradykinine - Wordt normaliter door ACE afgebroken
73
Wat zijn interacties met ACE-remmers die nierfalen veroorzaken?
* Diuretica * NSAID's
74
Wat zijn interacties met ACE-remmers die hyperkaliëmie veroorzaken?
Kaliumsparende diuretica
75
Wat zijn interacties met ACE-remmers die hypotensie veroorzaken?
Diuretica
76
Wat zijn interacties met ACE-remmers die valneiging veroorzaken?
* Antihypertensiva * Opiaten * Benzodiazepines
77
Wat zijn interacties met ACE-remmers die verminderd effect veroorzaken?
NSAID's (o.a. door zoutretentie)
78
Wat is het werkingsmechanisme van angiotensine II (AT-1) antagonisten?
Blokkeren AT1-receptor en remmen dus de werking van angiotensine II - Minder afgifte aldoseron en proliferatie gladde spiercellen
79
Wat zijn indicaties voor angiotensine II (AT-1) antagonisten?
Alternatief voor ACE-remmer - Bij kriebelhoest of angio-oedeem bij gebruik ACE-remmer
80
Wat is het werkingsmechanisme van hartglycosiden?
* Vergroot contractiliteit van het hart * Verlaging hartfrequentie * Vertraging AV-geleiding
81
Eigenschappen hartglycosiden
* Deels renale klaring * T1/2 normaal 30-40 uur, 40-70 uur bij hartfalen en nierfunctieverlies * Smalle therapeutische breedte met ernstige intoxicatieverschijnselen * Initiële oplaaddosis + onderhoud (0.5mg, 0.25mg, 0.25mg) - Digoxine
82
Wat zijn bijwerkingen van digoxine?
* Ritmestoornissen * Bradycardie
82
Wat zijn indicaties voor digoxine?
* Atriumfibrilleren met snelle ventrikelfrequentie * Hartfalen
83
Wat zijn interacties met digoxine die kunnen zorgen voor ritmestoornissen?
* Middelen die kalium verlagen (lis/thiazide diuretica) * Middelen die nierfunctie verminderen (NSAID's)
84
Wat zijn interacties met digoxine die kunnen zorgen voor bradycardie?
Middelen met negatief chronotrope werking, bijv. verapamil
85
Wat is het werkingsmechanisme van nitraten?
Direct vaatverwijdend effect op veneuze bloedvaten en coronaire vaten - Bij hoge, intraveneuze dosering ook vaatverwijdend effect op arteriolen Binnen gladde spiercellen vaatwand omgezet in NO
86
Wat zijn de effecten van nitraten (en NO)?
* Vasodilatatie * Remming plaatjesadhesie en -aggregatie * Rol in endotheelfunctie en contractiliteit hart
87
Eigenschappen isosorbide-dinitraat (ISDN)
* Groot first-pass effect * Biologische beschikbaarheid 20-30% * T1/2: 30-60 min * Toediening: oromucosaal
88
Eigenschappen isosorbide-mononitraat (ISMN)
* Actieve metaboliet ISDN * Geen first-pass effect (minder fluctuaties plasmaspiegels) * T1/2: 4-5 uur * Toediening: ALLEEN oraal
89
Wat zijn indicaties voor behandeling met nitraten?
* Angina pectoris * Longoedeem/astma cardiale
90
Wat is de belangrijkte bijwerkingen bij behandeling met nitraten? Wat is het advies ter preventie hiervan?
Nitraatcollaps - Vooral bij snelwerkende preparaat - Risico groter bij ondervulling Advies: medicatie niet staand innemen
91
Wat is het probleem bij gebruik van nitraten als onderhoudsbehandeling? Wat is het advies ter preventie hiervan?
Optreden van tolerantie voor het effect - Kan optreden na 6-8 uur gelijkblijvende bloedspiegel Advies: per dag 8-12 uur nitraat-vrij of nitraat-arm interval