D. Antidiabetica Flashcards

(47 cards)

1
Q

Bloedglucosegehalte normale omstandigheden

A

4-8 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het probleem bij DM type 1?

A

Absoluut insulinetekort door auto-immuun destructie van beta-cellen in de pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de behandeling van DM type 1?

A

Insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het probleem bij DM type 2?

A
  • Relatief tekort aan insuline door toegenomen insulineresistentie in lever-, spier- en vetweefsel
  • Disfunctie van beta-cellen eilandjes van Langerhans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de behandeling van DM type 2?

A
  • Niet-medicamenteuze adviezen
  • Orale bloedglucose verlagende middelen
  • Insuline-injecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke niet-medicamenteuze adviezen worden gegeven bij DM type 2?

A
  • Niet roken
  • Gezonde voeding
  • Voldoende lichaamsbeweging
  • Afvallen bij BMI >25
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer wordt er gestart met orale bloedglucose verlagende middelen in de behandeling van DM type 2?

A

Indien met voedingsadvies en stimulering van lichaamsbeweging geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het werkingsmechanisme van metformine?

A
  • Remt glucoseproductie in de lever
  • Verhoogt perifere gevoeligheid voor insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een voordeel van metformine?

A

Kan geen hypoglycemie veroorzaken doordat het de insulineproductie niet stimuleert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Indicaties metformine

A

Volwassenen met DM type 2
- Monotherapie of i.c.m. andere middelen of insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Contra-indicaties metformine

A
  • Nierinsufficiëntie (eGFR <10ml/min/1.73m^2)
  • Leverinsufficiëntie
  • Hartfalen
  • Chronische hypoxemie
  • Sepsis
  • Jodiumhoudende contrastvloeistoffen of algehele anesthesie (staken, na 48 uur herstarten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt metformine geklaard?

A

Geheel uitgescheiden door nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bijwerkingen metformine

A
  • Maag-darmklachten (misselijkheid, braken, diarree)
  • Lactaatacidose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan een lactaatacidose ontstaan bij gebruik van metformine?

A

Bij onvoldoende werking van de nieren zal metformine zich stapelen in het lichaam
- Fataal, maar zeldzaam
- Dosering aanpassen op nierfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het werkingsmechanisme van sulfonylureumderivaten?

A

Stimuleren de afgifte van insuline uit beta-cellen, onafhankelijk van de glucoseconcentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kortwerkende sulfonylureumderivaten?

A
  • Tolbutamide
  • Gliclazide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn langwerkende sulfonylureumderivaten?

A
  • Glibenclamide
  • Glimepiride
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Eerste keus sulfonylureumderivaat

A

Gliclazide
- Kans op hypoglycemie het kleinst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Indicaties sulfonylureumderivaten

A

Volwassenen met DM type 2

20
Q

Wat zijn bijwerkingen van sulfonylureumderivaten?

21
Q

Wanneer is de kans op hypoglycemie groter bij gebruik van sulfonylureumderivaten?

A
  • Ouderen
  • Lever- of nierfunctiestoornis
  • Ongewone lichamelijke belasting
  • Onregelmatige voeding of verminderde intake
22
Q

Welk sulfonylureumderivaat schrijf je voor bij mensen met nierfunctiestoornissen?

A

Gliclazide -> omzettingsproducten inactief

23
Q

Welk sulfonylureumderivaat is gecontra-indiceerd bij nierfunctiestoornissen?

A

Glibenclamide -> werkzame metabolieten kunnen bijdragen aan toename kans op hypoglycemie

24
Q

Wat zijn de symptomen van een hypoglycemie?

A
  1. Stimulatie adrenerge systeem -> tachycardie, zweten, onrust, tremoren
  2. Neuroglycopene verschijnselen -> dysartrie, dubbelzien, hoofdpijn, concentratiestoornissen, verwardheid
25
Wat is de behandeling van een hypoglycemie?
* Toediening koolhydraten of glucose per os * Glucose-oplossing intraveneus of 1mg glucagon subcutaan/intramusculair
26
Interactie met sulfonylureumderivaten die zorgen voor hypoglycemie
(Niet-selectieve) beta-blokkers - Maskeren begin symptomen hypoglycemie - Vertragen herstel glucosespiegel
27
Wat is het werkingsmechanisme van sodium-glucose cotransporter 2 remmers (SGLT2-remmers)?
Blokkeren selectief en reversibel de natriumglucose-cotransporter 2 in de nieren -> renale glucose reabsorptie wordt geremd -> uitscheiding van glucose met urine en verlaging bloedglucose gehalte
28
Indicaties SGLT2-remmers
* Volwassenen met DM type 2 - Monotherapie of aanvullling * Hartfalen
29
Wat is de belangrijskte bijwerking van SGLT2-remmers?
Euglycemische diabetische ketoacidose (EKDA)
30
Wat is een euglycemische diabetische ketoacidose?
Vorm van ketoacidose waarbij de glucosewaarde lager is dan gebruikelijk (<14 mmol/L) - Diagnose kan gemist worden en behandeling kan vertraging oplopen
31
Hoe ontstaat een euglycemische diabetische ketoacidose bij gebruik van SGLT2-remmers?
Gebruik van SGLT2-remmers in combinatie met koolhydraat arm dieet
32
Wat is de behandeling van een euglycemische diabetische ketoacidose?
Toedienen van glucose en insuline
33
Indicaties insuline
*DM type 1 * Onvoldoende reactie op orale bloedglucose verlagende middelen bij DM type 2
34
Waar is de insuline behandeling op gericht?
Normale fysiologische insulineafgifte zoveel mogelijk nabootsen
35
Wat is essentieel bij behandeling met insuline?
Denken in insulineprofielen - Tijdsverloop van insulinespiegels in het bloed
36
Wat zijn kortwerkende insulinepreparaten?
* Humuline regular/actrapid * Insuman rapid
37
Eigenschappen kortwerkende insulinepreparaten
* Licht vertraagde resorptie -> hexameer vorming subcutaan * 30 min voor maaltijd spuiten * Piekwerking: 2-3 uur na injectie * Werkingsduur: 6-8 uur
38
Wat zijn snelwerkende insuline-analogen?
* Insuline aspart (novorapid) * Glulisine (apidra) * Lispro (humalog)
39
Eigenschappen snelwerkende insuline-analogen
* Snelle resorptie -> komt subcutaan als mono/dimeer * Direct voor, tijdens of na maaltijd spuiten * Piekwerking: 45-90 min na injectie * Werkingsduur: 4-5 uur
40
Wat is een langwerkende insuline-analoog?
Insuline glargine (lantus)
41
Eigenschappen langwerkende insuline-analogen
* Vertraagde resorptie -> vorming subcutane microneerslagen * Tussen avondeten en net voor slapen spuiten * Werkingsduur: ca. 24 uur of langer
42
Interactie met insuline die zorgt voor hypoglycemie
(Niet-selectieve) beta-blokkers - Maskeren begin symptomen hypoglycemie - Vertragen herstel glucosespiegel
43
Wat is de belangrijkste bijwerkingen van insuline gebruik?
Hypoglycemie
44
Hoe ontstaat een hypoglycemie bij insuline gebruik?
* Overdosering * Te laat of te weinig eten * Alcohol * Lichamelijke inspanning * Verminderde nierfunctie
45
Wat is hypoglycaemia unawareness?
Patiënt voelt de hypoglycemieën niet goed aankomen
46
Wat is het voordeel van insuline glargine (lantus) t.o.v. NPH-insuline bij DM type 2?
Minder nachtelijke hypoglycemieën
47
Wat is een gevaar voor patiënten die al behandeld worden met insuline?
Ketoacidose bij te weinig insuline