H. Farmacokinetiek Flashcards

(40 cards)

1
Q

Wat is farmacokinetiek?

A

Beschrijft de processen waaraan een werkzame stof in het lichaam wordt onderworpen
- Absorptie, distributie, metabolisme en eliminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de therapeutische breedte?

A

Het verschil tussen (on)werkzame doseringen en toxische doseringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar moet meer aandacht voor zijn bij middelen met een smalle therapeutische breedte?

A

Toxiciteit en overdoseringen, bijv. als gevolg van interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer geeft een middel bijwerkingen bij een lagere dan toxische bloedspiegel?

A

Bij een allergische reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Behandeling ongecompliceerde pneumonie

A

3dd 500mg amoxicilline per dag per os

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Behandeling meningitis

A

Tot 12 gram amoxicilline per dag intraveneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt mede bepaalt door de mate van absorptie?

A

Biologische beschikbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de biologische beschikbaarheid (F)?

A

Hoeveel van de toegediende werkzame stof uiteindelijk de algemene circulatie bereikt en voor werking beschikbaar komt t.o.v. intraveneuze toediening
- F = AUC oraal / AUC iv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe bereken je het percentage verlies aan werkzame stof?

A

(1 - F ) x 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de biologische beschikbaarheid bij intraveneuze toediening?

A

100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor kan er bij orale toediening percentage verlies van werkzame stof optreden?

A

Door afbraak in het maag-darmkanaal of de lever bij eerste passage (first-pass effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is area under the curve (AUC)?

A

Oppervlakte onder tijd-concentratie curve -> zegt iets over totale blootstelling aan een geneesmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verdelingsvolume (Vd)?

A

Verhouding tussen de hoeveelheid opgenomen geneesmiddel in het lichaam en de plasmaconcentratie
- Vd = F x D / Co

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is het verdelingsvolume klein?

A

Wanneer een (relatief) groot deel van de totale hoeveelheid geneesmiddel zich in het plasma bevindt, bijv. door sterke binding aan plasma-eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is het verdelingsvolume groot?

A

Sterk lipofiele eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is het verdelingsvolume van belang?

A

Voor het bepalen van een oplaaddosis
- Snel gewenste plasmaconcentratie bereiken
- Uitgedrukt in relatie tot lichaamsgewicht (L/kg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe en waar vindt geneesmiddel metabolisme plaats?

A

In de lever via biotransformatie middels type-1 en type-2 reacties

18
Q

Wat zijn type-1 metabolisering reacties?

A
  • Hydrolyse
  • Oxidatie
  • Reductie
19
Q

Wat zijn type-2 metabolisering reacties?

A

Conjugatiereacties
* Acetylering
* Gluconidering
* Sulfatering

20
Q

Wat is het resultaat van de biotransformatie reacties (zowel type-1 als type-2)?

A

Toegenomen oplosbaarheid van het molecuul in water, leidt vervolgens tot uitscheiding door de nier of via de gal

21
Q

Wat is een prodrug?

A

Een geneesmiddel dat pas biologisch actief wordt na metabolisme

22
Q

Welk systeem is belangrijk voor de biotransformatie van geneesmiddelen?

A

CYP450-enzymsysteem
- Belangrijkste = CYP3A4

23
Q

Wat doen enzyminhibitors?

A

Zorgen voor inhibitie van CYP3A4 -> medicatie minder snel afgebroken -> hogere bloedspiegels
- Effect direct

24
Q

Voorbeelden enzyminhibitors?

A
  • Azolen (ketoconazol, itraconazol)
  • Claritromycine
  • Erytromycine
  • Verapamil
  • Grapefruitsap
25
Wat doen enzyminducers?
Zorgen voor inductie van CYP3A4 -> medicatie sneller afgebroken -> hogere dosering nodig - Effect na dagen tot weken - CAVE dosering aanpassen na staken inducerend middel
26
Voorbeelden enzyminducers?
* Rifampicine * Anti-epileptica (carbamazepine, fenytoïne) * St. Janskruid
27
Via welke 2 wegen kan het lichaam en stof elimineren?
Via de lever en via de nieren
28
Hoe werkt eliminatie via de nieren?
Uitscheiding van stoffen die goed wateroplosbaar zijn door filtratie of actieve tubulaire secretie
29
Hoe werkt eliminatie van minder hydrofiele stoffen?
Stof in de lever omgezet in hydrofiele stof via type-1 en type-2 reacties - Stof verlaat lichaam via nieren of gal/feces
30
Wat is klaring?
De hoeveelheid plasma die per tijdseenheid volledig wordt geklaard van het geneesmiddel (volume/tijd)
31
Waar is de klaring een maat voor?
Eliminatiecapaciteit van de lever en nieren
32
Waarom is de klaring van belang?
Voor het bepalen van de onderhoudsdosis in steady state - Steady state -> hoeveelheid toediening = hoeveelheid uitscheiding
33
Formule klaring
Cl = (F x (D/T)) / Css - D/T = onderhoudsdosis - Css = concentratie steady state
34
Bij welke geneesmiddel is het van belang om de nierfunctie in de gaten te houden?
Bij middelen die voor meer dan 50% geklaard worden door de nieren - Bij verminderde nierfunctie dosis aanpassen!
35
Wat is de halfwaardetijd (T1/2)?
De tijdsduur die het lichaam nodig heeft om de plasmaconcentratie van een stof te halveren - Evenredig met verdelingsvolume - Omgekeerd evenredig met klaring
36
Formule T1/2
T1/2 = 0.7 x (Vd / Cl)
37
Wanneer is de steady state van een middel bereikt?
Als bij herhaalde toediening de dagelijks geabsorbeerde fractie van de dosis gelijk is aan de geëlimineerde hoeveelheid - Na ca. vijfmaal T1/2
38
Waarvan is de tijd tot het ontwikkelen van een steady state afhankelijk?
De halfwaardetijd
39
Wanneer moet het klinisch effect van een geneesmiddel worden bepaald?
Tijdens de steady state
40
Door welke factoren kan een lange halfwaardetijd worden veroorzaakt?
* Door geringe klaring * Door groot verdelingsvolume