Decaleon7-DE-NL-B1 Einrichtung und Körperpflege Flashcards
Deutsch-Niederländisch Level B1 Export from Decaleon7 (332 cards)
1
Q
garnituur
A
Garnitur
2
Q
fopspeen
A
Schnuller
3
Q
gevel
A
Giebel
4
Q
huurhuis
A
Mietshaus
5
Q
huurprijs
A
Mietpreis
6
Q
beddenlaken
A
Bettlaken
7
Q
vestiaire
A
Garderobe
8
Q
stuk grond
A
Grundstück
9
Q
tafellaken
A
Tischtuch
10
Q
kleef
A
Kleber
11
Q
plafond
A
Decke
12
Q
afvalwater
A
Abwasser
13
Q
bovenverdieping
A
Obergeschoss
14
Q
garen
A
Garn
15
Q
ventilator
A
Ventilator
16
Q
verhuizing
A
Umzug
17
Q
stoffig
A
staubig
18
Q
kleerkast
A
Kleiderschrank
19
Q
reinigingsmiddel
A
Reinigungsmittel
20
Q
woonhuis
A
Wohnhaus
21
Q
woonachtig
A
wohnhaft
22
Q
bouwmeester
A
Baumeister
23
Q
opruimen
A
aufräumen
24
Q
bakoven
A
Backofen
25
doorgestikt dekbed
Steppdecke
26
schuur
Scheune
27
leuning
Geländer
28
barak
Baracke
29
stopcontact
Steckdose
30
badkamer
Badezimmer
31
bank
Bank
32
bouwkunst
Baukunst
33
leunstoel
Lehnstuhl
34
woonwijk
Wohnviertel
35
gloeilamp
Glühbirne
36
stortbad
Brause
37
warm water
Warmwasser
38
bed
Beet
39
afvalemmer
Abfalleimer
40
bekken
Becken
41
gewelf
Gewölbe
42
huisnummer
Hausnummer
43
toilet
Abort
44
lus
Schlinge
45
bak
Gefäß
46
thuis
Zuhause
47
warmwaterkruik
Wärmflasche
48
ontsluiten
aufschließen
49
weg naar huis
Heimweg
50
diepvrieskast
Gefrierschrank
51
ruit
Glasscheibe
52
pleister
Putz
53
geul
Rinne
54
hal
Hausflur
55
inpakken
einpacken
56
elektrisch apparaat
Elektrogerät
57
wissen
wischen
58
pool
Pool
59
huisdeur
Haustür
60
lap
Lappen
61
deken
Zudecke
62
huishouden
Haushalt
63
slaapkamer
Schlafzimmer
64
inrichting
Einrichtung
65
servet
Serviette
66
baksteen
Ziegelstein
67
parel
Perle
68
pijler
Pfeiler
69
vak
Fach
70
verhuring
Vermietung
71
vezel
Faser
72
corridor
Korridor
73
paal
Pfosten
74
eetkamer
Esszimmer
75
beddenlaken
Betttuch
76
waslijn
Wäscheleine
77
bejaardentehuis
Altersheim
78
kolonist
Siedler
79
paal
Pfahl
80
naar huis gaan
heimgehen
81
keren
kehren
82
hoofdkussen
Kopfkissen
83
zijn intrek nemen
einziehen
84
zich vestigen
sich niederlassen
85
boiler
Boiler
86
nis
Nische
87
gloeilamp
Glühlampe
88
borstelen
bürsten
89
eettafel
Esstisch
90
heg
Hecke
91
binnentreden
eintreten
92
dakgoot
Dachrinne
93
zolder
Dachboden
94
heer des huizes
Hausherr
95
gesloten
abgeschlossen
96
gevel
Fassade
97
kleine stad
Kleinstadt
98
kruk
Hocker
99
parket
Parkett
100
opbouwen
aufbauen
101
stoken
einheizen
102
vervallen
verfallen
103
terugkeer
Rückkehr
104
commode
Kommode
105
closet
Klosett
106
prullenbak
Papierkorb
107
onderlegger
Unterlage
108
nap
Napf
109
zitbank
Sitzbank
110
portemonnee
Portemonnaie
111
kussen
Polster
112
hondenhok
Hundehütte
113
tegel
Kachel
114
zaklantaarn
Taschenlampe
115
platenspeler
Plattenspieler
116
kleine kamer
Kammer
117
kelderverdieping
Untergeschoss
118
trekken uit
ausziehen
119
tafelkleed
Tischdecke
120
onzindelijk
unsauber
121
stadscentrum
Stadtmitte
122
diepvrieskist
Tiefkühltruhe
123
stadscentrum
Stadtzentrum
124
canapé
Kanapee
125
huurder
Mieter
126
benedenverdieping
Erdgeschoss
127
bloemenvaas
Blumenvase
128
vegen
fegen
129
aanwonende
Anwohner
130
twijn
Zwirn
131
wasdroger
Trockner
132
uitpakken
auspacken
133
vuilnisemmer
Mülleimer
134
cd-speler
CD-Spieler
135
gang
Flur
136
mat
Matte
137
parterre
Parterre
138
aansteker
Feuerzeug
139
zich vestigen
siedeln
140
spray
Spray
141
slot
Schloss
142
map
Mappe
143
behaaglijk
behaglich
144
fundament
Fundament
145
airconditioning
Klimaanlage
146
veranda
Veranda
147
bel
Klingel
148
waterleiding
Wasserleitung
149
baksteen
Backstein
150
buggy
Buggy
151
kraam
Bude
152
hengsel
Henkel
153
strijkplank
Bügelbrett
154
zintuig
Sinnesorgan
155
onvruchtbaar
unfruchtbar
156
zwartharig
schwarzhaarig
157
overleven
überleben
158
seks
Sex
159
middelvinger
Mittelfinger
160
zich begeven
sich begeben
161
reukzin
Geruchssinn
162
inslikken
verschlucken
163
doorslikken
hinunterschlucken
164
nachtmerrie
Albtraum
165
make-up
Make-up
166
elleboog
Ellenbogen
167
speeksel
Speichel
168
haarborstel
Haarbürste
169
haarkleur
Haarfarbe
170
kaalkop
Glatzkopf
171
onzichtbaar
unsichtbar
172
uitreiken
überreichen
173
kuit
Wade
174
gonzen
summen
175
mondeling
mündlich
176
lichaamslengte
Körpergröße
177
opheffen
emporheben
178
rukken
zerren
179
toeroepen
zurufen
180
spuug
Spucke
181
achteruitgaan
zurücktreten
182
plukken
zupfen
183
bleekheid
Blässe
184
toetasten
zugreifen
185
deodorant
Deo
186
aanstippen
tippen
187
weerklinken
tönen
188
trappelen
trampeln
189
trekken
zucken
190
inademen
einatmen
191
haarsnit
Haarschnitt
192
houding
Haltung
193
bronchiën
Bronchien
194
val
Fall
195
elleboog
Ellbogen
196
gorgel
Gurgel
197
lijk
Leichnam
198
roodharig
rothaarig
199
ledematen
Gliedmaßen
200
kaal hoofd
Glatze
201
zich toedraaien
sich zuwenden
202
vernemen
vernehmen
203
tocht
Luftzug
204
deodorant
Deodorant
205
in het oog krijgen
erblicken
206
grijsharig
grauhaarig
207
urineren
urinieren
208
verbuigen
verbiegen
209
struikelen
stolpern
210
snor
Schnurrbart
211
haar
Haar
212
uiterlijk
Äußeres
213
stront
Scheiße
214
wenken
winken
215
hygiëne
Hygiene
216
vena
Vene
217
hoorbaar
hörbar
218
pols
Puls
219
knap
gutaussehend
220
wenkbrauw
Augenbraue
221
loslaten
loslassen
222
ranselen
prügeln
223
lippenstift
Lippenstift
224
enkel
Knöchel
225
gaan liggen
sich niederlegen
226
zonnebril
Sonnenbrille
227
ademhaling
Atmung
228
krachteloos
kraftlos
229
linkshandige
Linkshänder
230
organisme
Organismus
231
kaalhoofdig
glatzköpfig
232
ringvinger
Ringfinger
233
erdoor zien
durchschauen
234
de keel schrapen
sich räuspern
235
gehoor
Gehör
236
vet
feist
237
bewusteloos
ohnmächtig
238
boezem
Busen
239
terugblikken
zurückblicken
240
rechtshandige
Rechtshänder
241
slagader
Schlagader
242
strot
Schlund
243
herrie
Krach
244
gapen
Gähnen
245
scheerapparaat
Rasierapparat
246
pupil
Pupille
247
postuur
Statur
248
onderarm
Unterarm
249
onderlijf
Unterleib
250
fysiologie
Physiologie
251
even raken
streifen
252
schreeuw
Schrei
253
slaan
schlagen
254
urine
Urin
255
seksualiteit
Sexualität
256
pruik
Perücke
257
vlecht
Zopf
258
nachtmerrie
Alptraum
259
vuist
Faust
260
zich opmaken
sich schminken
261
onderbeen
Unterschenkel
262
storten
stürzen
263
kaak
Kiefer
264
homoseksueel
homosexuell
265
uitglijden
ausrutschen
266
klem
Klammer
267
zonnebrandcrème
Sonnenschutzcreme
268
passeren
passieren
269
oksel
Achsel
270
ader
Ader
271
gesoigneerd
gepflegt
272
baden
baden
273
stap
Tritt
274
strottenhoofd
Kehlkopf
275
gehandicapte
behindert
276
rondkijken
sich umschauen
277
mompelen
murmeln
278
wrijven
reiben
279
snuiven
schnaufen
280
slepen
schleppen
281
waarneembaar
wahrnehmbar
282
slingeren
schleudern
283
slikken
schlucken
284
huidkleur
Hautfarbe
285
oud worden
altern
286
uitademen
ausatmen
287
koon
Backe
288
aanhoren
anhören
289
zich afwenden
sich abwenden
290
witharig
weißhaarig
291
lijken
ähnlich sehen
292
schrijden
schreiten
293
gaan liggen
sich hinlegen
294
dij
Oberschenkel
295
fluisteren
flüstern
296
geeuwen
gähnen
297
ademen
hauchen
298
opvangen
auffangen
299
rib
Rippe
300
hinken
hinken
301
nek
Nacken
302
bevrediging
Befriedigung
303
aanleunen
sich anlehnen
304
bedrog
Täuschung
305
smijten
schmeißen
306
aanstaren
anstarren
307
houwen
hauen
308
barrevoets
barfuß
309
reflex
Reflex
310
aanspannen
anspannen
311
grijnzen
grinsen
312
fluitje
Pfiff
313
opklinken
erklingen
314
nagellak
Nagellack
315
nagel
Nagel
316
zich afkeren
sich abkehren
317
wijsvinger
Zeigefinger
318
gewricht
Gelenk
319
pony
Pony
320
lijk
Leiche
321
aanraking
Berührung
322
beleven
erleben
323
bovenarm
Oberarm
324
scheel zien
schielen
325
bovenlichaam
Oberkörper
326
sluipen
schleichen
327
bekoorlijkheid
Reiz
328
wimper
Wimper
329
pols
Handgelenk
330
scheerwater
Rasierwasser
331
grijpen
ergreifen
332
navel
Nabel
