Decaleon7-DE-NL-B1 Familie, Nahrung und Kleidung Flashcards
Deutsch-Niederländisch Level B1 Export from Decaleon7 (461 cards)
1
Q
scheiden
A
scheiden
2
Q
woonplaats
A
Heimatort
3
Q
samenleven
A
zusammenleben
4
Q
gelukwenser
A
Gratulant
5
Q
oprichter
A
Gründer
6
Q
omarmen
A
umarmen
7
Q
makker
A
Gefährte
8
Q
een afspraak maken
A
sich verabreden
9
Q
gemaal
A
Gemahl
10
Q
nalaten
A
vererben
11
Q
weggeven
A
verschenken
12
Q
vreemdeling
A
Fremder
13
Q
verloofd
A
verlobt
14
Q
zorgen
A
sorgen
15
Q
voorouders
A
Vorfahren
16
Q
medewerker
A
Helfer
17
Q
lenen
A
borgen
18
Q
stamvader
A
Urahn
19
Q
onbekende
A
Unbekannter
20
Q
nalatenschap
A
Erbschaft
21
Q
gastheer
A
Gastgeber
22
Q
erven
A
erben
23
Q
echtelieden
A
Eheleute
24
Q
wittebroodsweken
A
Flitterwochen
25
overgrootmoeder
Urgroßmutter
26
overgrootvader
Urgroßvater
27
echtbreuk
Ehebruch
28
opgroeien
aufwachsen
29
nicht
Cousine
30
meehelpen
mithelfen
31
zich melden
sich melden
32
enig kind
Einzelkind
33
afhalen
abholen
34
zich verzamelen
sich sammeln
35
voorvader
Ahn
36
gelukwensen
Glückwünsche
37
naar huis terugkeren
heimkehren
38
begeleider
Begleiter
39
gemalin
Gemahlin
40
gezelligheid
Geselligkeit
41
kluizenaar
Einsiedler
42
gewoonte
Gepflogenheit
43
trouwring
Ehering
44
kennissen
Bekanntschaft
45
erkend
anerkannt
46
bevriend
befreundet
47
verzwagerd
verschwägert
48
alleenstaand
alleinstehend
49
begrafenis
Beerdigung
50
broederlijk
brüderlich
51
geborgen
geborgen
52
individueel
individuell
53
jeugdig
jugendlich
54
plechtig
feierlich
55
feestelijk
festlich
56
gastvrij
gastfreundlich
57
individu
Individuum
58
sterfgeval
Todesfall
59
plaats
Stätte
60
schoonzuster
Schwägerin
61
bloedverwant
Angehöriger
62
overledene
Verstorbener
63
sterfgeval
Trauerfall
64
ruzie
Zank
65
paartje
Pärchen
66
intiem
intim
67
opgroeien
heranwachsen
68
samenleven
Zusammenleben
69
knaap
Knabe
70
kameraad
Kamerad
71
wijf
Weib
72
kroost
Nachwuchs
73
minnaar
Geliebter
74
volks
volkstümlich
75
aanhalen
schmusen
76
kindermeisje
Kindermädchen
77
minnares
Geliebte
78
vriendschappelijk
freundschaftlich
79
echtpaar
Ehepaar
80
afscheid nemen van
verabschieden
81
jongeman
junger Mann
82
druk
belebt
83
jeugd
Jugendzeit
84
weduwnaar geworden
verwitwet
85
landelijk
ländlich
86
dakloos
obdachlos
87
zogen
säugen
88
kameraadschappelijk
kameradschaftlich
89
cultureel
kulturell
90
bruidspaar
Brautpaar
91
kwajongen
Lausbub
92
traditioneel
traditionell
93
vaderlijk
väterlich
94
verliefd
verliebt
95
seksueel
sexuell
96
landloper
Landstreicher
97
stedelijk
städtisch
98
verloofde
Verlobter
99
uitlenen
ausborgen
100
afscheid nemen
sich verabschieden
101
huwen
sich verheiraten
102
condoom
Kondom
103
schenker
Spender
104
elkaar ontmoeten
sich treffen
105
schoonouders
Schwiegereltern
106
scheiden
sich trennen
107
vrijgezel
Single
108
bijstaan
beistehen
109
boos maken
wütend machen
110
zich verzamelen
sich versammeln
111
toelachen
anlachen
112
zakgeld
Taschengeld
113
aanvallen
anfallen
114
huwen
sich vermählen
115
ophouden
aufhalten
116
aantreffen
antreffen
117
klasse
Klasse
118
meegaan
mitgehen
119
beliegen
belügen
120
mededogen hebben
Mitleid haben
121
flirten
flirten
122
levensgezel
Lebensgefährte
123
verzoeken om
erbitten
124
nadoen
nachmachen
125
lieverd
Liebling
126
contacteren
kontaktieren
127
erbij komen
hinzukommen
128
meekomen
mitkommen
129
rendez-vous
Rendezvous
130
bedenken
beschenken
131
bezoeker
Besucher
132
kalmeren
besänftigen
133
medelijden hebben met
bemitleiden
134
verwittigen
benachrichtigen
135
senior
Senior
136
zich richten naar
sich richten nach
137
puberteit
Pubertät
138
gepensioneerde
Rentner
139
prostitutie
Prostitution
140
verjaardag
Jahrestag
141
oorvijg
Ohrfeige
142
verhouding
Verhältnis
143
vereerder
Verehrer
144
vrijgezel
Junggeselle
145
partnerschap
Partnerschaft
146
afscheid
Verabschiedung
147
pasgeboren kind
Neugeborenes
148
tiener
Teenager
149
plaats
Ortschaft
150
Moederdag
Muttertag
151
weerzien
wiedersehen
152
prestige
Prestige
153
delicaat
delikat
154
mouw
Ärmel
155
crèmeachtig
cremig
156
toiletpapier
Toilettenpapier
157
wortel
Mohrrübe
158
aroma
Aroma
159
mixer
Mixer
160
chic
chic
161
gierst
Hirse
162
soeplepel
Suppenlöffel
163
compote
Kompott
164
confectie
Konfektion
165
soepbord
Suppenteller
166
appetijtelijk
appetitlich
167
anorak
Anorak
168
sweatshirt
Sweatshirt
169
theelepeltje
Teelöffel
170
bon
Marke
171
rijstebrij
Reisbrei
172
gries
Grieß
173
naad
Naht
174
braadkip
Brathähnchen
175
tegoedbon
Gutschein
176
broche
Brosche
177
levensmiddelenzaak
Lebensmittelgeschäft
178
modieus
modisch
179
zurig
säuerlich
180
bisschopswijn
Glühwein
181
boetiek
Boutique
182
hangertje
Anhänger
183
trainingspak
Trainingsanzug
184
huisschoen
Hausschuh
185
bronwater met prik
Mineralwasser mit Kohlensäure
186
slip-over
Pullunder
187
huif
Haube
188
drinkkom
Trinkgefäß
189
longdrink
Longdrink
190
pyjama
Pyjama
191
lolly
Lutscher
192
lage schoen
Halbschuh
193
kap
Kappe
194
gevuld
gefüllt
195
magnetron
Mikrowelle
196
pils
Pils
197
prop
Pfropfen
198
patates frites
Pommes frites
199
popcorn
Popcorn
200
paprikavrucht
Paprikaschote
201
koffiekan
Kaffeekanne
202
badjas
Bademantel
203
pasta
Pasta
204
gezouten
gesalzen
205
regenmantel
Regenmantel
206
ketel
Kessel
207
kelk
Kelch
208
balletje
Klops
209
sardine
Sardine
210
rumpsteak
Rumpsteak
211
gaar
gar
212
capuchon
Kapuze
213
gebraden
gebraten
214
excellent
exzellent
215
pump
Pumps
216
uitverkoop
Ausverkauf
217
wrang
herb
218
sinas
Orangenlimo
219
ouderwets
altmodisch
220
olijfolie
Olivenöl
221
schort
Schürze
222
sinaasappelsap
Orangensaft
223
prei
Porree
224
sieraad
Schmuckstück
225
bijgerecht
Beilage
226
slipper
Slipper
227
openingsuren
Öffnungszeiten
228
fruitsap
Obstsaft
229
fruithandelaar
Obsthändler
230
pizza
Pizza
231
schoencrème
Schuhcreme
232
pikant
pikant
233
kleermakerij
Schneiderei
234
vermindering
Nachlass
235
knoedel
Knödel
236
schoenzool
Schuhsohle
237
koolrabi
Kohlrabi
238
kokos
Kokos
239
schoenmaat
Schuhgröße
240
diepgevroren
tiefgefroren
241
vegetarisch
vegetarisch
242
bloemist
Blumenhändler
243
vleesnat
Brühe
244
bluejeans
Bluejeans
245
kassier
Kassierer
246
kassabon
Kassenzettel
247
aardappelpuree
Kartoffelpürree
248
stropdas
Binder
249
boodschappen
Besorgungen
250
belegd broodje
belegtes Brötchen
251
textiel
Textilien
252
gang
Gang
253
gebruiksaanwijzing
Gebrauchsanweisung
254
bikini
Bikini
255
broccoli
Brokkoli
256
eierpannenkoek
Eierkuchen
257
keten
Kette
258
ketchup
Ketchup
259
aardappel
Erdapfel
260
emmentaler
Emmentaler
261
boodschappentas
Einkaufstasche
262
pollepel
Kelle
263
tafel
Tafel
264
bustehouder
Büstenhalter
265
gehaktbal
Bulette
266
aankoop
Erwerb
267
boterham
Butterbrot
268
vlinderdas
Fliege
269
halsdoek
Halstuch
270
omruil
Umtausch
271
vegetariër
Vegetarier
272
frisdrank
alkoholfreies Getränk
273
gehakt
Hackfleisch
274
haantje
Hähnchen
275
accessoire
Accessoire
276
specerij
Würze
277
waspoeder
Waschpulver
278
hoorntje
Hörnchen
279
hak
Absatz
280
avondmaal
Abendmahl
281
bereiding
Zubereitung
282
alcoholica
Alkoholika
283
bakkerij
Backstube
284
aubergine
Aubergine
285
tonijn
Thunfisch
286
champagne
Champagner
287
biefstuk
Beefsteak
288
ijskoffie
Eiskaffee
289
polshorloge
Armbanduhr
290
toast
Toast
291
grapefruit
Grapefruit
292
edelsteen
Edelstein
293
appelmoes
Apfelmus
294
aperitief
Aperitif
295
anijs
Anis
296
espresso
Espresso
297
afgedragen
abgenutzt
298
koper
Käufer
299
aardappelpuree
Kartoffelpüree
300
kruidig
würzig
301
slagroom
Schlagsahne
302
delicatesse
Delikatesse
303
chips
Kartoffelchips
304
alcoholvrij
alkoholfrei
305
kalfsvlees
Kalbfleisch
306
kabeljauw
Kabeljau
307
aardappelpuree
Kartoffelbrei
308
versleten
abgetragen
309
das
Schlips
310
maatje
Kleidergröße
311
gewaad
Gewand
312
salami
Salami
313
sandwich
Sandwich
314
chic
schick
315
rundvlees
Rindfleisch
316
roerei
Rührei
317
kropsla
Kopfsalat
318
keukenrecept
Kochrezept
319
pyjama
Schlafanzug
320
kledingstuk
Kleidungsstück
321
confectiemaat
Konfektionsgröße
322
kokosnoot
Kokosnuss
323
cognac
Kognak
324
gries
Grieß
325
kurk
Korken
326
spiegelei
Spiegelei
327
hamburger
Hamburger
328
assortiment
Sortiment
329
havermout
Haferflocken
330
biscuit
Biskuit
331
flesopener
Flaschenöffner
332
etiket
Etikett
333
etui
Etui
334
groentesoep
Gemüsesuppe
335
gebreid vest
Strickjacke
336
vruchtensap
Fruchtsaft
337
herenrok
Frack
338
gelei
Gelee
339
varkensvlees
Schweinefleisch
340
gefrituurd
frittiert
341
alcoholisch
alkoholisch
342
juwelen
Juwelen
343
slipje
Schlüpfer
344
gekookt
gekocht
345
zoetig
süßlich
346
slip
Slip
347
schoenzool
Sohle
348
shorts
Shorts
349
eigeel
Eigelb
350
couvert
Gedeck
351
steek
Masche
352
manchet
Manschette
353
kaneel
Zimt
354
likken
lecken
355
ritssluiting
Reißverschluss
356
knopen
knöpfen
357
conserveren
konservieren
358
mout
Malz
359
klaarmaken
anrichten
360
opsnijden
aufschneiden
361
mierikswortel
Meerrettich
362
opeten
aufessen
363
zult
Sülze
364
opgebruiken
aufzehren
365
porselein
Porzellan
366
opwarmen
aufwärmen
367
radijsje
Radieschen
368
verfrissen
erfrischen
369
zich voeden
sich ernähren
370
koekje
Plätzchen
371
zich ontkleden
sich entkleiden
372
's middags eten
zu Mittag essen
373
rogge
Roggen
374
vasten
fasten
375
's avonds eten
zu Abend essen
376
garneren
garnieren
377
beuren
kassieren
378
reclamatie
Reklamation
379
volle melk
Vollmilch
380
kneden
kneten
381
ontdooien
auftauen
382
rabarber
Rhabarber
383
truffel
Trüffel
384
opzetten
aufsetzen
385
snoepen
naschen
386
scheppen
schöpfen
387
afruimen
abräumen
388
washandje
Waschlappen
389
vossenbes
Preiselbeere
390
Duitse cognac
Weinbrand
391
wijnglas
Weinglas
392
moes
Mus
393
zich omkleden
sich umziehen
394
voedingsstof
Nährstoffe
395
vergieten
vergießen
396
omroeren
umrühren
397
nuttigen
verzehren
398
morsen
verschütten
399
te eten geven
verpflegen
400
thermosfles
Thermosflasche
401
dichtknopen
zuknöpfen
402
nectar
Nektar
403
suikerklontjes
Würfelzucker
404
worstje
Würstchen
405
pompelmoes
Pampelmuse
406
roken
räuchern
407
koffie verkeerd
Milchkaffee
408
dienblad
Tablett
409
tandcrème
Zahncreme
410
in de rij gaan staan
sich anstellen
411
aanpassen
anprobieren
412
theepot
Teekanne
413
mokka
Mokka
414
textiel
Textilwaren
415
aandoen
schlüpfen
416
savooienkool
Wirsing
417
roeren
rühren
418
schillen
schälen
419
luier
Windel
420
aantrekken
überziehen
421
reuzel
Schmalz
422
citroenlimonade
Zitronenlimo
423
wegge
Wecken
424
zich omkleden
sich umkleiden
425
kruik
Krug
426
karwij
Kümmel
427
opgebruiken
aufbrauchen
428
wasserij
Wäscherei
429
zoeten
süßen
430
tussenmaaltijd
Zwischenmahlzeit
431
selderij
Sellerie
432
insteken
einstecken
433
whisky
Whisky
434
wodka
Wodka
435
hoedrand
Krempe
436
kruiden
Kräuter
437
bieslook
Schnittlauch
438
borrel
Schnaps
439
witte wijn
Weißwein
440
suikeren
zuckern
441
vermengen
vermengen
442
zuurkool
Sauerkraut
443
zoom
Saum
444
bezorgen
besorgen
445
schort
Schurz
446
vleesnat
Kraftbrühe
447
cape
Umhang
448
mixen
mixen
449
peterselie
Petersilie
450
loswikkelen
auswickeln
451
peperen
pfeffern
452
smaragd
Smaragd
453
spek
Speck
454
pastei
Pastete
455
rodekool
Rotkohl
456
soja
Soja
457
kantoorboekhandel
Schreibwarengeschäft
458
pistache
Pistazie
459
zich uitkleden
sich ausziehen
460
zouten
salzen
461
reclameren
reklamieren
