Decaleon7-DE-NL-B1 Maße, Gewichte und Zeit Flashcards
Deutsch-Niederländisch Level B1 Export from Decaleon7 (180 cards)
1
Q
afdelen
A
abteilen
2
Q
honderden
A
Hunderte
3
Q
duizenden
A
Tausende
4
Q
dalen
A
fallen
5
Q
aftornen
A
abtrennen
6
Q
talloos
A
zahllos
7
Q
bedragen
A
betragen
8
Q
zich ophopen
A
sich anhäufen
9
Q
optellen
A
zusammenzählen
10
Q
omvangrijk
A
umfangreich
11
Q
groeiend
A
wachsend
12
Q
volkomen
A
restlos
13
Q
wisselvallig
A
schwankend
14
Q
minder
A
weniger
15
Q
grootste
A
größter
16
Q
strak
A
prall
17
Q
ontelbaar
A
unzählig
18
Q
voltallig
A
vollzählig
19
Q
immens
A
immens
20
Q
gigantisch
A
gigantisch
21
Q
viervoudig
A
vierfach
22
Q
opwegen
A
aufwiegen
23
Q
onbeperkt
A
unbeschränkt
24
Q
bij benadering
A
überschlägig
25
gesplitst
geteilt
26
ton
Tonne
27
meerderheid
Überzahl
28
toenemend
zunehmend
29
erbij tellen
hinzuzählen
30
verveelvoudigen
vervielfachen
31
groter
größer
32
herhaald
abermalig
33
beperkt
begrenzt
34
vermenigvuldigen
vervielfältigen
35
gemiddeld
durchschnittlich
36
herhaald
mehrmalig
37
enig
alleinig
38
triljoen
Trillion
39
anderhalf
eineinhalb
40
hectare
Hektar
41
langer
länger
42
korter
kürzer
43
schommelen
schwanken
44
reusachtig
riesengroß
45
veranderlijk
veränderlich
46
factor
Faktor
47
grootste deel
Hauptteil
48
heel wat
mancherlei
49
hoger
höher
50
erbij rekenen
hinzurechnen
51
verdubbelen
sich verdoppeln
52
kleinste
kleinster
53
kleiner
kleiner
54
allerlei
allerlei
55
leegte
Leere
56
vierkante kilometer
Quadratkilometer
57
verkorting
Kürzung
58
reservoir
Behälter
59
nummering
Nummerierung
60
dicht
dicht
61
quotum
Quote
62
opleveren
ergeben
63
bundel
Bündel
64
vijftig kilo
Zentner
65
vierkante meter
Quadratmeter
66
kwantiteit
Quantität
67
promille
Promille
68
nulpunt
Nullpunkt
69
stel
Satz
70
proportie
Proportion
71
achteruitgang
Rückgang
72
opsomming
Aufzählung
73
reducering
Reduzierung
74
bedrag
Betrag
75
vermindering
Verringerung
76
pakje
Packung
77
drievoudig
dreifach
78
achteraf
nachträglich
79
tegenwoordig
jetzig
80
binnenst
innerster
81
onbeweeglijk
unbeweglich
82
hartje zomer
Hochsommer
83
uitzetting
Ausdehnung
84
schemering
Dämmerung
85
verzetten
versetzen
86
zich bevinden
sich befinden
87
meetlint
Metermaß
88
flank
Flanke
89
aan de andere kant
jenseitig
90
inwendig
inwendig
91
duren
währen
92
dimensie
Dimension
93
onverwacht
jäh
94
komend
kommend
95
aanhoudend
anhaltend
96
oppervlakte
Flächeninhalt
97
half jaar
Halbjahr
98
voortdurend
andauernd
99
doorbrengen
zubringen
100
voorgrond
Vordergrund
101
vroegtijdig
frühzeitig
102
rechtlijnig
geradlinig
103
dikte
Dicke
104
momenteel
momentan
105
uiterst
äußerster
106
afmeting
Ausmaß
107
achtergrond
Hintergrund
108
boord
Kante
109
verplaatsen
verlagern
110
voortduren
andauern
111
kwartier
Viertelstunde
112
aanwezig
befindlich
113
vorig jaar
Vorjahr
114
bestendig
beständig
115
drie kwartier
Dreiviertelstunde
116
onmiddellijk
umgehend
117
tijd van de dag
Tageszeit
118
zich verspreiden
sich ausbreiten
119
sectie
Abschnitt
120
gezwind
geschwind
121
diagonaal
diagonal
122
schemering
Dämmerung
123
stiptheid
Pünktlichkeit
124
aanvankelijk
anfänglich
125
gelegen
gelegen
126
uiterlijk
äußerlich
127
verte
Ferne
128
voortdurend
dauernd
129
uitrekken
ausdehnen
130
wankelen
wanken
131
ogenblikkelijk
augenblicklich
132
vergroting
Vergrößerung
133
kwartaal
Quartal
134
omgeven door
umgeben von
135
schrikkeljaar
Schaltjahr
136
tussentijd
Zwischenzeit
137
onverwijld
unverzüglich
138
opeens
unvermittelt
139
vroegte
Frühe
140
uitstellen
aufschieben
141
tijdig
rechtzeitig
142
bezetten
besetzen
143
voorgevel
Front
144
hedendaags
zeitgenössisch
145
periode
Periode
146
fragment
Ausschnitt
147
naderen
sich nähern
148
plek
Stelle
149
opeens
unvermittelt
150
vertragen
verzögern
151
aflopen
ablaufen
152
onafgebroken
ununterbrochen
153
langdurig
langfristig
154
jaartal
Jahreszahl
155
zich oriënteren
sich orientieren
156
doorlopend
fortlaufend
157
doorlopend
laufend
158
voortijdig
vorzeitig
159
ochtendlijk
morgendlich
160
lang duren
lange dauern
161
vlakbij
nächstgelegen
162
omgeven
umgeben
163
tegenwoordig
gegenwärtig
164
afgelegen
abgelegen
165
vlug
zügig
166
nabijheid
Nähe
167
naderen
herankommen
168
tijdelijk
zeitweilig
169
wankelen
wackeln
170
nabijgelegen
nahegelegen
171
rechtop
aufrecht
172
permanent
permanent
173
dateren
datieren
174
uitstel
Aufschub
175
jaarlijks
alljährlich
176
in één klap
schlagartig
177
tijdsspanne
Zeitspanne
178
zijdelings
seitlich
179
onmiddellijk
sofortig
180
periodiek
periodisch
