Dutch List . 13 Flashcards
(80 cards)
1
Q
advies het
A
advice the
2
Q
arts de
A
doctor the
3
Q
behalve
A
except
4
Q
beloven
A
promise to
5
Q
beslissen
A
decide to
6
Q
best (best veel)
A
quite (quite a lot)
7
Q
binnenkort
A
soon / shortly
8
Q
centimeter de
A
centimetre the
9
Q
daarom
A
that is why
10
Q
deed (doen)
A
did (do to)
11
Q
durven
A
dare to
12
Q
eergisteren
A
day before yesterday the
13
Q
fles de
A
bottle the
14
Q
gauw
A
soon
15
Q
gek
A
crazy / ridiculous
16
Q
gesloten (sluiten)
A
closed (close to)
17
Q
gezond
A
healthy
18
Q
hielp (helpen)
A
helped (help to)
19
Q
honger de
A
hunger the
20
Q
huilen
A
cry to
21
Q
inenting de
A
vaccination the
22
Q
internationaal
A
international
23
Q
interview het
A
interview the
24
Q
kerst
A
Christmas
25
kinderdagverblijf het
day-care centre the
26
kinderopvang de
child care the / (day) nursery the
27
leerling de
pupil the / student the
28
logisch
of course
29
luier de
nappy the
30
meid de
girl the
31
mening de
opinion the
32
minstens
at least
33
moesten (moeten)
had to (have to to)
34
museum het
museum the
35
nadenken
think to
36
nieuwjaar
New Year
37
niks
nothing
38
onderwijs het
education
39
opendoen
open to
40
opletten
/ Let op! pay attention to / Please note!
41
oppassen
baby-sit to
42
overdag
by day / during the day
43
precies
exactly
44
prik de
injection the
45
ruim
well over
46
schat
darling / dear
47
schreeuwen
scream to / yell to
48
snappen
understand to
49
soort de/het
kind of the
50
speelgoed het
toys the
51
sprak (spreken)
spoke (speak to)
52
stoep de
pavement the
53
stoer
tough
54
tand de
tooth the
55
van tevoren
before(hand) / in advance
56
toch?
right?
57
toeslag de
allowance the
58
toestemming de
permission the
59
trots
pride/proud
60
type het
type the
61
vanzelf
automatically / by herself / by himself
62
vast (vaste dagen)
fixed (fixed days)
63
verlof het
leave the
64
verpleegkundige de
nurse the
65
vond (vinden)
found (find to)
66
vooral
especially / particularly
67
waarvoor
what for
68
wakker worden
wake up to
69
waren (verleden tijd van ‘zijn’)
were
70
wegen de
roads the
71
Welnee
Not at all! / Of course not!
72
wereld de
world the
73
zag (zien)
saw (see to)
74
zei (zeggen)
said (say to)
75
ziekte de
disease the / illness the
76
zielig / O wat zielig
sad / Oh how sad!
77
zonnebloem de
sunflower the
78
zwaar
heavy
79
zwanger
pregnant
80
zwangerschap de
pregnancy the
