Dutch List . 6 ( les 10 ) Flashcards
1
Q
aanwezig
A
present
2
Q
achter (achter de kerk)
A
behind (behind the church)
3
Q
bestellen
A
order to
4
Q
bestelling de
A
order the
5
Q
betalen
A
pay to
6
Q
bh de
A
bra the
7
Q
blauw
A
blue
8
Q
blouse de
A
blouse the / shirt the
9
Q
broek de
A
pair of trousers the
10
Q
buurtcentrum het
A
community centre the
11
Q
compliment het
A
compliment the
12
Q
direct
A
immediately
13
Q
dragen
A
wear to
14
Q
echt (Echt waar? / Dat is echt leuk!)
A
really (Really? / That is really nice!)
15
Q
elk
A
each / every
16
Q
favoriet
A
favourite
17
Q
gekocht (kopen)
A
bought (buy to)
18
Q
gratis
A
free (of charge)
19
Q
heleboel
A
a lot / lots of
20
Q
helft de
A
half the
21
Q
hemdje het
A
camisole the / vest the
22
Q
hoofddoek de
A
scarf the
23
Q
idee het
A
idea the
24
Q
iedereen
A
everyone
25
jas de
coat the
26
jurk de
dress the
27
kapot
broken
28
kerk de
church the
29
kleding de
clothing the
30
kledingkast de
wardrobe the
31
kledingstuk het
garment the
32
kleren de
clothes the
33
kleur de
colour the
34
korting de
discount the
35
kosten
cost to
36
kwaliteit de
quality the
37
laars de
boot the
38
lift de
lift the / elevator the
39
maat de
size the
40
moe
tired
41
moment het (Heb je een momentje?)
moment the (Do you have a moment?)
42
ondergoed het
underwear the
43
oranje
orange
44
overal
everywhere
45
overhemd
shirt the
46
paars
purple
47
parkeerplaatsen de
parking places the / parking
48
parkeren
park to
49
passen (Even passen.)
fit to / try on to (Let’s try this on.)
50
per (per dag
per week)
51
pinnen
pay with a bank card to
52
pinpas de
bank card the / debit card the
53
populair
popular
54
prachtig
beautiful / gorgeous / splendid / wonderful
55
prijs de
price the
56
rits de
zip the / zipper the
57
rok de
skirt the
58
roze
pink
59
ruilen
exchange to
60
schoen de
shoe the
61
schoon
clean
62
shirt het
shirt the
63
shop de
shop the
64
shoppen
shop to
65
sieraad het
jewel the
66
sieraden
jewellery / jewelry
67
sok de
sock the
68
speciaal
special
69
spijkerbroek de
jeans the
70
spijkerbroek een
pair of jeans a
71
spijt de (Het spijt me.)
sorry (I’m sorry.)
72
spullen de
things the
73
tegenwoordig
nowadays / these days
74
terugsturen
send back to
75
toegang de
admission the
76
trouwens
besides / by the way
77
trui de
sweater the
78
uiteraard
of course
79
vanochtend
this morning
80
verjaardag de
birthday the
81
vest het
cardigan the
82
werkdag de
working day the
83
winkelcentrum het
shopping centre
84
zullen (Zullen we …?)
shall (Shall we ……?)
