Farmacologie - Antibiotica Flashcards

(124 cards)

1
Q

Wat is selectieve toxiciteit in antibiotica?

A

Antibiotica richten zich op bacteriële processen of structuren die verschillen van die van de geïnfecteerde gastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de farmacodynamische eigenschappen van antibiotica?

A

De interactie van antibiotica met bacteriën en hun effect op de bacteriën, die zowel bactericide als bacteriostatisch kunnen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen bacteriocide en bacteriostatische antibiotica?

A
  • Bacteriocide: doodt bacteriën
  • Bacteriostatisch: voorkomt vermenigvuldiging van bacteriën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een post-antibiotisch effect?

A

De groeiremming gaat door nadat de concentraties onder de MIC zijn gedaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat beschrijft farmacodynamiek?

A

Wat een geneesmiddel doet met de bacterie, zoals het effect op receptoren of cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat beschrijft farmacokinetiek?

A

Wat het lichaam doet met het geneesmiddel, dus de opname, verdeling, afbraak en uitscheiding (ADME).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de minimaal remmende concentratie (MIC)?

A

De laagste concentratie van een antibioticum die de bacteriële groei remt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn concentratie afhankelijke antibiotica?

A

Antibiotica waarbij de piekconcentratie (Cmax) belangrijk is voor het doden van bacteriën.

Hoe hoger de piek t.o.v. de MIC, hoe effectiever. Je wilt dan ook een hoge dosis geven met langere tussenpozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn tijdsafhankelijke antibiotica?

A

Antibiotica waarbij de duur dat de concentratie boven de MIC blijft (T>MIC) bepalend is voor de effectiviteit.

Je wilt dan een frequentere toediening of een infuus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn overall exposure antibiotica?

A

Antibiotica waarbij de totale blootstelling aan het antibioticum over de tijd (AUC) t.o.v. de MIC belangrijk is.

Het is de ‘area under the curve’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent synergie in de context van antibiotica?

A

De combinatie van antibiotica werkt sterker dan de afzonderlijke antibiotica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kunnen synergetische effecten zijn bij antibiotica?

A
  • Remming van opeenvolgende stappen in een metabolisch proces
  • Combinaties die samen celwandsynthese blokkeren
  • Eén antibioticum dat de opname van een ander vergemakkelijkt
  • Remming van enzymen die antibiotica afbreken
  • Voorkomen van resistentie

Voorbeelden zijn penicilline i.c.m. aminoglycoside en trimethoprim i.c.m. sulfonamide.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een antagonistisch effect tussen antibiotica?

A

De combinatie is minder effectief dan de middelen apart.

Dit kan gebeuren als een bacteriostatisch antibioticum de werking van een bactericide middel belemmert, of als middelen elkaars bindingsplaatsen beconcurreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een voorbeeld van een antagonistisch effect tussen antibiotica.

A

Tetracycline i.c.m. aminoglycoside of beta-lactams i.c.m. een bacteriostatisch antibioticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een belangrijke voorwaarde voor de effectiviteit van bacteriostatische middelen?

A

Er moet een goed functionerend immuunsysteem aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gedragen stoffen met een lage pKa zich als antibiotica?

A

Door de lage pKa zal het verdelingsvolume klein zijn, omdat de stof bij fysiologische pH een hoge ionisatiegraad heeft.

De H+ van zure stoffen wordt afgestaan bij fysiologische pH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat markeerde het begin van de antibiotica-revolutie?

A

De ontdekking van penicilline door Alexander Fleming in 1928.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom zijn antibacteriële middelen vaak minder toxisch voor mensen en dieren dan antischimmel- en antivirale middelen?

A

Bacteriën zijn prokaryoten en verschillen sterk van onze lichaamscellen, wat het mogelijk maakt om middelen te ontwikkelen die bacteriën doden of remmen zonder onze cellen te schaden. Schimmels en virussen lijken meer op onze eigen cellen, of gebruiken zelfs onze cellen voor replicatie (zoals virussen), waardoor het moeilijker is om ze aan te pakken zonder ook het lichaam te beschadigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de vier belangrijkste categorieën van antibacteriële werking?

A
  • Remming van celwandsynthese
  • Remming van eiwitsynthese
  • Remming van DNA- of RNA-synthese
  • Remming van metabole processen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het verschil tussen MIC en MBC?

A
  • MIC: laagste concentratie die zichtbare groei remt
  • MBC: laagste concentratie die ≥99,9% van de bacteriën doodt.

MIC: minimum inhibitory concentration
MBC: minimum bactericidal concentration

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom kunnen bacteriostatische middelen soms even effectief of effectiever zijn dan bactericide middelen?

A

Bactericide middelen kunnen bij massale celdood ontstekingsreacties veroorzaken (bijv. door vrijkomen van endotoxinen bij Gram-negatieve bacteriën), wat bij bepaalde infecties zoals meningitis nadelig kan zijn.
Bacteriostatische middelen geven het lichaam tijd om gecontroleerd op te ruimen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe werken beta-lactams en aminoglycosiden samen?

A

Synergetisch
Beta-lactams beschadigen de celwand, waardoor aminoglycosiden makkelijker kunnen binnendringen en de eiwitsynthese kunnen remmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe werken tetracyclines en aminoglycosides samen?

A

Antagonistisch
Tetracyclines remmen de eiwitsynthese bacteriostatisch, wat de actieve opname van aminoglycosiden belemmert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe werken beta-lactams en macroliden samen?

A

Vaak antagonistisch, soms indifferent
Macroliden zijn bacteriostatisch en kunnen de werking van beta-lactams verstoren, die het best werken bij groeiende bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke antibiotica zie je hier?
Macroliden
26
Wat is de oorsprong van macroliden?
Ze worden geproduceerd door *Streptomyces* spp.
27
Noem een aantal macroliden
* Azithromycine * Clarithromycine * Erythromycine * Gamithromycine * Spiramycine * Timicosine * Tildipirosine * Tulathromycine * Tylosine * Tylvalosine
28
Wat is het werkingsmechanisme van macroliden?
Eiwitsyntheseremmers die binden aan de 50S subunit van het ribosoom. ## Footnote Hierdoor kan de ribosoom de polypeptideketen niet meer synthetiseren.
29
Wat zijn de belangrijkste resistentiemechanismen van macroliden?
* Modificatie van de 50S subunit (MLS-fenotype) * Expressie van efflux transporters (M-fenotype)
30
Hoe is de absorptie van macroliden?
Over het algemeen voldoende OBB. Je moet ze met enteric coating geven om tet voorkomen dat ze door maagzuur worden afgebroken. ## Footnote Wel verschillen tussen stoffen en diersoorten.
31
Hoe is de distributie van macroliden?
* Goeie membraanpassage (zwakke basen) * Groot verdelingsvolume * Ze bereiken ook intracellulaire ruimtes en slecht doorbloede weefsels of exsudaten
32
Waar kunnen macroliden zich ophopen?
In leukocyten, wat het effect versterkt door Post Antibiotic Leukocyte Enhancement (PALE) ## Footnote Door deze accumulatie kunnen ze makkelijk naar de onstekingsplek worden gebracht.
33
Wat is de typische waarde voor het verdelingsvolume van macrolide antibiotica?
Meer dan 1 L/kg.
34
Hoe werkt de eliminatie van macroliden?
Er is enige biotransformatie, maar ze worden vaak onveranderd uitgescheiden in urine en gal. De halfwaardetijden wisselen sterk (van 1-3 uur voor erythromycine tot 90 uur voor tularhomycine)
35
Wat is de metabole inactivatie van macroliden na PO-toediening?
80% van een erytromycinedosis ondergaat metabole inactivatie ## Footnote Tylosine lijkt in actieve vorm te worden geëlimineerd.
36
Wat is de farmacodynamiek van macroliden?
* Bacteriostatisch, kan ook bacteriocide zijn afhankelijk van de concentratie en soort bacterie * Effectiviteit wordt voorspeld door AUC/MIC * Sommige hebben een post-antibiotic effect (zoals erythromycine)
37
Wat is het werkingsspectrum van macroliden?
Effectief tegen: * Aerobe en anaerobe bacteriën * Gram-positieve soorten * Mycoplasma- en Chlamydia-soorten * Enkele Gram-negatieve bacteriën ## Footnote Slecht werkzaam tegen enterobacteriaceae.
38
Wat zijn de klinische toepassingen van macroliden?
Voornamelijk systemische toediening bij: * LH bij luchtweginfecties * Soms gezelschapsdieren * Soms bij veulens ## Footnote Nooit bij het volwassen paard.
39
Wat zijn de bijwerkingen van macroliden?
* Risico op dysbacteriose, vooral bij herkauwers en paarden (nooit oraal of parenteraal) * Weefselirritatie op injectieplaats ## Footnote Bij koeien kan het wel oraal gegeven worden.
40
Welke antibiotica zie je hier?
Tetracyclines ## Footnote Voorbeelden zijn tetracycline, chlortetracycline, oxytetracycline en doxycycline
41
Wat is de structuur van tetracyclines?
Lineaire tetracyclische core met vier ringen en diverse functionele groepen ## Footnote De verschillen in functionele groepen beïnvloeden de farmacokinetische eigenschappen.
42
Wat is het werkingsmechanisme van tetracyclines?
Eiwitsyntheseremmers die binden aan de 30S-subunit van ribosomen ## Footnote Dit voorkomt de translatie van ribosomen.
43
Wat zijn de resistentiemechanismen tegen tetracyclines?
Drie belangrijkste: * Mutaties in carriers * Expressie van efflux transporters * Modificatie van de 30S subunit
44
Hoe is de absorptie van tetracyclines?
Zeer beperkte OBB voor tetracycline, oxytetracycline en chloortetracycline, omdat deze binden aan meerwaardige kationen, wat hun opname beperkt. ## Footnote Doxycycline is een uitzondering met hogere OBB.
45
Hoe is de distributie van tetracyclines?
Ze hebben een goeie membraanpassage en een groot verdelingsvolume. Door binding aan meerwaardige kationen kunnen ze neerslaan in bot- en tandweefsel. ## Footnote Doxicycline is lipofieler en verdeelt zich nog beter, en slaat minder neer.
46
Hoe is de eliminatie van tetracyclines?
Er is nauwelijks biotransformatie, waardoor ze grotendeels onveranderd uitgescheiden worden via de urine. De halfwaardetijd varieert tussen de 6-12 uur. ## Footnote Doxycycline wordt voornamelijk via gal uitgescheiden.
47
Wat is de farmacodynamiek van tetracyclines?
* Bacteriostatisch * T>MIC (tijdsafhankelijke werking)
48
Wat is het werkingsspectrum van tetracyclines?
Zeer breed tegen: * Aeroben en anaeroben * Gram-positief en -negatief * Rickettsiae * Spirocheten * Chlamidyae * Mycoplasma spp. * Enkele protozoa
49
Wat zijn de klinische toepassingen van tetracyclines?
* Lokaal: infecties in het oog, oor, huid of intra-uterien * Systemisch: breed indicatie gebied, parenteraal of oraal
50
Wat zijn de bijwerkingen van tetracyclines?
Risico op: * Dysbacteriose * Verkleuring van het gebit bij jonge dieren * Braken/diarree * Slokdarmerosie bij katten * Hypotensie bij snelle IV-injectie * Potentieel nefro- en hepatotoxisch bij hoge doseringen ## Footnote Doxycycline heeft minder risico's
51
Welke antibioticum zie je hier?
Een sulfonamide; een sulfonyl groep met een aminegroep. ## Footnote Voorbeelden zijn: sulfadiazine, sulfadoxine, sulfamethoxazol en sulfachloorpyridazine
52
Welk antibioticum zie je hier?
Een diaminopyrimidine ## Footnote Een voorbeeld is trimethoprim
53
Wat zijn gepotentieerde sulfonamides?
Synergetische combinatie van: * Sulfonamiden * Diaminopyrimidines ## Footnote Deze combinatie is effectiever dan beide middelen afzonderlijk.
54
Wat is het werkingsmechanisme van gepotentieerde sulfonamides?
Remmen van de foliumzuursynthese in bacteriën ## Footnote Ze grijpen in op twee opeenvolgende stappen van dit metabolisme.
55
Wat zijn de resistentiemechanismen tegen gepotentieerde sulfonamides?
Drie belangrijkste: * Efflux transporters * Modificatie van target enzymen * Verhoogde productie van PABA ## Footnote Resistentie komt vaker voor als sulfonamides of diaminopyrimidines los worden gebruikt dan wanneer ze synergetisch worden gebruikt.
56
Hoe is de absorptie van gepotentieerde sulfonamiden?
Ze hebben een voldoende tot hoge OBB, en kunnen oraal worden toegediend (behalve bij herkauwers), of anders IV i.v.m. weefselirritatie door langzame opname bij IM/SC. ## Footnote Trimethoprim heeft goede membraanpassage
57
Hoe is de distributie van sulfonamides en diaminopyrimidines?
Sulfonamiden zijn zwak zure verbindingen met relatief lage pKa-waarden, terwijl diaminopyrimidines basische verbindingen zijn met relatief hoge pKa-waarden. Daarom is de ionisatiegraad in het bloed verschillend voor deze moleculen en vervolgens is het distributievolume over het algemeen beperkt voor de sulfonamiden en groot voor de diaminopyrimidines.
58
Hoe is de eliminatie van gepotentieerde sulfonamides?
Bij beide onderdelen is er enige biotransformatie voor de renale uitscheiding. Urine bevat vaak veel werkzame stof. De halfwaardetijd van TMP is korter van van sulfonamides ## Footnote Het laatste kan beperkingen opleveren bij combinatie van stoffen.
59
Wat is de farmacodynamiek van gepotentieerde sulfonamides?
* Afzonderlijk bacteriostatisch, maar samen bacteriocide * T>MIC
60
Wat is het werkingsspectrum van gepotentieerde sulfonamiden?
* Aeroben * Gram-positieve en -negatieve bacteriën * Protozoën (coccidiën)
61
Wat zijn de klinische toepassingen van gepotentieerde sulfonamides?
Voornamelijk systemische therapie via orale of parenterale toediening (oraal niet bij herkauwers en katten). Het wordt eigenlijk alleen synergetisch gegeven. ## Footnote Breed indicatiegebied voor infecties door aerobe bacteriën. Niet in te zetten bij purulente/exsudatieve infecties.
62
Wat zijn de meest voorkomende bijwerkingen van sulfonamides?
* Allergische reacties * Kristalvorming in urine * Hematurie * Obstructie ## Footnote Niet bij Dobermans gebruiken, die krijgen ernstige (allergische) bijwerkingen
63
Waarom hebben macroliden een hoog verdelingsvolume en een PALE effect?
Het is een basische stof die bij fysiologische pH in hoge mate ongeïoniseerd is. Hij is dan dus bij fysiologische pH lipofiel. Hierdoor kan hij heel goed verdeeld worden in het lichaam en krijg je een hoog verdelingsvolume (Vd). Hij komt makkelijk in de cel, waar ze goed accumuleren in de cellen, en ook in de leukocyten. Deze nemen het antibioticum mee naar de plek van de ontsteking, zodat het beter de infectie kan bestrijden.
64
Waarom is parenterale toediening van medicijnen bij herkauwers gebruikelijk en bij paarden niet?
De gal uitscheiding kan bij paard een probleem zijn en niet bij herkauwers.
65
Waarom is nierinsufficiëntie niet zozeer een contra-indicatie voor doxycycline en wel voor de andere genoemde tetracyclines?
Doxycycline wordt via de gal geklaard en niet via de nieren, dus die kun je wel gebruiken in het geval van nierinsufficiëntie. Doxycycline kan wel mogelijk gecontra-indiceerd zijn bij leverproblemen.
66
Waarom is orale doxycycline problematisch bij paarden?
Weinig keuze voor orale therapie en risico op dysbacteriose
67
Wat veroorzaakt het beperkte Vd en beperkte membraanpassage van sulfonamides?
Ze zijn in de geladen vorm aanwezig, waardoor ze minder goed over membranen kunnen, en ze dus minder goed verdelen.
68
Waarom is het in de praktijk moeilijk om gepotentieerde sulfonamides optimaal te doseren?
Je hebt twee verschillende stoffen met twee zeer verschillende eliminatiehalfwaardetijden en een verschil in verdelingsvolume. TMP wordt sneller geëlimineerd en heeft een groter verdelingsvolume t.o.v. sulfonamides.
69
Welke antibiotica geven de grootste kans op dysbacteriose na orale toediening? * Erythromycine * Doxycycline * Trimethroprim/sulfamethoxazole
Erythromycine
70
Zet de stoffen op volgorde van smal naar breed spectrum: * Erythromycine * Doxycycline * Trimethroprim/sulfamethoxazole
Erythromycine, TMP/S, doxycycline
71
Welke van de drie stoffen heeft het kleinste verdelingsvolume: * Erythromycine * Tetracycline * Sulfadiazine
Sulfadiazine (een zure stof met lage pKa) ## Footnote De andere twee zijn lipofiel met een hoog verdelingsvolume
72
Wat voor antibiotica zie je hier?
Een beta-lactam
73
Wat is de structuurkenmerk van beta-lactam antibiotica?
Beta-lactam ring (four-membered lactam; cyclische amide)
74
Wat zijn de twee subgroepen van beta-lactams?
* Penicillines * Cefalosporines
75
Noem voorbeelden van penicillines
* Smal spectrum: penicilline G, penicilline V, cloxacilline, nafcilline * Breed spectrum: amoxicilline, ampicilline
76
Noem voorbeelden van cefalosporines
* Eerste generatie: cefalexine, cefadroxil, cefapirine * Tweede generatie: niet veterinair beschikbaar * Derde/vierde generatie: cefovecin, fectiofur, cefquinome
77
Wat is het werkingsmechanisme van beta-lactams?
Het zijn peptidoglycaan synthese remmers. Ze binden aan de transpeptidase enzymen, waardoor crosslinking van de peptidoglycanen in de celwand niet meer kan. ## Footnote Dit is afwezig in eukaryote cellen, dus dit is erg goeie selectieve toxiciteit.
78
Wat zijn de twee belangrijkste resistentiemechanismen tegen beta-lactams?
* Mutaties in Penicillin Binding Protein (PBP) * Beta-lactamase productie
79
Wat is de rol van clavulaanzuur in combinatie met penicillines?
Remmer van beta-lactamase
80
Hoe is de absorptie van beta-lactams?
Wisselend, afhankelijk van stof en diersoort ## Footnote Bij parenterale toediening is de absorptie over het algemeen goed na intramusculaire (IM) of subcutane (SC) injectie.
81
Hoe is de distributie van beta-lactams?
Beperkt verdelingsvolume, dus het bevindt zich voornamelijk in het extracellulaire compartiment. Door de lage pKa-waarden zijn ze in hoge mate geïoniseerd bij fysiologische pH, wat hun verspreiding in weefsels beperkt.
82
Wat is het effect van ontstekingen op de distributie van beta-lactams?
Kan verbeteren doordat de pH daalt
83
Hoe is de excretie van beta-lactams?
Het grootste deel wordt onveranderd uitgescheiden via glomerulaire filtratie en actieve tubulaire secretie. Een klein deel volgt biotransformatie in de lever (fase I). De halfwaardetijd is kort (1-2 uur)
84
Wat is de farmacodynamiek van beta-lactams?
* Bacteriocide werking * T>MIC
85
Wat is het werkingsmechanisme van beta-lactams?
* Aeroben en anaeroben * Smal spectrum penicillines: vooral Gram-positieve bacteriën * Breed spectrum penicillines: ook nog (deels) Gram-negatieve bacteriën * Cefalosporines: allemaal breed (steeds breder tegen Gram-negatieven)
86
Wat zijn de klinische toepassingen van beta-lactams?
Systemische therapie door orale en parenterale toediening met een breed indicatiegebied ## Footnote Ze kunnen ook lokaal worden ingezet in de uier, intra-articulair, intra-uterien, oog of huid
87
Wat voor antibiotica is dit?
Een aminoglycoside
88
Noem een aantal voorbeelden van aminoglycosiden
* Apramycine * Gentamicine * Kanamycine * Neomycine * Paramomycine * Streptomycine * Amikacine
89
Wat is een kenmerk van de structuur van aminoglycosiden?
Hexose (aminocyclitol) kern met aminosuikers
90
Wat is het werkingsmechanisme van aminoglycosiden?
Eiwitsynthese remmers van 30s subunit ribosoom ## Footnote En storing in de mRNA translatie, waardoor je abnormale eiwitten krijgt. Vervolgens wordt de permeabiliteit van het bacteriële celmembraan gewijzigd, wat leidt tot extra opname van de aminoglycoside.
91
Wat zijn de resistentiemechanismen bij aminoglycosiden?
* Bacteriële enzymen die het antibioticum modificeren (geproduceerd in de cel) * Mutaties van het aangrijpingspunt op het ribosoom * Efflux transporters
92
Hoe is de absorptie van aminoglycosiden?
Ze hebben een zeer lage biologische beschikbaarheid ## Footnote Bij voorkeur IV vanwege weefselirritatie
93
Hoe is de distributie van aminoglycosiden?
Beperkt en met een zeer laag verdelingsvolume, voornamelijk extracellulair
94
Hoe is de excretie van aminoglycosiden?
Onveranderd via glomerulaire filtratie uitgescheiden. Ze hebben een korte halfwaardetijd (1-3 uur)
95
Wat is de farmacodynamiek van aminoglycosiden?
* Bacteriocide werking * Cmax/MIC (optimale effectiviteit bij concentraties van 10x de MIC)
96
Wat is het werkingsspectrum van aminoglycosiden?
Relatief smal; aeroben, voornamelijk Gram-negatieven
97
Wat is de rol van aminoglycosiden in de therapie van Gram-negatieve infecties?
Aminoglycosiden worden vaak gebruikt door parenterale toediening, vaak in combinatie met penicillines vanwege hun spectrum en synergisme.
98
Welke lokale behandelingen zijn mogelijk met aminoglycosiden?
Behandelingen kunnen plaatsvinden in het oog, oor, op de huid, in de uier, of intra-articulair.
99
Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van aminoglycosiden?
De belangrijkste bijwerkingen zijn nefrotoxiciteit, ototoxiciteit, en tijdelijke cardiovasculaire depressie (bij snelle IV toediening). ## Footnote Deze bijwerkingen kunnen ernstig zijn
100
Wanneer neemt het risico op nefrotoxiciteit bij aminoglycosiden toe?
Het risico neemt toe bij te frequente dosering, bestaande nierproblemen, dehydratatie, of slechte klaring.
101
Waarom is het belangrijk om aminoglycosiden met lange tussenpozen te geven?
Om ervoor te zorgen dat de concentratie tussen de doses daalt tot een niveau dat de nieren gemakkelijker kunnen verwerken.
102
Wat voor antibioticum is dit?
Een fluoroquinolon
103
Wat zijn structurele kenmerken van fluoroquinolonen?
Fluoroquinolonen zijn antibacteriële middelen met een bicyclische core structuur en een -COOH groep.
104
Noem enkele voorbeelden van fluoroquinolonen
* Quinolon: nalidixinezuur * 1ste generatie: fluoroquinolon, flumequine (smal spectrum) * 2de generatie: enrofloxacine, ciprofloxacine, marbofloxacine * 3de generatie: danofloxacine, pradofloxacine, orbifloxacine
105
Wat is het werkingsmechanisme van fluoroquinolonen?
Ze remmen bacteriële topoisomerase enzymen, waardoor supercoiling en DNA-herstel vermindert.
106
Welke topoisomerase enzymen zijn het target voor fluoroquinolonen?
* Voor de meeste Gram-negatieven is topoisomerase II (ook wel DNA gyrase genoemd) het target. * Voor de meeste Gram-positieven is dit topoisomerase IV
107
Wat is het belangrijkste resistentiemechanisme tegen fluoroquinolonen?
Mutaties in de topoisomerase enzymen
108
Hoe is de absorptie van fluoroquinolonen?
Voldoende tot hoge orale biologische beschikbaarheid, en goeie opname na IM/SC toediening. Echter is IV gebruikelijk i.v.m. weefselirritatie.
109
Hoe is de distributie van fluoroquinolonen?
Goeie membraanpassage met hoog verdelingsvolume. Ze bereiken ook intracellulaire compartimenten en slecht bereikbare weefsels.
110
Hoe worden fluoroquinolonen geëxcreteerd?
Via levermetabolisme (50%) en onveranderd via nier en gal. De halfwaardetijd varieert sterk per stof en diersoort (3-12 uur) ## Footnote Door actieve renale uitscheiding ontstaan hoge urineconcentraties, wat ze geschikt maakt bij urineweginfecties
110
111
Wat is de farmacodynamiek van fluoroquinolonen?
* Bacteriocide werking * Effectiviteit wordt het best voorspeld door de AUC/MIC ratio
111
112
Wat is het werkingsspectrum van fluoroquinolonen?
* Breed tegen aeroben * Voornamelijk erg goed tegen Gram-negatieven * Goed tegen Mycoplasma en Chlamydia ## Footnote Omdat ze zo goed zijn tegen Gram-negatieven moeten ze spaarzaam gebruikt worden
113
Wat zijn de klinische toepassingen van fluoroquinolonen?
Systemische therapie door orale of parenterale toediening en lokale behandeling van infecties.
114
Wat zijn de veiligheidsproblemen bij het gebruik van fluoroquinolonen bij jonge dieren?
Ze kunnen chondrotoxiciteit veroorzaken bij langdurig hoge doseringen. ## Footnote Daarom liever niet gebruiken bij jonge of drachtige dieren.
115
Wat kunnen fluoroquinolonen bij katten veroorzaken?
Netvliesdegeneratie, vooral wanneer hoge doses enrofloxacine worden gebruikt.
116
Wat is PBP?
PBP is penicilline binding protein dat voor crosslinking zorgt van de bouwstenen van de celwand. Alle betalactam hebben die beta lactam ring die verantwoordelijk is voor het inactiveren van het PBP enzym.
117
Wat is de MPC?
Mutant prevention concentration: de minimumconcentratie die de groei van de minst gevoelige, eenstapsmutant van een bacterieel isolaat beperkt
118
Wat is het mutant selection window (MSW)?
De zone tussen MIC en MPC waarin de kans op resistentie toeneemt.
119
Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van penicilline, aminoglycosiden en fluorquinolonen?
* Penicilline: overgevoeligheid * Aminoglycosiden: nefrotoxiciteit/ototoxiciteit * Fluoroquinolonen: chondrotoxiciteit
120
Welke groep antibiotica heeft de beste werking tegen Streptococcus spp.: penicillines, aminoglycosides of fluoroquinolonen?
Penicillines, want die hebben bij de laagste dosering al een hoog effect
121
Welk antibioticum heeft het hoogste verdelingsvolume; ampicilline, gentamicine, enrofloxacine
Enrofloxacine
122
Welke groep antibiotica is het meest selectief toxisch; cefalosporines, aminoglycosiden of fluoroquinolonen?
Cefalosporines