HC 1 week 2 Flashcards

1
Q

wat is de definitie van astma?

A

astma is een heterogene ziekte met een chronische luchtwegontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke klachten passen bij astma?

A

piepende ademhaling, hoesten, kortademigheid, druk op de borst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waardoor is de prevalentie van astma de afgelopen jaren toegenomen?

A

door verminderde luchtkwaliteit en veranderingen in de lifestyle van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

is astma een ziekte van de geleidende luchtwegen of de gaswisseling luchtwegen?

A

van de geleidende luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een verschil tussen astma en COPD?

A

astma zit alleen in de geleidende luchtwegen, COPD zit ook in de alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het verschil tussen een normale luchtweg en een astmatische luchtweg?

A

bij astma is de luchtweg vernauwd. er is hyperplasie van het spierweefsel. veel meer mucus, verdikte laag mucus. in het epitheel bevinden zich ontstekingscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke 2 factoren lijden samen tot inflammatie bij astma?

A

aanleg + prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar lijdt inflammatie toe bij astma?

A

bronchiale hyperreactiviteit, bronchoconstrictie, mucus vorming, luchtweg remoddeling en FeNO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

is de mate van klachten te relateren aan de longfunctie (bij astma)?

A

nee, klachten en mate van luchtweginfectie niet te relateren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kan je op basis van alleen klachten de diagnose astma stellen?

A

nee, je hebt meer dan alleen de klachten nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

is bij astma de inademing of uitademing vertraagd?

A

uitademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een manier om astma aan te tonen?

A

door de longfunctie te testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

is het FEV1 verhoogd of verlaagd bij iemand met astma?

A

verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoeveel keer moet de longfunctie gemeten worden (spirometrie)?

A

twee keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het verschil tussen de twee metingen van de longfunctie?

A

bij de tweede keer wordt eerst salbutamol gegeven om de luchtwegen te verwijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer spreken we bij longfunctietest van reversibiliteit?

A

toename van de FEV1 met > 12% en > 200ml na Salbutamol.

17
Q

welke tweede manier kennen we om astma aan te tonen?

A

kijken of je de longfunctie kan verslechteren door histamine/ methacholine te geven.

18
Q

hoe werkt bronchiale hyperreactiviteit?

A

prikkels in de luchtwegen stimuleren de zenuwen in het epitheel –> signaal richting de hersenstam –> signaal wordt teruggegeven aan de luchtwegen –> in de luchtwegen gaan de ontstekingscellen hun toxische inhoud uitstorten –> contractie van de luchtweg.

19
Q

is astma erfelijk?

A

het is niet erfelijk, maar als het in de familie voorkomt is er wel een grotere kans

20
Q

spelen bij astma alleen genetische factoren een rol?

A

nee, ook omgevingsfactoren (roken, allergenen, dieet) en geslacht en eventuele obesitas spelen een rol.

21
Q

op welke niveaus kan je naar astma kijken?

A
  • Fenotype
  • Endotype
  • Biomarker
22
Q

wat is het niveau van fenotype?

A

groep met gemeenschappelijke klinische kenmerken ontstaan vanuit interactie.
bijv. astma op vroege leeftijd en astma door obesitas

23
Q

wat is het niveau endotype?

A

hoe onderscheiden de groepen zich op basis van het biologische mechanisme?
welke ontstekingsreacties spelen een rol?

24
Q

wat is het niveau biomarker?

A

de signaalstof/cel die weergave is van een onderliggend ziekte proces. bijv. bij eosinofiel astma

25
Q
A