hc 11 Flashcards

(21 cards)

1
Q

bijgeloof

A
  • hunkeren naar verbanden
  • zien verbanden die er niet zijn
  • correlation does not imply causation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

correlation does not imply causation

A
  • verbanden zijn niet altijd oorzakelijke verbanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hot hand fallacy

A
  • vermoeden dat als een speler vaak punten scoort achter elkaar, hij meer zelfvertrouwen krijgt en daardoor meer gaat scoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

conclusie

A
  • zien oorzakelijke verbanden die er niet zijn
  • we hebben de neiging om oorzaken te verzinnen
  • interpreteren oorzakelijke verbanden vaak mis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

samenzweringstheorieën ingrediënten

A
  • oorzakelijke redeneerfouten
  • confirmation bias
  • ingroup-outgroup bias
  • ingebouwde immunisatiestrategie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ontmaskeren samenzweringstheorien

A
  • Occam’s scheermes toepassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pseudowetenschappen

A
  • gebrek aan zelfkritische dynamiek
  • Poppers demarcatiecriterium: falsifieerbaarheid onderscheidt wetenschap van pseudowetenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

‘falsifieerbaarheid

A
  • bepaalde hypotheses die eventueel weerlegd kunnen worden door observaties/wetenschappelijk onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pseudowetenschappers & falsifieerbaarheid

A
  • beschermen zichzelf tegen kritiek
  • formuleren theorieeen zo dat ze niet weerlegd kunnen worden, of herinterpreteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pseudowetenschappelijke gezondheidszorg

A
  • therapie ervaring is onbetrouwbaar
  • traditie is onbetrouwbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

therapie ervaring is onbetrouwbaar

A
  • placebo-effect
  • confirmation bias
  • spontane genezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

placebo-effect

A
  • als patient gelooft dat theorie werkt, gaat het een positief effect hebben op de behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

confirmation bias

A
  • therapeut gaat veel meer kijken naar de dingen die wel bevorderen tijdens de therapie dan dingen die niet bevorderen tijdens de therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spontane genezing

A
  • veel dingen genezen vanzelf, dus moeilijk onderscheiden of de therapie iets heeft gedaan of dat het vanzelf weggaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

traditie is onbestrouwbaar

A
  • placebo-effect
  • confirmation bias
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wetenschappelijke bescherming tegen irrationaliteit

A
  • gerandomiseerde dubbelblinde proeven met controle groep
17
Q

religie

A
  • universeel menselijk kenmerk
  • overtuigingen die hun reproductie en overleving vaak niet ten goede komt
18
Q

cognitieve wetenschappen van religie

A
  • hyperactive agency detection
  • intuitief dualisme
    -aangeboren voorkeur voor teleo-functionele of doelmatige verklaringen
19
Q

hyperactive agency detection

A
  • te snel willen denken dat iets super natuurlijks bepaalde fenomenen zoals bliksem veroorzaken
20
Q

intuitief dualisme

A
  • sterk onderscheid tussen geestelijk en lichamelijk/materielen
  • stap snel gezet naar onsterfelijke ziel of louter geestelijke identiteiten