hc 4 Flashcards

(47 cards)

1
Q

geschiedenis cognitieve gedragstherapie

A

Cognitieve gedragstherapie is door Skinner en Wolpe ontstaan vanuit de gedragstherapie (= first wave), waarbij er werd gekeken of gedrag aangeleerd of aangeboren is; gedragstherapie ging op basis van straffen, belonen en associaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

klassieke conditionering

A

leren door associatie; twee zaken worden na een langere tijd aan elkaar geassocieerd. Wanneer de associatie een aantal keer gemaakt wordt, wordt het gedrag
vanzelf beïnvloed; je wil begrijpen waarom een bepaalde situatie een bepaalde emotie bij iemand oproept
- bij angst is er een bepaalde associatie gevormd die opgeslagen ligt in de angststructuur in het brein
- pavlov: als de bel rinkelt (CS), komt er eten (OS/OR) en gaat de hond kwijlen (CR)
- conditionering van fobiën
- habituatie
- extinctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

conditionering van fobieën

A

bij Little Albert werd er een angst voor ratten aangeleerd, door bij het zien van een rat een keihard geluid te laten horen. Door dit zo vaak mogelijk te doen werd Albert alleen al bang van de rat zelf (zonder het harde geluid), en andere kleine harige dieren (= generalisatie). Dit komt door de angststructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

habituatie

A

de sterkte van de reflex neemt af wanneer de stimulus meerder keren achter
elkaar wordt aangeboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

extinctie

A

de afname van een geconditioneerde associatie als gevolg van de afwezigheid
van een ongeconditioneerde stimulus of bekrachtiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Klassieke conditionering heeft implicaties voor exposure therapie;

A

wanneer iemand lang genoeg te maken krijgt met de situatie/gebeurtenis waar diegene zo bang voor is, dooft deze angstrespons vanzelf uit, waardoor diegene leert dat hij of zij niet meer bang hoeft te zijn voor de gevreesde situatie of gebeurtenis; iemand moet meerdere keren blootgesteld worden aan de angststimulus, om te leren dat ze geen angst meer hoeven te voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Om mensen van hun angst af te krijgen wordt er ook systematische desensitisatie gebruikt

A

je geeft iemand een angstaanjagende stimulus, en herhaalt dit in een hiërarchische volgorde (steeds een grotere spin laten zien), totdat de angst weg is; door het toepassen van ontspanningstechnieken kam men erachter dat het onmogelijk is om je zowel gespannen als ontspannen te voelen, waardoor de angst zal afnemen.

  • Bij een angststoornis hebben mensen vaak meerdere angsten. Hierbij is het belangrijk om de angsten stuk voor stuk af te werken, en ze dus niet allemaal tegelijk te behandelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

operante conditionering

A

Operante conditionering (Skinner) is gebaseerd op leertheorieën, waarbij gedrag wordt aangemoedigd of juist ontmoedigd door het gebruik van straffen en beloningen–> operante conditionering gaat over het begrijpen waarom disfunctioneel gedrag toch wordt uitgevoerd, waarbij er gekeken wordt of strafen en beloningen het gedrag kunnen veranderen.

  • Positieve bekrachtiging = toevoegen van beloning, waardoor de frequentie van dat gedrag toeneemt–> een compliment geven.
  • Positieve bestraffing = toevoegen van iets vervelends, waardoor de frequentie van dat
    gedrag afneemt–> een boete krijgen bij te hard rijden
  • Negatieve bekrachtiging = afnemen van iets onplezierigs, waardoor de frequentie van dat
    gedrag toeneemt; weggaan van een irritant piepje nadat je je gordel omdoet in de auto
  • Negatieve bestraffing = afnemen van iets plezierigs, waardoor de frequentie van dat gedrag afneemt; telefoon innemen

Stimulus (= context waarin het gedrag optreedt) –> respons ; wat houdt het gedrag in stand (beloning), en wat zal het gedrag verminderen (straf)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorbeelden; factoren die klachten belonen

A
  • Werkstress neemt af, je hoeft niet meer te presteren; negatieve bekrachtiging
  • Bij angst is vermijding belonend, omdat de spanning verdwijnt; negatieve bekrachtiging
  • Anderen zijn steunend en zorgen voor je; positieve bekrachtiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorbeelden; straffen voor gezond gedrag en herstel

A
  • Een aanleiding voor een depressie is het wegvallen van beloningen.
  • Je angsten aangaan levert op korte termijn juist spanning op; positieve bestraffing.
  • Sociale contacten tijdens een depressie gaan gepaard met ongemak; positieve bestraffing
  • ‘Voordelen’ als financiële vergoeding en steun vallen weg bij herstel; negatieve bestraffing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Operante en klassieke conditionering gaan hand in hand;

A

wanneer een emotionele reactie
afneemt, is er ruimte voor ander gedrag
- We moeten wel onthouden dat niet alle emotionele reacties ontstaan zijn door
conditioneringsprocessen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

casus emma

A

Emma is een vrouw van 24 jaar die bij haar ouders woont. Ze meldt zich voor behandeling omdat ze last heeft van angst- en somberheidsklachten. Ze beschrijft dat ze altijd al angstig is geweest tijdens gesprekken. Emma heeft een studie afgerond, maar omdat ze niet direct werk kon vinden in haar
vakgebied, is ze in het restaurant van haar ouders gaan werken. Sindsdien merkt Emma dat ze vaker gespannen is, vooral in contact met de klanten en haar collega’s. Ze voelt zich waardeloos, piekert veel, en sinds 3 maanden heeft ze zich daarom ziekgemeld van werk. Sindsdien zijn de somberheidsklachten toegenomen. Momenteel ligt Emma een groot deel van de dag op bed en gaat ze zelden naar buiten.

Emma is als enigskind opgegroeid in een gezin met een zorgzame, beschermende moeder, en een vader die aardig was, maar ook hoge eisen had (goed presteren). Emma was als kind verlegen en had moeite om contact te leggen met leeftijdsgenoten. Moeder reageerde op Emma’s angsten door
te zeggen dat Emma gerust binnen mocht blijven, als ze niet met de kinderen wilde spelen. Op de middelbare school werd Emma gepest. Moeder merkte dat het niet goed ging met Emma en meldde haar soms ziek, zodat Emma kon bijkomen. Vader leek zich te schamen voor de situatie en
benadrukte dat Emma vooral niet tegen anderen moest zeggen waarom ze zo vaak ‘ziek’ was.

Emma’s ouders hebben er in het restaurant voor gezorgd dat er vervanging is wanneer Emma ziek is. Ze hebben wat huishoudelijke taken uit handen genomen en vragen Emma regelmatig hoe zij zich voelt. Emma doet verschillende pogingen om haar stemming te verbeteren. Op sommige dagen staat ze op en probeert ze naar haar werk te gaan. Wanneer ze op het punt staat om de deur uit te gaan, merkt ze echter veel spanning. Ze is bang dat ze door haar depressieve klachten bestellingen zal vergeten, dat ze dingen zal laten vallen, of iets verkeerds zal zeggen. Emma blijft door de spanning dan thuis, wat eerst oplucht, maar later zorgt voor schuldgevoel en meer somberheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

negatieve gevolgen gedrag casus emma

A
  • Ze voelt zich waardeloos en mislukt
  • Ze raakt geïsoleerd en loopt contact mis
  • Ze beweegt te weinig, raakt haar conditie kwijt en slaapt slechter
  • Ze doet geen positieve ervaringen meer op, waardoor haar stemming verslechterd
  • Ze blijft piekeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

instandhouders van het gedrag

A
  • Taken worden door haar ouders uit handen genomen –> steun
  • Ze hoeft niet meer met anderen te praten
  • de spanning neemt af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

associaties

A
  • Emma moet naar haar werk; spanning
  • Emma blijft thuis van werk; schaamte
  • Emma blijft thuis van werk en ligt in bed; somberheid
  • Emma moet praten met andere mensen; angst voor afwijzing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cognitieve gedragstherapie

A

Cognitieve gedragstherapie is een combinatie van cognitieve therapie en gedragstherapie (=
second wave). Mensen denken allemaal op een andere manier en hebben dus ook verschillende associaties bij verschillende gebeurtenissen; een gebeurtenis zorgt voor een automatische
gedachte, die weer leidt tot een emotionele en gedragsmatige reactie. Afhankelijk van wat je denkt, krijg je dus ook andere reacties.

  • Gebeurtenis = keiharde knal midden in de nacht –> automatische gedachte = help! Een
    inbreker –> gedragsmatige reactie = de politie bellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

plaatje

A

de kerngedachtes (= schema’s) die we onszelf hebben aangeleerd in de jeugd en die
bepaald worden door je aanleg, beïnvloeden onze leefregels, assumpties of attitudes, waarbij deze leefregels weer invloed hebben op onze automatische reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

je automatische reactie
wordt beïnvloed door:

A

(1) je kerngedachtes en (2) je leefregels, assumpties en attitudes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kerngedachtes

A

Je kerngedachtes zijn niet noodzakelijk het gevolg van trauma; het is vaak een interactie
tussen temperament en opvoeding. het is een soort bril waarmee je naar de wereld kijkt.

20
Q

voorbeelden kerngedachten

A
  • postitief; “Ik ben goed zoals ik ben”, “Anderen zijn steunend en veilig” -
  • Negatief; “Ik ben incapabel”, “Ik ben zwak”, “Anderen zijn niet te vertrouwen”
21
Q

voorbeelden van leefregels

A
  • Positief; “Je moet rekening houden met elkaar”, “mensen vinden het leuk als je meer van jezelf laat zien”
  • Negatief; “Je moet andere mensen niet boos maken, want dan gaan ze weg”, “Je moet
    altijd je uiterste best doen”, “Het is dom om je kwetsbaar op te stellen”
22
Q

In 1990 is de derde generatie van CGT opgekomen =

A

de gedragstherapie en cognitieve therapie
komen samen, en er zijn nieuwe concepten geïntegreerd in de traditionele CGT (metacognitie, acceptatie, mindfulness, emotieregulatie, persoonlijke waarden en spiritualiteit); deze generatie
heeft nog steeds aspecten van de traditionele CGT, maar het is uitgebreider en wijkt in sommige gevallen ook af van de traditionele CGT.
- Acceptance and Commitment Therapy (ACT) - Compassionate Mind Training (CMT)
- Mindfulness-Based Cognitive Therapy (MBCT)
- Dialectical Behaviour Therapy (DBT)

23
Q

depressie spiraal

A

Een depressie begint vaak door een aanleiding of door het wegvallen van iets
positiefs (ontslag, overlijden van een geliefde). Hierdoor ervaart iemand somberheid en ontstaan er meer negatieve gedachten. Door deze gevoelens trekt diegene zich terug, waardoor de angst minder erg wordt
(vermijding werkt dus belonend). Doordat iemand zich terugtrekt, wordt diegene
minder actief, hebben ze minder sociale contacten en doen ze minder leuke
dingen. Hierdoor heeft de vermijding ook
een keerzijde, en wordt de depressie nog
erger. Iemand onderneemt nog minder
activiteiten, waardoor de lichamelijke
conditie nog verder achteruit gaat, de
slaapkwaliteit minder wordt, en de vermoeidheid en concentratieproblemen toenemen. Dit heeft als gevolg dat iemand nog minder voldoening uit activiteiten haalt en nog meer negatieve gedachtes ervaart–> dit proces wordt steeds erger, totdat de persoon zo inactief is dat hij of zij het
huis niet meer uitkomt, het dag-nacht-ritme verstoord raakt en diegene sociaal zwaar beperkt raakt

24
Q

Cognitieve gedragstherapie; behandelingsdoelen voor depressie

A
  1. Gedragsactivatie; spiraal omdraaien door doelen te stellen
  2. Psycho-eduatie over slaap, sport en gezondheid
  3. Activiteiten plannen; hobby’s, sociale activiteiten, bewegen
  4. Registreren; stemming, pleasure, mastery/achievement (= een gevoel van bekwaamheid)
  5. Evalueren; wat hielp om stemming te verbeteren/niet verder te verslechteren?
  6. Instandhoudende factoren wegnemen; omstandigheden
  7. Aandacht voor het positieve; jezelf belonen
  8. De lat lager leggen, valideren, jezelf belonen
  9. G-schema’s (cognitieve technieken), ook om activatie te helpen (Gebeurtenis, gedachten, gevoel, gedrag, gevolg)
25
CGT behandeling verschillende aspecten
- Intake, diagnostiek (DSM-V) en casusconceptualisatie = overzicht van hoe alles samenhangt bij de cliënt (aanleg, levensgebeurtenissen, vorming tot persoon, recente triggers, hoe dit leidt tot de klachten) - Adviesgesprek, diagnose, doelen, behandelplan - Aantal sessies, klachtgerichte behandeling
26
CGT behandeling, hoe werkt het?
Het is belangrijk dat de cliënt eerst uitleg krijgt over wat er aan de hand is (= psycho-educatie). Daarnaast is het van belang om direct gedragsactivatie toe te passen en om activiteiten in te plannen, zodat de depressie-spiraal omgedraaid kan worden. Hierbij moeten de doelen niet gelijk heel hoog gezet worden (eerst als doel hebben om uit bed te komen, en daarna pas werken aan het grotere geheel). Daarnaast moet de cliënt de activiteiten die ze hebben uitgevoerd registreren (hoeveel plezier en “sense of mastery/achievement” ervaarde je na de activiteit?). Wanneer iemand zich bekwaam voelt in een situatie of activiteit moet je hierop verdergaan. Tenslotte kun je aan de slag gaan met het cognitieve gedeelte d.m.v. het G-schema = hierin leggen cliënten hun gedachten vast, gebaseerd op de 5 G’s à gebeurtenis, gedachte, gevoel, gedrag en gevolg
27
voorbeeld g-schema
- gebeurtenis: Toen ik na lange tijd naar werk ging, zei een collega: “Hey Emma, dat is lang geleden!” - gedachten: 1) Mijn collega’s vinden dat ik te lang afwezig was 2) Ik ben zo’n prutser dat ik zo lang niet ben geweest 3) Mijn collega’s vinden me vast zwak en stom 4) Ik val buiten de groep - gevoel: Boos op mezelf Bang Bedroefd - gedrag: 1) Terugtrekken 2) Oogcontact vermijden 3) Zo snel mogelijk naar huis gaan na werk - gevolg: k schaamde me rot, en eenmaal thuis voelde ik me alleen en waardeloos
28
gedachten uitdagen
Tijdens het uitdagen van gedachtes kun je gesprekken voeren over het dagelijks leven, waardoor de cliënt kan twijfelen over de initiële reactie; mensen kunnen inzicht krijgen in de alternatieve reacties, waardoor ze zich beseffen dat de situatie anders was dan ze hem interpreteerde. Gedachten veranderen alleen wanneer het gedrag verandert, omdat mensen door hun gedrag andere ervaringen opdoen (die sterker zijn dan de gedachtes)
29
downward arrow technique
De downward arrow technique wordt gebruikt om d.m.v. doorvragen tot de kerngedachte te komen, die verhuld wordt door een oppervlakkige gedachte; je moet mensen laten twijfelen aan hun gedachtes, zodat hun overtuigingen over zichzelf kunnen veranderen (“Stel dat dat waar is, wat zou dat dan over jou zeggen?”) - Mensen die te veel onderliggende kerngedachtes (schema’s) hebben, moeten doorgestuurd worden naar schematherapie - Van oppervlakkige gedachte naar kerngedachte: “Ik zal mijn werk verprutsen en kan beter thuisblijven” --> “Ik ben niet zo’n goede collega. Ik kan normaal al niet goed werken, ben onhandig met klanten en nu ik depressief ben denk ik helemaal: ik ben zo’n prutser”. “Ik ben gewoon een beetje mislukt, sociaal gezien. Ik ben niet zo leuk in gesprekken” --> “Mensen zullen mij altijd vreemd en stom vinden en ik word niet geaccepteerd” --> “Ik ben de moeite niet waard” --> schema = tekortschieten/ schaamte
30
socratische dialoog
kritische vragen stellen over een gedachte (mijn vriendin heeft me vast afgebeld omdat ze me saai vindt). - Bewijs voor en tegen zoeken - Andere interpretaties bekijken - “Wat zou je tegen een vriend zeggen in dezelfde situatie?” - Voor- en nadelen van de gedachte achterhalen --> hoe functioneel is de gedachte? - Onderzoeken van denkfouten --> Alternatieve gedachten formuleren --> zijn er andere interpretaties mogelijk van de gebeurtenis, en van de voor-argumenten?
31
10 dsm-v angststoornissen
1. Paniekstoornis 2. Agorafobie 3. Specifieke fobie 4. Sociale angststoornis 5. Gegeneraliseerde angststoornis 6. Selectief mutisme 7. Separatie-angststoornis 8. Ziekte-angststoornis --> hypochondrie 9. Obsessief-compulsieve stoornis 10. Posttraumatische stressstoornis
32
behandeling angststoornissen
- In principe wordt alleen exposure gebruikt - Waar is iemand precies bang voor? --> Wat is de ‘ramp’ voor hen? - Soms is er meer aandacht nodig voor de coping --> vanuit de holistische theorie - Soms ook traumaverwerking of het versterken van het zelfbeeld --> vanuit modules - Indien mogelijk, sla het uitdagen van de gedachten over en ga gelijk over op exposure. --> Vooral: leren dat vermijding niet helpt, en het ontwikkelend van een meer realistische kijk
33
moderne exposure
Bij moderne exposure worden de verwachtingen getoetst, i.p.v. de angst in zijn geheel uit te doven. --> de cliënt wordt in de gevreesde situatie geplaatst, en achteraf wordt er gekeken of de verwachting (in drukke ruimtes val ik flauw) echt gebeurd is
34
oude exposure
Oude’ exposure wordt niet meer gebruikt bij angst, omdat het bij angst niet altijd zin heeft om mensen eindeloos in een gevreesde situatie te zetten --> als mensen angstig zijn voeren ze allerlei activiteiten uit, maar blijven ze alsnog gespannen
35
safety behavior
bij sociale angst doen mensen er alles aan om ervoor de zorgen dat hun ‘ramp’ niet uitkomt: alleen antwoorden met sociaal geaccepteerde antwoorden, zodat je niet afgewezen wordt - Bloosangst; speciaal make-up opdoen die het blozen camoufleert * Angst om te trillen; niks vasthouden * Bang om een gesprek te voeren; het gesprek van tevoren voorbereiden
36
plaatje
verschillende fases exposure
37
sociale angst
Bij sociale angst zijn mensen bang in bepaalde sociale situaties, vanwege negatieve ervaringen in het verleden; de negatieve gedachtes kunnen het zelfvertrouwen direct beïnvloeden, maar ook indirect via angstsymptomen en safety behavior - Situatie = voorbereiden voor een presentatie op werk - Negatieve ervaringen uit het verleden = kritiek gekregen van de docent tegenover de hele klas na een slechte presentatie. - Gedachten = “ik ga moeite hebben met praten tijdens mijn presentatie, en mijn collega’s gaan dit opmerken en me zien als incompetent” - Zelfvertrouwen = “wanneer ik voor een groep moet staan ga ik stotteren, blozen en zweten, waardoor mensen me uit gaan lachen” - Angstsymptomen = hogere hartslag, stotteren, zweten en blozen. - Safety behavior = een goede voorbereiding voor de presentatie, een medicijn innemen om de rust te bewaren, geen pauzes nemen tijdens het presenteren, veel water drinken en zweet weghalen met een doekje
38
oefeningen voor sociale angst
- exposure - gedragsexperimenten - g-schema's - videofeedback
39
exposure
de gevreesde situatie niet uit de weg gaan; hierdoor leer je dat datgene wat je eng vindt, niet hoeft te gebeuren. En wanneer het toch wel gebeurt kun je het nuanceren, omdat het waarschijnlijk niet zo erg is als je dacht
40
gedragsexperimenten
de gevreesde situatie juist uitvoeren, waardoor je de verwachting van de gevreesde ramp kunt testen; schaamteoefeningen * Safety behavior loslaten * Taakconcentratie training
41
g-schema's
corrigeren; hardnekkige gedachtes aanpakken
42
videofeedback
je cliënt filmen die bang is om te blozen, als ze dit filmpje dan terugzien zullen ze vast zeggen dat het blozen meevalt
43
schaamte oefening
- Vraag drie mensen in de metro of ze €20 kunnen missen - Loop drie minuten lang langzaam achteruit in een drukke straat - Een gênant artikel betalen met wisselgeld, en dan zeggen dat je niet genoeg hebt en de winkel verlaten zonder het artikel - Mensen op straat benaderen met de vraag of ze je kunnen helpen je veters te strikken wanneer je schoenen draagt zonder veters - Naar een fastfood restaurant gaan en alleen water bestellen, dan het water morsen, het opruimen en in het restaurant blijven - Vraag meerdere mensen op een specifieke en voor de hand liggende locatie waar die locatie te vinden is - Vraag een medewerker in een boekenwinkel om hun mening over de vraag of je de Kama Sutra moet kopen, heb een lang gesprek hierover, koop het boek en breng het dan terug - Op straat of in de metro dansen of zingen in aandachttrekkende kleding - Benader een groep mensen in een bar en vraag of je een toast op de getuige mag doen - Ga een eetgelegenheid binnen en onderbreek mensen met de vraag of ze een groene Peugeot hebben omdat hun auto gesleept wordt
44
paniekstoornis
Mensen met een paniekstoornis zijn bang dat een voor hen gevreesde ramp uitkomt, waardoor ze blijven hangen in een vicieuze cirkel. Door achtergrondfactoren, interne en externe triggers en een verhoogde alertheid wordt er sneller een dreiging waargenomen waar diegene angstig door wordt; door de lichamelijke en psychologische reacties die angst oproepen, komt er een catastrofale misinterpretatie, waardoor de angst steeds aanwezig blijft; mensen met een paniekstoornis willen deze situatie niet opnieuw opzoeken en proberen de situatie dus zoveel mogelijk te vermijden. Daarnaast vermijden ze ook de lichamelijke reacties, omdat ze deze associëren met paniek (= safety behavior)
45
interoceptieve exposure
Bij interoceptieve exposure worden er lichamelijke sensaties opgeroepen die geassocieerd worden met de angst en paniek (misselijk worden door rond te draaien op een stoel, of hartkloppingen krijgen door snel op de plaats te rennen); hiermee wordt getest of de gevreesde ramp zal uitkomen, en wordt het geëvalueerd a.d.h.v. een G-schema. --> Met deze vorm van exposure leert men dat de ramp niet zal uitkomen, en dat de lichamelijke sensaties, die bij de angst horen, niet schadelijk zijn
46
gegeneraliseerde angst
Gegeneraliseerde angst komt vaak samen voor met negatieve kerngedachtes en piekeren. Daarnaast hebben deze mensen metacognities over het piekeren, waarbij ze denken dat het piekeren goed of slecht voor hen is. Hierdoor gaan ze alleen maar meer piekeren, waardoor ze in een vicieuze cirkel terechtkomen. - Positieve metacognitie = door te piekeren ben ik overal op voorbereid, ik heb controle - Negatieve metacognitie = ik draai door als ik zo blijf piekeren
47
behandeling gegeneraliseerde angst
- Metacognities toetsen - Vermijding terugdringen - Problemen oplossen - G-schema’s