Hc 5 Flashcards

(61 cards)

1
Q

Drie-fasen behandeling (voor eetstoornissen)

A
  1. Pre-therapie
  2. Deeltijdbehandeling
  3. Nazorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pre-therapie

A

(1 dagdeel) = een therapie die ± 3 maanden duurt, waarbij patiënt vaak gestuurd worden door hun dokter, partner of ouders. Dit betekent dan ook dat de patiënt zelf vaak niet gemotiveerd is om de therapie te volgen. Tijdens deze fase wordt er gewerkt aan motivatiebewerking = inzicht geven in de nadelen van het hebben van een eetstoornis, waardoor de motivatie van de cliënt zal verhogen. Daarnaast is de therapie bedoeld om het inzicht in de patiënt te vergroten d.m.v. psycho-educatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Deeltijdbehandeling

A

(2 tot 5 dagen per week) = een therapie die gemiddeld 3 x 3 maanden
duurt, omdat er na elke maand een evaluatie plaatsvindt. Tijdens deze fase wordt er
gewerkt met voedingsmanagement, CGT, psychomotorische therapie, dramatherapie en is er therapie voor de instandhoudende factoren van de eetstoornis (perfectionisme, rigiditeit, laag zelfbeeld)
• Anorexia-patiënten komen 5 dagen in de week
• Boulimia-patiënten komen 2 dagen in de week

—> ijsberg metafoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ijsberg metafoor

A

bij een eetstoornis is het eten slechts het zichtbare topje van de
ijsberg. Er zijn veel meer onderliggende problemen waar aan gewerkt moet worden d.m.v.
transdiagnostische behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Nazorg
A

(1 tot 2 dagen per week) = een therapie die gemiddeld een half jaar duurt. Hierbij
wordt de therapie langzaam afgebouwd door modules in deeltijd. Tijdens deze fase ligt de
focus op:
• Autonomieversterking; de eetstoornis is vaak een deel van je identiteit, dus wie ben
je zonder je eetstoornis?
• Re-integratie = de patiënt leert om weer een ‘normaal’ leven te leiden en deel uit te
nemen van de maatschappij

—> Patiënten met anorexia verblijven meestal in een kliniek, omdat ze medisch gezien een risico
lopen (zwaar ondergewicht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fairburn model

A

Het Fairburn model geeft een beeld van de onderliggende factoren een rol spelen bij de ontwikkeling en instandhouding van alle eetstoornissen (vormen de onderkant van de ijsberg, die niet zichtbaar is); mensen met een eetstoornis hebben een
disfunctioneel schema wanneer het gaat om zelfevaluatie, door het lage zelfbeeld (ze vinden het heel
belangrijk hoe ze eruit zien en hoeveel ze wegen)
- Laag zelfbeeld —> dieet volgen —> honger krijgen—> risico op eetbui —> eetbui —> schuldgevoelens
—> braken of laxeermiddelen innemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderliggen factoren volgens fairburn

A

• Laag zelfbeeld
• Perfectionisme
• Moeite met het omgaan met emoties (mood intolerance)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er zijn twee redenen voor het gebruik van het Fairburn model:

A

1.De factoren aanpakken die onderaan de ijsberg zitten
2. Het is een transdiagnostisch model; het is toepasbaar op alle eetstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Transdiagnostische behandeling

A

bij de behandeling van de verschillende stoornissen die een
persoon ervaart wordt er gefocust op de onderliggende gemeenschappelijke factoren;
- tussen stoornissen: angst en depressie; deze stoornissen hebben veel overeenkomsten, waardoor ze worden gezien als transdiagnostische factoren = twee
stoornissen hebben dezelfde onderliggende, verklarende factor
- binnen stoornissen: anorexia en boulimia nervosa

Transdiagnostisch behandelen is dus gericht op de overeenkomstige onderliggende
mechanismen. Maar naast deze gemeenschappelijke kenmerken zijn er ook verschillen tussen
stoornissen. Hier moet ook op gelet worden tijdens de behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Transdiagnostische factoren…

A
  • Vormen een risicofactor voor de ontwikkeling en terugval van stoornissen; de factor
    blijft ook bestaan wanneer het beter gaat (een laag zelfbeeld heb je meestal je leven lang)
  • Spelen een rol bij comorbiditeit; de factor speelt een rol bij meerdere stoornissen
  • De behandeling van deze factoren zorgen voor een vermindering van de klachten
  • Theoretisch model; je kan een bepaalde factor niet zomaar een transdiagnostische
    factor noemen, de factor moet opgenomen zijn in een theoretisch model (zoals in het
    Fairburn model)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diagnose transdiagnostische factoren

A

= slechts een verzamelnaam, het geeft geen verklaring voor het ontstaan van de
symptomen. Transdiagnostische benaderingen bieden WEL een verklaring!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Competitive Memory Training (COMET)

A

= een deeltijd behandeling die wordt ingezet voor het
behandelen van een negatief zelfbeeld (= een transdiagnostische factor) bij patiënten met een
eetstoornis; volgens de DSM is het hebben van een negatief zelfbeeld geen echte stoornis, maar is het wel een veelvoorkomend symptoom. Het hebben van een laag zelfbeeld vormt een risicofactor voor het ontwikkelen van en hervallen in stoornissen. Wanneer het zelfbeeld (de risicofactor) dus niet behandeld wordt zal dit zorgen voor een belemmering van het
herstelproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Theoretische achtergrond COMET; Beck

A

Aaron Beck was de grondlegger van de cognitieve gedragstherapie, waarbij hij de focus
legde op de negatieve, disfunctionele gedachtes die (1) een depressie kunnen veroorzaken
en (2) maladaptieve schema’s kunnen activeren die de denkpatronen veranderen; CGT
was gericht op het uitdagen van deze disfunctionele gedachtes, en het vervangen hiervan
zodat het een functionele gedachte werd
• Probleem = je kan een gedachte niet vervangen; ontleren bestaat niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Theoretische achtergrond COMET; Brewin

A

Volgens Brewin draait behandeling niet om het vervangen van gedachten, maar juist om het
aanmaken van nieuwe geheugenrepresentaties; hij heeft dus een andere verklaring
voor Beck’s theorie (hij zegt dus niet dat CGT niet werkt)
• Bospad metafoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bospad metafoor

A

je kan een nieuw bospad creëren wat in het begin lastig te
bewandelen is, maar hoe vaker je hem bewandelt, hoe makkelijker het pad zal worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

COMET wordt gebruikt om;

A

COMET wordt gebruikt om de positieve eigenschappen van de cliënt naar de voorgrond te
brengen, waardoor de focus minder op de negatieve eigenschappen komt te liggen. De verhouding
tussen het positieve en negatieve wordt dus verstoord, waardoor het negatieve meer naar de
achtergrond verdwijnt; door COMET leert de patiënt om beter te voelen wat hij of zij eigenlijk al
over zichzelf weet en wat diegene wél kan; de verhouding tussen het negatieve en positieve wordt
rechtgetrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

3 randvoorwaarden COMET

A
  1. Individuele of groepstherapie; eigenlijk is het een individuele therapie in een groep
  2. Voelen VS. denken; leren voelen wat je eigenlijk al weet van jezelf; je positieve kwaliteiten echt aan gaan voelen (“ik weet wel dat ik een goede moeder ben, maar wil het
    ook gaan voelen”)
  3. Geheugen; je geheugen is een database met allerlei verschillende associaties, waarbij er
    slechts één betekenis tegelijk geactiveerd kan worden, afhankelijk van de context (je kan
    jezelf zien als een goede moeder, als laf, als handig of als sportief of trouw aan anderen,
    maar van deze ‘database’ kan maar één betekenis tegelijk geactiveerd worden, afhankelijk
    van de context); de verschillende geheugenpaden kunnen los van elkaar getraind worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Retrieval competition (BREWIN)

A

het positieve geheugenpad moet veel makkelijker op te halen
zijn dan het negatieve geheugenpad (functioneel VS. disfunctioneel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

COMET gaat over het bevorderen van de activatie van functionele betekenissen. Dit wordt gedaan
door middel van:

A

Emotionele saillantie
Herhaling
Negatieve triggers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Emotionele saillantie

A

verbeteren = zaken met een sterke, emotionele lading onthouden
mensen sneller en roepen ze ook sneller op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Herhaling

A

herinneringen zoveel aandacht geven totdat het tot leven komt, en het positieve geheugenpad gecreëerd wordt; veel huiswerk, minstens een halfuur per dag
oefenen met verhalen schrijven, positieve dingen blijven herhalen, het positieve geheugenpad als het ware uitgraven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Negatieve triggers

A

Negatieve triggers en een positief zelfbeeld proberen te combineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De basis van COMET voor een lage zelfwaardering bestaat uit drie elementen:

A
  1. Het creëren van een reële zelfwaardering
  2. Een gerichtheid op je positieve eigenschappen i.p.v. je negatieve eigenschappen
  3. Gericht op ‘voelen dat’ VS. ‘weten dat’—> ook echt leren voelen wat je stiekem al wel weet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De behandeling van COMET loopt volgens 7 verschillende fases:

A
  1. Vaststellen van het negatieve zelfbeeld
  2. Bepalen van het incompatibele positieve tegenbeeld
  3. Het illustreren van een positief tegenbeeld
  4. Imaginatie en zelfspraak
  5. Het aannemen van een lichaamshouding en gezichtsuitdrukking die past bij het positieve zelfbeeld
  6. Muziek
  7. Contraconditionering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
1. Vaststellen van het negatieve zelfbeeld
achterhalen hoe iemand over zichzelf denkt, achterhalen waar iemand een negatief zelfbeeld over heeft (“ik vind mezelf lui”). Dit is belangrijk om het tegenovergestelde (positieve) te kunnen creëren
26
2. Bepalen van het incompatibele positieve tegenbeeld
het tegenbeeld van lui is productief, waardoor je tijdens de behandeling herinneringen ophaalt waarin iemand productief bezig was
27
3. Het illustreren van een positief tegenbeeld
dit wordt gedaan d.m.v. verhalen met veel detail. Door je op de details te richten kun je de associaties in het brein opnieuw activeren en versterken
28
4. Imaginatie en zelfspraak
je ogen sluiten en je de situatie weer inbeelden, en op het belangrijkste moment een positieve zelfspraak ophalen (“ik ben wel productief”)
29
5. Het aannemen van een lichaamshouding en gezichtsuitdrukking die past bij het positieve zelfbeeld
het aannemen van een trotse houding, waardoor het beter binnenkomt
30
6. Muziek
dit wordt gedaan d.m.v. emotie; muziek ondersteunt het positieve gevoel, waardoor het positieve geheugenpad versterkt wordt
31
7. Contraconditionering =
het koppelen van de negatieve triggers aan het positieve zelfbeeld • Geconcentreerde afleiding = het afwisselen van een positief en negatief zelfbeeld. Hierdoor word je immuun; de makkelijke versie, maar minder ehectief • In de negatieve herinnering een positieve zelfspraak, lichaamshouding, gezichtsuitdrukking of muziek toepassen —> opmerken of het een verschil maakt in je gemoedstoestand (hoe je je eerst voelde VS. hoe je je voelde na de muziek)
32
Hoe ervaren clienten COMAT?
Cliënten ervaren COMET vaak als een erg vreemde en confronterende therapie; het is een erg intensieve therapie die vaak wordt gecombineerd met CGT
33
Effectiviteit COMAT
COMAT heeft een goede effectiviteit; in een studie werd COMET getest bij 52 patiënten met anorexia en boulimia met een lage zelfwaardering. Eén groep kreeg TAU + COMET gedurende acht weken, en de andere groep stond op de wachtlijst. Uit de resultaten bleek dat de ehecten op zelfwaardering en depressie middelgroot tot groot waren. Daarnaast vertoonde 27% klinisch significante verandering (maar dit is nog steeds laag); maar ondanks deze klinisch significante verandering was de zelfwaardering in vergelijking met de normale populatie nog steeds laag
34
Voorbeeld;
“Vertel nog eens over dat moment dat die vriend tegen je zei: “Dat is ook echt iets voor jou, om niet naar huis te gaan en mij hier een beetje te laten staan klooien, maar om te blijven en me te helpen zoeken naar mijn creditcard. Ook al ben je doodmoe en ook al wil je dolgraag naar huis. Hartstikke bedankt.” Als je die situatie nu weer naar boven haalt, wat voel je dan? Je hebt je vriend uit de moeilijkheden gehaald. Hij is je dankbaar. Hij vindt dat je een uitzonderlijk trouwe vriend bent. Iemand die nog weet wat vriendschap hoort te betekenen. Dat is toch niet zomaar iets?” “Ik zie mijn vriend Maarten voor me, die zijn auto aan de kant heeft gezet. Hij blijkt zijn creditcard niet te kunnen vinden en zonder creditcard komt hij dat parkeerterrein niet af. Wat nu? Ik ben moe en wil naar huis. Maar ja, Maarten is mijn vriend en hij heet een probleem. Ik stap uit en help hem zoeken. Het duurt even, maar na een tijdje vinden we de kaart. Hij was uit zijn auto gevallen op de plek waar hij net nog geparkeerd stond. Nu komt het moment. Maarten slaat mij op mijn schouder en kijkt mij aan: “Hartstikke bedankt dat je mij hebt geholpen. Echt iets voor jou om als vriend te blijven en te helpen.” Als hij dat zegt, voel ik ook zelf wat het betekent. Ik ben inderdaad een trouwe vriend (= zelfspraak). Ik weet wat vriendschap betekent. En nu herhalen we die hele situatie nog een paar keer. Het parkeerterrein ... de behoefte om nu snel naar huis te gaan ... de geparkeerde auto van Maarten ... de creditcard. Ik ben een trouwe vriend, en ik weet wat echte vriendschap is”. Om bij het fotomoment te komen; “Als je nu een foto zou maken van wat voor jouw positieve zelfwaardering het belangrijkste moment was in dat gesprek, wat zouden we dan te zien krijgen?” “Hoe kijkt je vriend op die foto? En hoe sta jij erbij?”
35
Autonomie
onafhankelijkheid en zelfstandigheid
36
Relationele autonomie
jezelf aan kunnen passen aan de interactie met anderen
37
Autonomie-problematiek
- Onzekerheid; geen keuzes kunnen maken - Weinig gevoel van eigenwaarde en/of contact met eigen gevoelens - Moeite met het herkennen of kunnen stellen van grenzen - Zich verliezen in relaties; zichzelf wegcijferen - Zich afhankelijk voelen van anderen of zich afhankelijk opstellen tegenover anderen - Schijnidentiteit = zich sterker voordoen dan ze zijn - Problemen met conflicten aangaan en moeite om boosheid toe te staan en te uiten - Zich oververantwoordelijk voelen voor anderen of de gevoelens van anderen overnemen - Schuldgevoelens
38
Autonomie-gehechtheid
- zelfbewustzijn - gevoeligheid voor anderen - vermogen om nieuwe situaties te hanteren
39
Zelfbewustzijn
bewustzijn van je eigen meningen, wensen en behoeften, en het vermogen hebben om deze te uiten in sociale interacties
40
Gevoeligheid voor anderen
(1) gevoeligheid voor de meningen, wensen en behoeften van anderen, (2) empathie en (3) het vermogen tot of de behoefte aan intimiteit; het eigen zelfbewustzijn wordt negatief beïnvloed wanneer je enkel rekening houdt met anderen • Als je je heel erg afstemt op de meningen, wensen en behoeften van anderen, is er een grote kans dat je je eigen meningen, wensen en behoeften steeds verder verliest; je verliest je zelfbewustzijn als je een te hoge gevoeligheid voor anderen hebt
41
Vermogen om nieuwe situaties te hanteren
het vermogen om je snel op je gemak te voelen in nieuwe situaties; als je autonoom bent durf je nieuwe situaties aan te gaan • Dit is een gevolg van de twee eerder genoemde begrippen, wanneer deze worden behandeld in de therapie
42
43
Transdiagnostische factor autonomie
- Angst-, stemmings-, eet- en persoonlijkheidsstoornissen lijken veroorzaakt te worden of in standgehouden te worden door autonomieproblematiek - Laag zelfbewustzijn; vaak in combinatie met een te hoge gevoeligheid voor anderen - Hoge gevoeligheid voor anderen - Laag vermogen om nieuwe situaties te hanteren
44
Het hebben van een lage autonomie hangt samen met:
- Angststoornissen; agorafobie, paniekstoornis en OCD - Stemmingsstoornissen; depressie - Persoonlijkheidsproblemen; borderline en antisociale persoonlijkheidsstoornis - Eetstoornissen - Werkstress - ADHD - Werk-thuis interferentie = proces waarbij aspecten van de werk- en thuis- situatie elkaar zo beïnvloeden dat emoties, cognities en/of gedragingen in het ene domein van invloed zijn op emoties, cognities en/of gedragingen in het andere domein
45
Autonomie versterkende therapie
Autonomie versterkende therapie gaat volgens het behandelprotocol voor autonomie versterkende interventie, en vindt plaats tijdens de nazorg - introductie - overlevingsstrategieën - autonomie getelateerde thema’s - terugvalpreventie
46
Introductie
• Psycho-educatie over zelfbewustzijn, gevoeligheid voor anderen en nieuwe situaties • Opstellen van autonomie-doelen; “ik wil uitzoeken wat ik zou willen doen in mijn vrije tijd”, “ik wil vaker mijn grenzen aangeven op werk”
47
Overlevingsstrategieën
copingsmechanismen die helpen om de situatie te overkomen; de eigen regie over je leven terugkrijgen • Aandachtsoefening; stilstaan bij hoe je je voelt; waar loop je tegenaan? • Goed nieuws; leren om het positief te bekijken, letten op je krachten; wat is goed gegaan? • Voorzitter = iemand die de tijd bijhoudt die je jezelf geeft (vijf minuten wandelen) • Inzicht krijgen in de familiegeschiedenis • Schema’s over jezelf en anderen • Herlabelen van negatieve momenten en valideren van de gevoelens; “eerst was iets adaptief voor jou, maar nu is het beter om een andere coping te ontwikkeling” • Nieuwe strategieën ontdekken; “Mijn vader was vaak boos, en mijn moeder leek wel een bang vogeltje. Ze gaf nooit een weerwoord, zelfs niet wanneer hij boos werd op mij. Ik leerde dat ik zijn woede kon beheersen door aan te voelen wat hij wilde en te zorgen dat hij tevreden was. Ik werd ook goed in ruzies tussen mijn ouders te sussen”; kun je labelen als empathisch en creatief
48
Autonomie gerelateerde thema’s
• Aandachtsoefening; hoe voel je je vandaag?; je aandacht richten op je lichaam zorgt voor een hoger zelfbewustzijn • Goed nieuws; leren om het positief te bekijken, letten op je krachten • Voorzitter • Grenzen; je eigen en andermans grenzen testen tijdens de sessies • Communicatie • Lichaam en seksualiteit; mensen met autonomie-problemen vinden het lastig om hun grenzen op dit gebied aan te geven • Gedachten en emoties; “Ik word niet snel boos, maar als ik wel boos word, dan schaam ik me en begin ik te huilen. De boosheid mag er niet zijn. Nu weet ik dat boosheid me vertelt dat er iets belangrijkst aan de hand is en ik ernaar moet luisteren en handelen, zoals het bespreekbaar maken” • Individuele tijd; iemand mag tijdens de groepstherapie zelf een thema kiezen, naarmate de therapie vordert krijgt de groep en de cliënt de autonomie om de sessie te sturen
49
Terugvalpreventie
• Aandachtsoefening • Goed nieuws • Voorzitter • Terugvalpreventie • Afscheid; mensen met autonomie-problemen hebben moeite met afscheid nemen, omdat ze hier nare ervaringen mee hebben; bij het afscheid is het de bedoeling dat de groep elkaar niet meer zal zien, omdat iedereen is geholpen of genezen. Wel moet er duidelijk gemaakt worden dat afscheid ook iets positiefs kan zijn
50
Autonomie versterkende therapie blijkt e>ectief, waarbij het verschillende ehecten heeft:
- Ehecten op autonomie, zelfbeeld, kwaliteit van leven en psychopathologie - Ehecten op agorafobie - Autonomie versterkende therapie is mogelijk kosten-ehectiever dan CGT, maar dit is niet statistisch significant
51
Autonomie bij eetstoornissen
In een studie werd gekeken naar veilige hechting, mentaliseren, comorbiditeit, herstelstatus, autonomie. Hieruit bleek dat autonomie en mentaliseren belangrijke factoren zijn bij het voorspellen van het herstel. Tenslotte profiteerden patiënten van therapie door een versterking van hun autonomie
52
Artikel Korrelboom, de Jong, Huijbrechts & Daansen (2009) Competitive memory training for treating low self-esteem in patients with eating disorders: A randomized clinical trial Introductie
Een laag zelfbeeld wordt beschouwd als een belangrijk aspect van het klinische beeld van verschillende eetstoornissen Eigenwaarde = de algemene evaluatie van iemands persoonlijke waarde of waarde als persoon. In de psychiatrie zijn momenteel geen behandelprotocollen beschikbaar om het gevoel van eigenwaarde te vergroten. Meestal verwacht men dat het gevoel van eigenwaarde automatisch toeneemt wanneer de doelsymptomen van de stoornis verbeteren. Regelmatig geven patiënten aan dat ze zich niet de moeite waard vóelen, terwijl ze wel wéten dat ze goed genoeg zijn. Om dit soort meningen aan te pakken, hebben we een reeks interventies ontwikkeld, ook wel competitieve geheugentraining (COMET) genoemd. COMET voor een laag zelfbeeld is erop gericht patiënten te laten voelen wat ze al weten, door deze kennis beter ophaalbaar te maken uit het langetermijngeheugen. Er wordt aangenomen dat verschillende processen en procedures deze terughaalcompetitie beïnvloeden—> COMET concentreert zich op drie hiervan: 1. Em otionele saillantie: wordt ondersteund door (1) naar zichzelf verwijzende verhalen te schrijven over scènes waarin positieve kenmerken in actie zijn, (2) door herhaaldelijk positieve zelfverklaringen te verwoorden die verband houden met deze scènes, (3) opzettelijke manipulatie van houding en gezichtsuitdrukking en (4) muziek 2. Herhaling; de positieve zelfkennis wordt herhaaldelijk geactiveerd, waardoor het positieve makkelijker opgeroepen wordt dan het negatieve 3. Associatie; de emotioneel verbeterde positieve zelfkennis wordt geassocieerd met situaties en signalen die disfunctionele negatieve zelfconcepten teweegbrengen, m.b.v. tegenconditionering
53
Hypothese
COMET + Therapy as usual (TAU) zou het gevoel van eigenwaarde meer verbeteren dan alleen TAU
54
Methode
Patiënten die na minimaal 2 maanden reguliere TAU nog steeds eetproblemen en een laag zelfbeeld hadden, werden door hun therapeuten gevraagd zich aan te melden voor het huidige onderzoek. Hierna werden patiënten willekeurig toegewezen aan een van de twee condities: 8 weken COMET + TAU VS. 8 weken TAU. - De patiënten waren gediagnosticeerd met boulimia nervosa (BN), anorexia nervosa (AN) of een eetstoornis niet anderszins gespecificeerd (EDNOS), in combinatie met een laag zelfbeeld: N = 53. Alle patiënten werden twee keer beoordeeld: aan het begin van het onderzoek en 8 weken later aan het einde. Onderstaande maatregelen zijn beoordeeld: - RSES = beoordeelt het algehele gevoel van eigenwaarde - Beck Depression Inventory = beoordeelt de mate van depressieve gevoelens - Eating Disorder Inventory–II COMET werd in kleine groepen uitgevoerd als aanvullende behandelmodule naast het lopende reguliere behandelprogramma (TAU). In totaal werden 27 patiënten gerandomiseerd naar de experimentele groep (COMET + TAU), en 26 patiënten werden gerandomiseerd naar de controlegroep (TAU). Na 8 weken werden de metingen na de behandeling uitgevoerd bij zowel de experimentele groep als de controlegroep.
55
Treatment as usual
sommige patiënten worden individueel of in groepen behandeld, met een frequentie van één of twee keer per week. Anderen worden behandeld in een dagbehandeling van 1 (lage intensiteit) of 3 (hoge intensiteit) dagen per week. De behandelingen zijn cognitief- gedragsmatig georiënteerd en bestaan uit psycho-educatie, motivatieversterking, symptoomgerichte interventies en sociale rehabilitatie
56
COMET voor een laag zelfbeeld
een stapsgewijze, cognitief-gedragsinterventie en wordt beoefend in groepen van 6-8 patiënten. De sessies vinden één keer per week plaats en duren 1,5 uur. Het COMET-protocol omvat vier hoofdstappen: - 1. Identificeren van het negatieve zelfbeeld - 2. Identificeren van een positief zelfbeeld dat onverenigbaar is met het negatieve zelfbeeld - 3. Versterking van het positieve zelfbeeld - 4. Het vormen van nieuwe associaties tussen risicosignalen en een positief zelfbeeld door tegenconditionering
57
1. Identificeren van het negatieve zelfbeeld
patiënt beschrijft wat hij/zij negatief vindt over zichzelf
58
2. Identificeren van een positief zelfbeeld dat onverenigbaar is met het negatieve zelfbeeld
de patiënt wordt gevraagd of hij/zij werkelijk denkt dat dit negatieve zelfbeeld waar is, en zo niet, welke persoonlijke kenmerken en ervaringen het negatieve zelfbeeld tegenspreken
59
3. Versterking van het positieve zelfbeeld
de terughaalbaarheid van het positieve zelfbeeld wordt vergroot door de emotionele lading ervan te versterken. Dit wordt gedaan door: • Naar zichzelf verwijzende verhalen te schrijven over gevallen waarin de positieve eigenschappen zich manifesteerden • Door zichzelf voor te stellen in positieve scènes • Het doelbewust manipuleren van de lichaamshouding en gezichtsuitdrukking • Het luisteren naar muziek die door elke patiënt persoonlijk wordt gekozen omdat deze als congruent wordt ervaren met een positief zelfbeeld
60
4. Het vormen van nieuwe associaties tussen risicosignalen en een positief zelfbeeld door tegenconditionering
patiënten worden getraind om hun nieuwe positieve zelfbeeld te associëren met signalen die normaal gesproken onzekerheid en zelfvernederende gedachten uitlokken • De patiënt moet zijn/haar positieve zelfwaardering activeren. Vervolgens wordt het positieve beeld vervangen door het beeld van een situatie waarin hij/zij zich onzeker en waardeloos voelt, maar door zijn/haar positieve gevoelstoestand geactiveerd te houden, probeert hij/zij zich zelfverzekerd te voelen terwijl hij/zij zich in de ingebeelde moeilijke situatie bevindt
61
Discussie
De huidige studie bevestigt eerdere bevindingen dat COMET als aanvulling op reguliere therapie (TAU) het gevoel van eigenwaarde vergroot, tenminste bij vrouwen die behandeld voor eetstoornissen. Aangezien een laag zelfbeeld een belangrijk aspect is bij eetstoornissen, en wordt beschouwd als een risicofactor voor terugval, zouden interventies die gericht zijn op het verbeteren van het zelfbeeld een waardevolle aanvulling kunnen zijn op de reguliere procedures die worden gebruikt bij de behandeling van eetstoornissen. Hoewel 27% van de COMET-patiënten een klinisch significante verandering vertoonde, en geen van de TAU-patiënten een klinisch significante verandering vertoonde, moet er echter op worden gewezen dat de gemiddelde zelfwaarderingsscore na COMET (M = 23,6) nog steeds onder de scores van de Nederlandse bevolking ligt (M = 31,6)