Hc 7 Flashcards

(17 cards)

1
Q

Ontstaan dialectische gedragstherapie

A

is in de jaren ’80 ontwikkeld door Marsha Linehan en is gericht
op het behandelen van de meest ernstige emotieregulatieproblemen en gedragsproblemen,
vooral suïcidaliteit en zelfbeschadiging. Van origine is de therapie ontwikkeld als behandeling voor borderline persoonlijkheidsstoornis, omdat borderline wordt gekenmerkt door:
- Een patroon van instabiliteit
- Suïcidaliteit, automutilatie en woede
- Veel crisisopnames en korte opnames
- 30 – 60% van de patiënten ervaren ook bijkomende PTSS
- Er heerst een groot stigma op de persoonlijkheidsstoornis; ze worden gezien als onbehandelbaar, maar dit klopt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Linehan over stilstand

A

Linehan dacht na over hoe je stilstand bij een behandeling kon voorkomen, waarbij je er zelf of de
cliënt aan onderdoor gaat. Ze bedacht dat hiervoor een theoretisch kader nodig was dat
mededogen en hoop zou bieden; volgens haar gaf het kunnen verklaren van problematiek
aanknopingspunten voor bejegening en behandeling
Je moet wel bij de feiten blijven; weten hoe het zit met (1) de prevalentie, (2) risicogroepen, (3)
risicofactoren en (4) beschermende factoren is noodzakelijk om een acuut risico in te kunnen
schatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Assumpties

A

een uitspraak zonder daadwerkelijk bewijs, maar waarvan wel wordt aangenomen
dat het waar is; een aanname, veronderstelling; er heersen bepaalde assumpties over de
geestelijke gezondheidszorg:
- “Clienten moeten hun problemen zelf oplossen”
- “Alle gedragingen (inclusief gedachtes en emoties) hebben een oorzaak”
- “De oorzaken begrijpen en veranderen helpt, erover oordelen helpt niet”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DGT-therapeuten én DGT zelf zijn feilbaar

A

= het is niet perfect, we zijn allemaal mensen
en maken dus fouten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Assumpties DGT

A
  • “De gedragsprincipes gelden zowel voor cliënten als therapeuten”; bepaalde strategieën
    die cliënten helpen, kunnen therapeuten ook helpen; wat helpt bij een ander, helpt ook bij
    jou (wanneer een cliënt emotioneel wordt kan je hem als therapeut adviseren om even een
    slokje water te nemen en rustig adem te halen, maar dit kan je natuurlijk ook zelf doen als
    therapeut wanneer je merkt dat je emotioneel wordt)
  • “Therapeuten die borderline-cliënten behandelen hebben steun nodig”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de basis voor dgt?

A

Biosociale theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De biosociale theorie

A

de aanname dat een
biologische dysfunctie in de emotieregulatie, gecombineerd met een invaliderende omgeving,
diepgaande emotionele ontregeling creëert; de biosociale theorie bij DGT verklaart hoe symptomen ontstaan en hoe problemen aanhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Borderline karakteristieken

A

Mensen met borderline-problematiek zijn over het algemeen gevoeliger voor emoties, impulsen en voor prikkels van buitenaf en binnenuit. Hierdoor reageren ze heftiger als er een prikkel komt en
duurt het langer voordat ze weer tot rust gekomen zijn. Ze kunnen hun emoties dus moeilijker verwerken, waardoor ze zich minder goed aan kunnen passen aan de situatie. Borderline-patiënten hebben geleerd dat het uiten van destructief gedrag de enige manier is waarop ze om kunnen gaan met de spanning van emoties en prikkels (aanvallen, automutilatie, suïcidepogingen). Hun omgeving, die bestaat uit ‘normale’ mensen, is veel minder gevoelig voor prikkels, waardoor ze vaak niet snappen waarom borderline-patiënten zo ‘overdreven’ en ‘agressief’ reageren
- Iemand met borderline problematiek die afgesneden wordt in het verkeer zal meteen
denken dat die actie op haar gericht is. Hierdoor zal diegene dus reageren door de andere
bestuurder bijvoorbeeld klem te zetten, of naar huis te rijden met de gedachte “ik ben een
waardeloos individu, want zelfs onderweg is het al zo dat mensen mij niet moeten.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Plaatje ontstaan emotieregulatie

A

linksboven zie je de biologie van het individu. Mensen met
emotieregulatieproblemen hebben vaak last van negatieve emoties, hebben een hoge basisspanning, zijn impulsief of hebben trauma’s meegemaakt. Daarnaast kunnen mensen
opgroeien in een sociale omgeving niet goed aansluiten op het kind; er is een slechte match tussen kind en omgeving. De transactie tussen je biologie en je sociale omgeving zorgt ervoor dat
het kind emotieregulatieproblemen ontwikkeld (sensitief, intense reacties en traag herstel); als
je een kind krijgt met een heftig temperament (biologie) is dit een extra uitdaging voor de ouders.
Wanneer je als ouders scheidt kan het ertoe leiden dat je het kind niet kan geven wat hij of zij nodig
heeft (sociale omgeving). Door de scheiding en het lastige temperament kan het kind uiteindelijk emotieregulatieproblemen ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Door de emotieregulatieproblemen:

A
  • Krijg je last van bias;
    voorbeeld afsnijden in verkeer
  • Heb je een minder vermogen
    om te plannen en organiseren
  • Gaat je zelfbeheersing
    omlaag, omdat je je emoties
    niet kunt reguleren
    —> Dit zorgt weer voor problemen in je gezondheid, relaties, sociale situaties en identiteit

Dit is eigenlijk een vicieuze cirkel,
want wanneer je problemen vertoont, weet je sociale omgeving niet hoe ze met je om moeten gaan, waardoor je weer van boven aan begint, en de cirkel opnieuw start

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Emotiedisregulatie bij borderline kan zich op vier verschillende manieren uiten:

A
  1. Emoties
  2. Coping
  3. Identiteit
  4. Relaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Emoties
A

• Onvermogen om je emoties te reguleren
• Te veel negatieve emoties ervaren
• Cognitieve vervormingen
• Impulsief gedrag vertonen
• Dissociatie bij hoge stress à vooral bij PTSS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Coping
A

• Zelfbeschadiging
• Suïcidaal gedrag
• Drugs, alcohol, medicatie
• Impulsief gedrag; ‘yolo’-houding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Identiteit
A

• Geen ‘emotioneel kompas’ hebben
• Voortdurende onrust ervaren
• Inconsistente observaties
• Verstoord zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Relaties
A

• Chaotisch, onvoorspelbaar
• Schade aan relaties door impulsief gedrag
• Woede-uitbarstingen
• Niet weten wat je wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zelfverwonding =

A

alle gedragingen die betrekking
hebben op het opzettelijk toebrengen van directe fysieke schade aan het lichaam, zonder de
intentie om te sterven.

17
Q

Zelfverwonding als coping

A

¾ van de borderline-patiënten heeft gedaan aan zelfverwonding. Het wordt vooral gezien als een strategie om de emoties te reguleren; uit zich in snijden, krabben, branden, headbangen en het innemen van giftige chemicaliën
- Het positieve korte termijn effect is dat zelfverwonding fysiek pijn doet, waardoor de mentale pijn even vergeten wordt; het is een manier om jezelf af te leiden van je gevoel,
waardoor het herhalen van dit gedrag versterkt wordt