HFST 12 Occlusie, articulatie en beetrelatie Flashcards
(22 cards)
Kenmerken goede beetrelatiebepaling (3)
1) natuurlijke dentitie als referentiekader
2) individuele beetverhoudingen zo eenvoudig mogelijk vastleggen
3) rekening houdend met complexiteit van restauratief werk
Statische versus dynamische registratie
- gebaseerd op het registreren van gekozen positie OK (CR, CO, MO)
- gebaseerd op het registreren van bepaalde beweging OK (protrusie of deductie)
Beetregistratie indien voldoende tandcontacten
Hoe meer tanden, hoe hoger de betrouwbaarheid
- statische registratie in MO
- actieve registratie volstaat
Beetregistratie indien onvoldoende tandcontacten
Hoe minder tanden, hoe groter risico op fouten
- CO + CR reproduceerbaar: enkel statisch
- CO + CR niet reproduceerbaar: bijkomend dynamische registratie (gotische boog)
- passieve registratie noodzakelijk aangezien patiënt zal afglijden
Vereisten registratiemateriaal (5)
1) zo weinig mogelijk weerstand in plastische toestand tijdens dichtbijten
2) na uitharding geen vervorming + dimensioneel stabiel
3) geen of geringe thermische expansie en contractie
4) nauwkeurige weergave occlusale en incisale vlakken
5) korte verwerkingstijd
Was (voor- en nadelen, gebruik)
+ eenvoudig, overal toepasbaar
+ goedkoop
+ snel verwerkbaar
- onnauwkeurig, niet vormvast
best harde wassoorten uniform verwarmen in heet water
metaalfolie geeft bijkomende stevigheid
relinen met ZOE pasta
Elastische materialen waaronder polyethers en additiesiliconen (voor- en nadelen, gebruik)
+ zeer nauwkeurig en vormvast
+ geen weerstand tijdens bijten
- lange uithardingstijd van circa 4 min.
- kan storen op model
volledige boog of kwadrant
met mengpistool op tanden spuiten/ afdruklepel met gaasje
randen afsnijden
Zinkoxide-eugenolpasta (voor- en nadelen, gebruik)
uitsluitend gebruiken als relining op wasbeet
+ zeer nauwkeurig
- occlusale indrukken zeer kwetsbaar, kan niet nagecontroleerd worden in mond
Kunststof (voor- en nadelen)
+ zeer hard
+ geen vervorming
- lange uithardingstijd waardoor tandcontacten kunnen verschuiven (uitz. Protemp)
Voorbereiding beetname (3)
1) rechtop zittend tegen hoofdsteun met frankfortervlak parallel aan vloer
–> stabiele positie OK
2) controle occlusale interferenties en premature contacten
–> afglijden op storende contacten vermijden
3) controle reproduceerbaarheid en spierrelaxatie
–> “geprogrammeerde” spiercontracties omzeilen door passieve registratie
Wanneer is een dunne wasbeet aanbevolen ter repositie en stabilisatie van antagonistisch model in articulator bij een volledige occlusiebeet? (3)
1) na preparatie van occlusiedragende elementen
2) bij vervaardiging van lange brug of meerdere korte bruggen
3) onvoldoende of onduidelijke interdigitatie (weinig natuurlijke tandcontacten)
Eisen ideale wasbeet (6)
1) stabiel op tandboog
2) geeft occlusale derde preparaties weer
3) reikt tot over de helft van de buurtanden
4) doorgebeten op zoveel mogelijk niet-geprepareerde elementen
5) zo weinig mogelijk materiaal tussen occlusale vlakken
6) geen weke delen rondom preparatie indrukken
Wanneer kan een partiële occlusiebeet aangewend worden? (3)
Partieel werkmodel + antagonistenmodel ingegipst in kwadrant occludator
1) één of twee aangrenzende tanden beslepen
2) buurtanden én antagonisten allemaal aanwezig
3) eenvoudig reproduceerde beetrelatie
Definitie maximale occlusie
occlusie waarbij maximale aantal tandcontacten bestaat
Definitie centrale occlusie
occlusie van de tanden waarbij onderkaak zich in centrale relatie bevindt
Definitie centrale relatie
meest ongedwongen en reproduceerbare grenspositie van mandibula waarbij kaakkopje zich dorsaal in de fossa articularis bevindt = referentiepositie
Definitie long centric
verschil tussen MO en CO (slide in centric beweging mogelijk)
Redenen wijzigen bestaande occlusie in betande patiënt (3)
1) occlusievlak gekanteld door migratie en overeruptie
2) verlaagde verticale dimensie door bv. knarsen
3) dwangbeet
Beetregistratieprocedure voor het wijzigen van occlusie (4)
1) positie bovenmodel vastleggen via aangezichtsboog of facebow
2) bepaling van centrische relatie + dynamische registratie
3) bovenmodel ingipsen in “split cast”
4) ondermodel ingipsen na controle reproduceerbaarheid van CR
5) individueel instellen van articulator a.d.h.v. deductie- en protrusiebeten
Aandachtspunten bij het bepalen van centrische relatie
geringe indentaties, géén tandcontacten (= prematuur want condylus in rotatietraject): licht indrukken, wasbeet voldoende dik en eventueel gebruik maken van “frontal jig”
wasbeet relinen met ZOE-pasta
3 wasbeten in CR nemen ter controle van accuraatheid: 2 wasbeten moeten als overeenkomstig kunnen worden aangeduid
Verklaar het begrip “split cast”
bovenmodel werd gemonteerd op een gipssokkel maar is afneembaar van de bovenarm van de articulator
- gebruik van kleefwas en groeven/boxen om model ondubbelzinnig terug te plaatsen
- ingebouwd magneetsysteem
Oorzaken fouten beetregistratie (3)
1) patiënt past teveel spierkracht toe: zeer frequent indien verdoofd
2) tandarts manipuleert niet correct (foutieve geleiding of verwerking materiaal)
3) registratiemateriaal niet geschikt (te hard, niet vormstabiel)
Vermijden door meerdere registraties uit te voeren en modellen zelf in de articulator in te gipsen