HFST 15 Biologische implicaties van restauratief handelen Flashcards
(25 cards)
Algemene negatieve effecten indirecte restauratie (4)
1) plaqueretentie (overcontoureren, te lage contactpunten, subgingivale randen)
2) verstoorde occlusie en articulatie (premature contacten inbouwen)
3) schade aan tandpulpa (slijpen zonder koeling)
4) schade aan parodontium (achtergebleven cementresten)
Iatrogene schade aan buurtanden voorkomen door (4)
1) metalen matrixbandje approximaal
2) wigje tussen beide tanden
3) schouder intern prepareren
4) ultrasone tips voor interdentaal
Preparaties in dentine worden best uitgevoerd met een rood hoekstuk. Wat zijn de indicaties voor volgende type boren?
- diamantboor
- tungsten-carbideboor
- staalboor
- voor wegname van glazuur, dentine en porselein
- voor wegname van inlays of onlays
- voor doorslijpen van metalen restauraties en amalgaamvullingen
- voor verwijderen van cariës
Luchtkoeling versus waterkoeling
Luchtkoeling brengt irreversibele letsels toe aan perifere pulpa: odontoblasten sterven af en in optimale omstandigheden wordt reparatief dentine afgezet.
Waterkoeling brengt enkel reversibele schade toe: odontoblasten sterven niet af maar sluiten tubuli af (= tubulaire sclerose) en vormen actief tertiair dentine.
Indicaties door perslucht aangedreven turbinerotoren (4)
1) wegname glazuur
2) inslijpen oude kroonrestauraties
3) snel openen van tandpulpa zonder druk
4) doorslijpen van oude kroon -of brugrestauraties
Welke zaken tijdens het prepareren kunnen een chronische pulpitis uitlokken?
1) prepareren = dentinewonde: door slijpen odontoblastenuitlopers irreversibel beschadigd
2) hemodynamisch evenwicht in tubuli verstoord door teveel of te weinig luchtkoeling
3) lichte coagulatie van weefselproteïnen in dentine door te hoge rotatiesnelheid
4) luchtspuit zuigt vocht aan vanuit de perifere pulpa waardoor tubuli uitdrogen
Aantal dentinetubuli dat tijdens preparatie komt vrij te liggen, varieert naargelang (2)
1) preparatiediepte
- locatie op tand: incisaal/occlusaal minder en smallere tubuli
- locatie in bulk dentine: hoe meer naar axiaal, hoe groter de tubuli
2) leeftijd patiënt: hoe ouder, hoe smaller de tubuli door aangroei peritubulair dentine als reactie op chronische prikkels
Nadelen laag slijpstof op tandoppervlak (3)
1) retentie van preparatie kan verloren gaan
2) marginale lekkage kan optreden
3) slijpselprop in tubuli kan dentinehechting verstoren
Reiniging en desinfectie van dentine met behulp van (3)
1) waterspray, vaak onvoldoende door sterke binding slijpstof en dentine
2) puimsteen en rubber cupje voor grote en goed te bereiken oppervlakken
3) tubulicid (CHX met/zonder fluor): met doordrenkte wattenbol 1 min schrobben
Immediate dentin sealing: principe en voordelen (4)
= onmiddellijke afsluiting van blootliggende dentinetubuli maken snel herstel van reversibel preparatieletsel mogelijk
1) voorkomen van verdere contaminatie (bij afdrukken, maken van voorlopige kronen)
2) minder post-operatieve gevoeligheid
3) vergroten van adhesieve binding
4) minder lekkage van bacteriën na plaatsen van definitieve restauratie
Klinische procedure directe dentineverzegeling (4)
2-staps adhesief is de beste keuze
1) desinfecteren met tubulicid
2) etch-and-prime met milde pH 2 - 3,3
3) aanbrengen bonding agent en polymeriseren (gevuld adhesief met lage elasticiteitsmodulus)
4) wegnemen zuurstof-geïnhibeerde laag met alcohol
Eisen voorlopig cement als dentinewondverband (5)
1) optimaal gedoseerde hechting van tijdelijke restauratie aan preparatie
- voldoende weerstand tegen druk- en schuifkrachten
- weinig weerstand tegen trekkrachten –> restauratie eenvoudig verwijderbaar
2) pulpaherstel mogelijk maken
3) bacteriële infiltratie onder tijdelijke restauratie minimaliseren
4) geen interactie met afdrukmaterialen of definitieve cementen
Mogelijke cementtypes voor tijdelijke afsluiting (4) + eigenschappen/indicatie
1) zinkoxide-eugenol
+ bacteriostatisch, sedeert inflammatie
- niet compatibel met adhesieve techniek
2) eugenolvrije cementen (zinkoxidepoeder gemengd met zuur)
+ bacteriostatisch, sedeert inflammatie, compatibel met adhesieve technieken
+ elastisch karakter, goed voor een iets langdurige plaatsing
3) calciumhydroxide
+ bacteriostatisch, sedeert inflammatie
+ excellent cement bij zeer diepe preparaties en twijfel over vitaliteit pulpa
- gebrekkige retentie en lost gemakkelijk op in combinatie met vocht
4) zinkfosfaatcement
+ zeer sterke hechting
- lage pH, best vooraf isolerende vernis of liner aanbrengen (idealiter IDS)
Oorzaken acuut parotrauma in de loop van indirecte restauratieve behandelingen (4)
1) agressief prepareren onder gingiva
2) agressief verwijden van sulcus
3) trauma tijdens maken voorlopige voorziening
4) trauma tijdens passen en cementeren
Acuut trauma tijdens prepareren van subgingivale randen vermijden door (4)
1) deflectie van marginale gingiva (pre-packing door reepje teflon in sulcus)
2) gingiva beschermen met retractors
3) boren met “guide pin”
4) ultrasonisch prepareren
Ongunstige effecten retractiedraad (4)
1) gemakkelijk “overpressure”
2) oppervlakkige necrose door hoge zuurtegraad astringens
3) post-operatieve pijn en inflammatie
4) verplaatsen van epitheliaal attachment met risico op blijvende recessie
Algemene complicaties bij uitvoeren van sulcusverwijding (3)
1) verplaatsen van aanhechtingsepitheel
2) beschadigen van dentogingivale vezels
3) irreversibele reorganisatie van marginale parodontale weefsels
Oorzaken chronisch parotrauma in de loop van indirecte restauratieve behandelingen (6)
1) lokalisatie preparatieranden
2) pasvorm restauratierand of randaansluiting
3) oppervlaktegladheid restauratie
4) materiaal restauratie (nagenoeg inert dus niet primair verantwoordelijk)
5) occlusie en articulatie
6) vormgeving restauratie (tissue support, spieractiviteit, plaquevorming, afmetingen)
Biologische breedte versus biologische zone
biologische breedte = proportie gingiva verankerd aan gedeelte van tand boven alveolaire botrand (aanhechtingsepitheel + supracrestaal bindweefsel)
biologische zone = biologische breedte + sulcusdiepte
Biologische regels in verband met het situeren van randen
Hoe dieper subgingivaal, hoe groter de kans op inflammatie
–> idealiter supra- of equigingivaal, hoogstens 0,5 - 1 mm diep in gezonde sulcus
Chronische inflammatie door schenden biologische breedte:
- recessie bij dun biotype
- pocketvorming, hyperplasie en botafbraak bij dik biotype
Correcte diagnostische parameters voor identificatie van gingivaal biotype (4)
1) transparantie sondepunt doorheen marginale gingiva
2) kroonlengte/breedte fronttanden
3) breedte vaste gingiva
4) interdentale papilhoogte
Kenmerken dun-golvend gingivaal biotype (4)
1) lange en smalle tanden
2) lange en fijne papillen
3) frequent recessies
4) weefselreacties
* recessievorming en verlies buccale botplaat bij inflammatie
* onvoorspelbare genezing na chirurgie
* resorptie in apicale en linguale richting na tandextractie
Kenmerken dik-vlak gingivaal biotype (3)
1) korte en brede tanden
2) korte en stevige papillen
3) weefselreacties
* pocketvorming en oedeem bij inflammatie
* voorspelbare genezing na chirurgie
* minimale resorptie na tandextractie
Primair versus secundair occlusaal trauma
Primair: na opheffing trauma wordt situatie weer normaal
- overbelasting zonder parodontitis
- verbreding ligament, geen pockets
Secundair: occlusaal trauma is co-factor
- overbelasting met parodontitis
- versnelde verticale en angulaire botafbraak