Kustlandschappen van het Waddengebied Flashcards

(55 cards)

1
Q

Drie verschillende zeegebieden

A
  1. De open waddenkust van Noord-Nederland
  2. De gesloten strandwallenkust van West-Nederland
  3. De open estuariumkust van Zuidwest-Nederland
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oude theorie kustgenese

A

Periode waarin de zee actief is (transgressie) en niet-actief is (regressie).
Zorgde voor grote interpretatieproblemen door chronologische verschillen van getijdebekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nieuwe kustgenese model

A

Kustontwikkeling hangt af van:
- Absolute zeespiegelstijging
- Opheffing van het land door afsmelten Scandinavisch landijs
- Sedimentaanbod rivieren
- Hoeveelheid zand die over de zeebodem naar de kust wordt getransporteerd
- Menselijke invloed op bodemdaling
Hierdoor heeft elk getijdebekken een eigen zeespiegelcurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Isostatic rebound

A

De ophoging van lang wat werd ingedrukt door het gewicht van de ijskappen tijdens de IJstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Getijdenlandschap

A

Een landschap dat onder invloed staat van eb en vloed.
Zeer dynamisch, zeegaten verleggen zich langzaam in oostelijke richting, eilanden ‘wandelen’ hierdoor of verdwijnen soms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zeegaten

A

De openingen tussen de Waddeneilanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Buitendelta

A

Zijn zandlobben die aan de Noordzeezijde van de zeegaten liggen, dynamische gebieden met getijdegeulen en zandbanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wantij

A

Achter de eilanden ontmoeten twee vloedstromen elkaar. Het zeewater komt daar tot rust en de zwevende deeltjes bezinken waardoor een oversteekplaats ontstaat (tijdens eb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Getijdegeul/wadgeul

A

Een geul waar eb- en vloedwater doorheen stroomt, varen vaak de boten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Prielen

A

Prielen zijn kleine geultjes op de wadplaten, die bij laag water helemaal droogvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Balgen

A

Zandplaten
Een hoger gelegen deel in het waddengebied wat altijd droog staat of droog kan vallen met eb. Ligt in zijn geheel los van het vasteland of van het Waddeneiland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kwelder

A

Buitendijkse landaanwas die begroeid is, loopt bij gemiddeld hoogwater niet onder, kleiafzetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kwelderklif

A

Steilrand op de overgang van het wad naar de kwelder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het Waddengebied

A

Waddeneilanden
Waddenzee
Jonge zeekleipolders
Terpen- en wierdenlandschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Westelijke Waddenzee

A

Pleistocene ondergrond heeft geringe hellingen
Dekzand en keileem liggen hoger
Was eerder een gesloten kust (convexe kustboog Texel)
Door de opening van het Vlie en het Marsdiep een openkust ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oostelijke Waddenzee

A

Pleistocene ondergrond kent relatief steile hellingen
Dekzand en keileem liggen lager
Sterke erosie door stroming langs de kust
Altijd een open kust geweest met eilanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Getijdebekken

A

Het dynamische landschap tussen de Waddeneilanden en het Nederlandse vasteland
Bestaat uit getijdegeulen, prielen en platen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kwelderkreken

A

Kronkelende geulen die de kwelder doorsnijden. Het zijn de laagste punten op de kwelder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Platen

A

Delen van het getijdenbekken die helemaal droogvallen bij laag water. Het zijn zandige of slikkige platen met prielen erin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Harde gronden

A

Ondiepe zandplaten in de buitendelta’s, berucht bij schippers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Model van een Waddeneiland

A
  1. Eilandkop
  2. Duinboogcomplex
  3. Washovercomplex
  4. Eilandstaart
  5. Strand en vooroever
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Eilandkop

A

De stompe, brede westkant van een Waddeneiland, dynamisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Duinbogen

A

Duinen op een Waddeneiland die als een boog over het eiland gestrekt liggen. Nederlandse Waddeneilanden kunnen 1 tot 3 duinbogen bezitten.
De dorpen liggen in de rand van de duinboog, de kwelders daar weer binnen

24
Q

Eilandstaart

A

De smalle, langgerekte oostkant van een Waddeneiland
Dynamisch, kwispelt

25
Strand
De grens tussen het land en water dat bestaat uit losgepakte zandkorrels, ligt altijd droog
26
Vooroever
Het gedeelte voor het altijd-droge strand wat bij eb tevoorschijn komt. De voorzijde van een waddeneiland is te dynamisch, hier zal nooit kweldervorming optreden
27
Strandhaak
Een zandplaat voor de noord-westelijke kust van een Waddeneiland, wegens het langzamer stromen van de zee waardoor het zand sedimenteert.
28
Ingesloten strandvlakte
De strandvlakte die binnen een duinboog ingesloten ligt
29
Wash-over
Opening in de zeereep (duinenrij) waardoor de Noordzee 1-2 keer per jaar kan binnenstromen.
30
Oudste bewoning Waddeneilanden
Eilanden met een keileembult vanaf de vroege prehistorie bewoond (Texel en Wieringen), ook Vlieland doordat deze aan het vaste land lag door de convexe kustboog Eilanden met een oude duinboog vanaf de Vroege Middeleeuwen (Terschelling, Ameland) Eilanden met een jonge duinboog vanaf de Volle Middeleeuwen (Schier, Rottum) Oude nederzettingen liggen allemaal op de strandwallen
31
Agrarisch-maritiem cultuurlandschap
Eeuwenlange wisselwerking landbouw, visserij, en zeevaart. Door hoge bevolking in de Vroege Nieuwe tijd was er een sterke noodzaak voor werkgelegenheid buiten de landbouw, zorgde voor talrijke maritieme (neven)functies
32
Vuurtorens
Aanvankelijk vooral openvuren op duintoppen en kerktorens Bakstenen vuurtorens (Brandaris 1593, Texel 1853, Schier 1854) Gietijzeren vuurtorens (Ameland, Vlielan, Schier)
33
Opkomst badtoerisme
Stedelijke adel vanaf midden 18e eeuw naar de kusten van Noordwest-Europa (medisch, later sociaal-recreatief) Waddenkust pas tweede helft van de 19e eeuw ontdekt, vanwege slechte bereikbaarheid
34
Kustafslag
Vroege 20e eeuw: stuifdijken en helmgrasbeplanting om kustafslag tegen te gaan
35
Prehistorische keileemeilanden langs de Waddenzee/Zuiderzee
Texel, Wieringen, Gaasterland, Urk, Schokland, Vollehoven
36
Wierschuren
Schuren om zeegras in op te slaan en te verwerken
37
Wierdijken
Dijken die gemaakt zijn van zeegras
38
Zeegras
Zostera Maritima Werd gebruikt voor dijken, dakbedekking, matrassen, stalstrooisel en bemesting. In 1930 uitgestorven
39
Texel
Keileemeiland Intensief bewoond in de prehistorie Zandeiland Eijerland in 1630 verbonden met een dijk, 19e eeuw ingepolderd
40
Tuunwallen
Muurtjes van gras- en heideplaggen, ontstaan in de 17e-18e eeuw bij de verdeling van de gemeenschappelijke wiedegronden (Texel, Wieringen)
41
Schapenboeten
De Texelse schuren met een schuine kant naar het westen (windzijde)
42
Vlieland
1230: eiland geschonken aan klooster Ooit twee dorpen, één is weggespoeld Eén duinboogcomplex Geen oude kwelder, geen kleipolder
43
Terschelling
In de Vroege Middeleeuwen twee eilanden met een diepe geul ertussen Twee duinbogen met vroeg Middeleeuwse bewoning Zes verdwenen Middeleeuwse nederzettingen Twee rijen dorpen: 1. geestdorpen, op strandwallen binnenduinrand 2. terpdorpen, op de zuidelijke strandwal
44
Landschapseenheden dorp Terschelling
Van noord naar zuid: Noordlanden Dorpen Akkers Kampen Mieden Iezen Finnen/grieën
45
Noordlanden
Weidegronden langs de duinvoet
46
Kampen
Omheinde akkergronden met kleinschalige verkaveling
47
Mieden
Binnendijkse hooilanden
48
Iezen
Schapenkampen
49
Finnen/grieën
Onbedijkte weiedegronden op de kwelder
50
Oerol-beweiding
Boeren mochten van de Graven van Holland grote delen van het jaar met hun vee weiden in de duinen en op de kwelder en na de oogst op de akkers (=overal).
51
Gevolgen oerol
1754: alle rechten op duinen aan de eilanders, collectieve regels voor het oerol Intensieve exploitatie --> grootschalige verstuivingen 1907: staat koopt de duinen om erosie te bestrijden, geeft beheer aan staatsbosbeheer (helmaanplant, bebossing) 1920-1928: stuifdijken
52
Stuifdijken
In een rechte lijn kunstmatig opgestoven duinenrij in de Nederlandse duinen om kustafslag tegen te gaan
53
Ameland
Drie duinboogcomplexen Bewoning vanaf de 9e eeuw Eerste ruilverkaveling van NL op de Balummer-Mieden (1924)
54
Schiermonnikoog
Dorp regelmatig weggespoeld en naar het oosten verplaatst Natuurmonumenten voert huidige beheer
55
Streken
Lange, rechte straten in het dorp Bijv. Middenstreek, voorstreek etc.