Rivierenlandschap Flashcards
(44 cards)
Uit welke 3 delen bestaat het rivierengebied?
Maasterrassengebied, centrale rivierengebied, benedenrivierengebied
Maasterrassengebied
Pleistocene rivierterrassen waar de maas zich diep in heeft uitgesneden, laagste terras is van Holocene ouderdom
Centrale rivierengebied
Holoceen rivierkleilandschap van stroomruggen en kommen, gevormd door de Waal, Rijn, Maas en IJssel
Benedenrivierengebied
Rivierlandschap wat sterk beïvnloed is door eb- en vloedbewegingen van de zee (perimarien gebied). Ook wel het gebied van de Zuid-Hollandse waarden (wertha: door rivieren ingelsloten land). Belangrijke historische steden: Rotteradam, Gouda, Dordrecht; plek waar rivier- en zeehandel elkaar ontmoeten
Formatie van Kreftenheye
Donken
Waar pleistocene rivierduinen door de hoger gelegen holocene kleilaag uitsteken. Liggen vaak aan de oostkant van riviervlaktes door zuidwesterstormen.
Terrassenkruising
Punt waar insnijding over gaat in sedimentatie. Insnijding in het oosten/zuiden: rivier komt steeds lager te liggen. Sedimentatie in het westen: rivier komt steeds hoger te liggen. De terrassenkruising is het punt dat een rivier stopt met het insnijden en overgaat in sedimentatie. Dus met andere woorden, het punt waar de rivier meer materiaal afzet dan het erodeert aan het landschap
4 typen rivieren
Vlechtende (pleistoceen), meanderende (holoceen), anastamoserende (holoceen, perimarien) en rechte rivieren (holoceen)
Vlechtende rivieren
Breed uitwaaierend, hoge stroomsnelheid, bevoren ondergrond, deel van het jaar droog, pleistoceen
Meanderende rivieren
Buitenbochten: erosie (afkalving)
Binnenbochten: sedimentatie (aanslibbing en ophoging)
De rivier verplaatst zicht hierdoor langzaam opzij en stroomafwaarts
Kronkelwaarden
Afzettingen in de binnenbochten van meanderende rivieren
Hoefijzermeer
Wanneer buitenbochten van meanderende rivieren elkaar steeds verder gaan raken door erosie kan de complete meanderboog worden afgesneden. De oude meander blijft geïsoleerd liggen als een hoefijzermeer.
Anastomoserende rivieren
Holoceen, perimarien gebied. De rivier breekt vaak door zijn oevers heen en vertakt zich dan in talrijke smallle geulen. Vooral in vroeg-Holoceense Hollandse waarden.
Rechte rivier
Lage stroomsnelheid, Holoceen, herhaaldlijke vorming van nevengeulen (hanken). Een meanderende rivier is beter bevaarbaar dan een rechte rivier; één ononderbroken vaargeul vs. overstekende vaargeul.
Holoceen rivierenlandschap (tot 1000 AD)
Onbedijkt, de rivier kon bij hoogwater uit de oever treden. Komgebieden waren onverkaveld, afwisseling van halfnatuurlijke graslanden en zachthoutooibossen. Stroomruggen kenden een opener landschap met nederzettingen, akkers en hardhoutooibossen
Hardhoutooibossen
Eik, iep en es
Zachthoutooibossen
Wilgen
Ooibos
Een op natuurlijke wijze ontstaan bos langs rivieren.
Hanken/nevengeulen
Een nevengeul is een min of meer parallel aan de hoofdstroom van een rivier of beek lopende watergang.
Crevasses
Natuurlijke overstromingsgeul van de meanderende rivier
Prehistorische bewoningsgeschiedenis
bewoning op de pleistocene rivierduinen: steentijd. Vanaf de bronstijd werden stroomgordels en zandige crevasses ook interessant
Woerd
Opgehoogde woongrond (soort van terp)
De limes
Grens van het Romeinse rijk met Germanië
Dorestad
International handelsstad in de 7e-9e eeuw, scharnierpunt tussen christelijke zuiden en niet-christelijke noorden