Zandlandschap Noord-Nederland Flashcards

(58 cards)

1
Q

Drents Plateau

A

Keileemplateau, gevormd in drie ijstijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Keileem

A

Steenrijke leemlaag, ontstaan onder grote druk onder bewegende ijskappen, heel fijn tot grof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Glaciaal

A

een langere koude periode, ijstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interglaciaal

A

Een langere warme periode tussen ijstijden in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tunneldalen

A

Dalen ontstaan door de grote druk van het ijs op het landschap tijdens het Elsterien. De tunneldalen zijn opgevult met poesjeszand en potklei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tichelwerken

A

Middeleeuwse putten voor potklei winning voor de fabricage van bakstenen (12e - 20e eeuw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Formatie van Peelo

A

Wit glimmerhoudendzand / poesjeszand en potklei, vulde de tunneldalen op. Beide aan het oppervlak in Noord-Drenthe. Potklei is ook gebruikt voor baksteenfabricage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Drumlinisering

A

Oude stuwwallen die overreden worden door het landijs, hierdoor ontstonden gestroomlijnde langgerekte heuvels. Groningen, Friesland en de Noordzee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 ijstijden

A

Elsterien (smeltwaterstromingen, poesjeszand en potklei afgezet)
Saalien (maximale landijsbedekking; keileem, stuwwallen, smeltwaterdalen en sandrs)
Weichselien (Poolwoestijn; dekzand, löss, zandverstuivingen en pingo’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Holoceen

A

Veenvorming, meanderende rivieren, zandverstuivingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fase 1 Saalien

A

Stuwwalvorming in NO-Groningen, landijs tot Winschoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fase 2 Saalien

A

Het landijs beweegt tot de lijn Texel-Gaasterland-Twente, vorming van een nieuwe rij stuwwallen door het stilstaande landijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fase 3 Saalien

A

Stuwwalvorming in Midden-Nederland en de maximale landijsbedekking tot het rivierengebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fase 4 Saalien

A

Snelstromen ijsrivieren in grotendeels stilstaande ijskap, vorming hondsrug en het oerstroomdal van de Hunze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hondsrug

A

Glaciale rug van 70 km, heeft grotendeels de ligging van de Drentse dorpen bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Twee hoofdrichtingen van het Saale-ijs

A
  1. Noordoost-zuidwest stroming
  2. De ijsrivieren die de hondsrug en het hunzedal hebben gevormd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hunebedden

A

scandinavische zwerfkeien uit de saale ijstijd, graven van de TRB vaak waar de keien lagen, op de hondsrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Weichselien

A

Het landijs bereikt Nederland niet, maar NL kende wel een ijskoude en kale poelwoestijn met weinig vegetatie, hierdoor ontstonden grote zandverstuivingen -> grootschallige afzettingen van dekzand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Pingo

A

Een ijsheuvel, ontstaan door kwelwaterstromen uit de diepe ondergrond die plaatselijk door de permafrost heen breken en steeds verder groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gyttja

A

Onderin de Pingo, organische en plantenrensten, boven op deze laag ligt veen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Laat-Glaciaal landschap (laat-weichselien: 11.000 jaar geleden)

A

Toendra/poolwoestijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vroeg Holoceen landschap (8000 jaar geleden)

A

Langzame opwarming, geleidelijk groeit het hierdor dicht tot een oerbos (eikenlinde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Moderpodzolgronden

A

Een bruine bosgrond, rijke bodemvegetatie en bodemleven. Ontstaan in het oerbos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Het landschap rond 5000 v. Chr. (Steentijd)

A

Uitgestrekt en dicht prehistorisch oerwoud met op de natste plekken een meer open moerasvegetatie

25
Het landschap rond 2800-800 v. Chr. (laat-neolithicum en bronstijd
Steeds opener landschap, ontstaan eerste heidevelden en bodemgradatie (ontstaan podzolgronden)
26
Landschap rond 500 v. Chr. (midden ijzertijd)
Mozaïek van bos, halfopen parklandschap, (gras)heide en open cultuurland (celtic fields)
27
Late 8e eeuw (vroege middeleeuwen)
Komst van de Franken en het Christendom (Karolingische rijk)
28
Bestuurlijke en kerkelijkke indeling van Drenthe in de volle middeleeuwen (1000-1500)
Drenthe was onderdeel van het Oversticht met als landsheer de bisschop van Utrecht. Het gebied kende 6 rechtsgebieden (dingspelen)
29
Dingspelen
De 6 rechtsgebieden in Drenthe tijdens de volle middeleeuwen. Elk Dingspel bestond uit meerdere kerspelen (parochies). Elk dingspel had een hoofdkerk en soms meerdere dochterkerken
30
Kerspel
Bestond uit een kerkdorp en omringde burschappen. Elk kerkdorp en buurschap had zijn eigen dorpsgebied/grenzen (marke). De dorpen lagen vaak op de grens van de hoge naar lage delen
31
Marke
Het dorpsgebied/de grenzen van een kerkdorp en buurschap. Vaak natuurlijke grenzen, anders houtenpalen of markestenen
32
Vaste ruimtelijke opbouw dorpsgebied (marke)
Kern was het esdorp, met brinken en goorns Eerste schil: de essen, open akkercomplexen Tweede schil: groenlanden (hooilanden en weilanden) en veldgronden (heide, stuifzand en bossen)
33
Goorns
moestuinen in de esdorpen van Drenthe
34
Essen
Middeleeuwse open akkercomplexen, gemeenschappelijk. Vroeger kleinschallige percelering, later collectieve esontginningen
35
Zwervende erven
Voorgangers van de huidige esdorpen (0 - 800 na Chr.), Op de oude erven werd bouwland aangelegd (rijke grond) en de nieuwe schoven op. Dus de oude dorpen liggen onder de huidige essen
36
Permanente nederzettingen
Vanaf de 8e - 9e eeuw, hangt o.a. samen met de frankisering (foreestrecht koningen, kerkbouw, dorpsvorming)
37
Foreestrecht koningen
Bosrecht, houdt in dat de frankische koning het recht had over al het bos/wilde natuur
38
Kenmerken 19e eeuw Drents esdorp
Losse hoevenzwermen, brinken, huisakkers in de directe omgeving
39
Brink
Oorspronkelijk aan de rand van het dorp en gebruikt als veedriften. Vaak gras met eikenbomen eromheen. Vanwege uitbouw kwam de brinken centraal te liggen en dit werden vaak winkelcentrum. Driehoekig van vorm
40
Brinkzitters
Mensen die aan de brink wonen, vaak keuters
41
Groei van de esdorpen
Ca. 40% van de middeleeuwse boerderijen in drente was in handen van grootgrondbezit, deze mochten niet opgesplitst worden. De overige erven waren vrij en mochten dit wel. Dorpen met grootgrondbezig groeide hierdoor langzamer; manier van bescherming tegen groei.
42
Sattelietdorpen
Bij ruimtegebrek in het oude esdorp in de 14e-15e eeuw stichte men dochterdorpen elders in het dorpsgebied
43
Groenlanden
Onder te verdelen in: Stroomland, lager en natter, niet geschikt voor beweiding wel voor hooiland, geperceleerd door sloten en elzensingels Bovenland, hoger en droger, geschikt voor beweiding, afgegrensd en geperceleerd door houtwallen
44
Karaterstieke veldnamen Drenste stroomdalen
Maden, broeken, vledders, koelanden, stukken, horst, horn, ham
45
Voorden
Doorwaardbare plekken in een beek
46
Middeleeuws compascum
gemeenschappelijk weidegebied van meerdere dorpen
47
Kenmerken veldgronden
Uitgestrekte paarse heide, boomloos, zandverstuivingen, intesieve beweiding door schapen
48
Potstal
Een verdiepte stal waar het vee op (veld)plaggen stond, de mest kon dan worden opgevangen. De plaggen werden uiteindelijk als bemesting op de akkers gebruikt
49
Frankisering
De intrede van het Christendom sins 758 na Chr. De macht van de Frankische koning rustte op: goederenbezit (domeinen) en regalia (koninklijke rechten zoals het foreestrecht)
50
Hallehuisboerderij
Drents boerderijtype waar de boerderij haaks op de weg staat. Van oorsprong is het een langgestrekt, driebeukig gebouw met de deel in het midden en de stallen aan weerszijden. Rietendak
51
Keuters
Kleine boeren met een bijverdienst, ambachtslieden
52
Erfrechtsysteem/erfdelingen
Het systeem dat de kinderen van de boer de boerderij met akkers erven. waardoor de akkers worden opgedeeld in het aantal kinderen
53
Plaggenmest
een oude landbouwmethode waarbij bouwlanden werden bemest met organisch materiaal, gemengd met dierlijke mest en soms ook minerale bestanddelen. Het wordt ook wel potstalcultuur genoemd.
54
Drie-tweeslagstelsel
Het afwisselen van twee gewassen met braakligging van de akkers
55
Drieslegging
Braaklegging van een akker
56
Groenlandscheiding
Het verdelen van het groenland aan boeren ipv gemeenschappelijk goed. Gevolg hiervan was dat de groenlanden werden verkaveld met houtwallen
57
Zandverstuivingen
Het verstuiven van zandgrond dat is kaalgevreten door schapen/ gevolg van intesieve landbouw
58
Laat Middeleeuwse transitie
Opkomst van de interregionale markt en geldeconomie waardoor drentse boeren op grote schaal producten gaan telen voor de markt