Zeekleilandschappen van Zuidwest-Nederland Flashcards

(39 cards)

1
Q

Ebstroom

A

De stroming van het water tijdens eb, richting de noordzee, aan de zuidwestzijde
Hierdoor eroderen de Zeeuwse eilanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vloedstroom

A

De stroming van het water tijdens vloed, richting het land, aan de noordwestzijde
Hier groeien de Zeeuwse eilanden aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bewoning Zeeland

A

Prehistorie: dekzand en strandwallen
Midden-IJzertijd - Romeinse tijd: strandwallen, kreekruggen en veengebieden
Laat-Romeinse tijd: bewoningshiaat door destabilisatie Romeinse tijk, sterke kusterosie, veel stormvloeden, bodemdaling veengebieden
Vroege-Middeleeuwen: strandwallen en kreekruggen. Schorren niet bewoond, wel gebruikt: beweiding schapen, turfsteken, zoutwinning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schorren

A

Zeeuwse benaming voor kwelders
begroeide buitendijkse gebieden die enkel bij zware stormen overstromen
Ook wel Gorzen in de Biesbosch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Slikken

A

Zeeuwse benaming voor wadden
Onbegroeide zand- en modderplaten die bij eb droogliggen en bij vloed overstromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Karolingische tijd

A

Zoute schapenweides op de schorren
Veel abdijen exploiteerden schapenboerderijen voor de wolhandel. Deze boerderijen lagen in onbedijkte kwelders op verhogingen (werven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Viking-raids

A

810-895
Vluchtburgen, Zeeuwse ringwalburchten, waar de bevolking heen kon vluchten en verdedigen (Middelburg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vliedbergen

A

Kasteelbergen uit de 12e-13e eeuw, waar kastelen op stonden door de toenemende invloed van de adel op het Zeeuwse landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oudste bedijkingen en ontstaan oudlandpolders

A

Sterke bevolkingsgroei 10-13e eeuw
Vanaf 11e eeuw dorpspolders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oudlandpolders

A

Oorspronkelijk veen- en krekengebied dat niet is opgeruimd door de zee, de oudere zeekleipolders
Bestaande uit 2 landschapseenheden
1. Poelen
2. Kreekruggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Poelen

A

Laaggelegen klei-op-veengebieden
Bijbehorende bodems zijn poelgronden
De poelen worden doorsneden door kreken
Laaggelegen
Grasland
Kleine onregelmatige percelen
Doodlopende wegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kreekruggen

A

De zandige hogere oevers van oude kreken
Hooggelegen
Bewoning, akkerbouw en veeteelt
Grote regelmatige percelen
Doorgaande wegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kreekruginversie

A

Met zand en zavel opgevulde kreekbeddingen klinken minder hard in dan de veen- en kleilagen in de aangrenzende poelen en komen daardoor steeds hoger in het landschap te liggen.
Het reliëf keert als het ware om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nieuwlandpolders

A

Aangeslibd land uit de laatste 800 jaar, dat ingepolderd is, de jonge zeekleipolders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Middeleeuwse landbouw

A

Groot aandeel vrije boeren
Richten zich op granen, vlas en verfstoffen voor de stedelijke markten
Meekrap, wede, wouw, blauwmaanzaad, uien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Selnering/moernering

A

8e-16e eeuw
Op grote schaal veen van het oudland afgraven, dat doordrenkt is
door zeewater, zodat er zout uit gewonnen kan worden. Dit wordt gedaan in moerneringsputten.

17
Q

Hollebollig

A

De Zeeuwse term voor het hobbelig microreliëf dat ontstaat uit
moerneringsputten.

18
Q

Methodiek moernering

A
  1. aanleg moershoofd
  2. Verdeling van het land dwars op deze lijn in blokken
  3. toewijzing per blok aan projectontwikkelaar
  4. Graven kanaaltjes aan de buitenranden van de blokken
  5. Aanleg moerdijk rond het eigen blok, soms ook zijdijkjes
  6. Afgraven van turf
  7. Talrijke sluisjes nodig (heul/holen)
19
Q

Moershoofd

A

De basis/kop van een moerneringsput, een lange lijn

20
Q

Zidelingen

A

Zeeuwse term voor zijdijkjes aan de moerdijk

21
Q

Moerdijk

A

Een dijk rondom een eigen blok grond waarin gemoerd wordt (binnendijkste winning)

22
Q

Turfvaarten

A

Kanalen waarop het turf afgevoerd wordt

23
Q

Heul/holen

A

Sluisjes in de turfvaarten

24
Q

Darinkdelven

A

Zoute turf van onder een laag klei winnen

25
Zoutketen
een werkplaats voorzien van een kookinrichting om een geconcentreerde zoutoplossing in te dampen en het zout, bij wijze van productie- en raffinagetechniek, te laten kristalliseren.
26
De strijd tegen de zee
Talrijke oud- en nieuwlandpolders verzwolgen door de zee in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd Maatregelen: - opwerpen terpen (11e-12e eeuw) - Afdammen kreken (11e eeuw) - Aanleg ringdijken (11e eeuw) - Oprichting waterschappen (1200) - Aanleg hoofden en inlaagdijken (13e eeuw) - Versterking zeedijken - Aanleg sluizen
27
Dijkbouw
Start in de 10e eeuw met omdijking van de kerneilanden 10-11e eeuw kleinschalige aansturing met gering kapitaal (lokaal) vanaf 12e/13e eeuw grootschalliger met meer kapitaal (de graven)
28
Inlaagpolder
Polder achter een zwakke plek in de buitendijk als boezempolder, mocht het misgaan met de buitendijk.
29
Inlaagdijk
De dijk om de inlaagpolder heen, als tweede dijk, als het misgaat met de buitendijk.
30
Karrenvelden
De hooivelden in de inlaagpolder
31
De grote bedijkingen en herdijkingen (1300-1800)
Herdijking van land en bedijking van aanwas
32
Bedijking en ontginning nieuwlandpolders
Opwassen zijn ingedijkt, aanwassen zijn aangedijkt
33
Verschil oud en nieuwland
Oud: laaggelegen, kleine onregelmatige percelen, kronkelende wegen over kreekruggen, moerneringsputten Nieuw: hooggelegen, bouwland, grote regelmatige percelen, rechte wegen
34
Techniek bedijking en ontginning nieuwlandpolders
1. Afdammen hoofdkreek, aanleg sluis 2. Aanleg ringdijk 3. Graven van afwateringspatroon 4. Drooglegging d.m.v. waaiersluizen 5. Aanleg grootschalige blokverkaveling 6. Verspreiden boerderijen in nieuwe polder 7. Stichting centraal kerkdorp als verzorginskern
35
Flakkeese typen huizen
Doel: verzorgingskern Polderdijk met sluis, voorstraat dwars op de dijk Sleutelvormig
36
Zoetwater problematiek
Overwegend zout en brak milieu zorgt ervoor dat het verkrijgen van zoetwater lastig is. Opvang van regenwater en opslag in zoetwaterput (tras) Drinkwaterreservoirs voor het vee op de schorren
37
Hollestelle
Drinkwaterreservoirs van vee Kuilen die werden omringd door een dijkje om overstromingen tegen te gaan, het dijkje diende ook als vluchtplaats voor het vee.
38
Haaimeten
16e eeuw Kleine begreppelde akkertjes in de binnenduinrand omzoomd door houtwallen 2 jaar bouwland, 5 jaar weiland in de 19e eeuw is de bovengrond vaak verwijderd en aan de randen opgehoogd tot hoge zandwallen (schurvelingen)
39
Schurvelingen
De zandwallen om de haaimeten