L12 Flashcards
Bezit en bezitsverschaffing (70 cards)
Wanneer de vervreemder roerende zaken niet registergoederen die hij niet in zijn macht heeft, wil leveren, geschiedt dit volgens…
1. Art. 3:90 BW
2. Art. 3:95 BW
3. Art. 3:112 BW
4. Art. 3:114 BW
- Art. 3:95 BW
Joop heeft op 15 april 2021 voor één maand een zeilbootje gehuurd van Karel. Op 1 mei 2021 verkoopt en levert Joop het zeilbootje aan Linda, terwijl hij het bootje zelf onder zich blijft houden, namelijk voor Linda.
Is dit scenario mogelijk? Waarom?
1. Ja
2. Nee
- Nee
==> Dit kan echter niet. Joop is begonnen met voor Karel te houden, Joop kan niet buiten Karel om voor een ander gaan houden.
—- IK GELOOF DAT DIT ONJUIST IS — ANTWOORD 3, DEEL 2, IS ONJUIST
Wat vloeit niet voort uit art. 3:111 BW?
1. Een houder kan niet zelf de oorzaak van zijn houderschap veranderen.
2. Een houder van een goed kan zich niet zelf tot bezitter van dat goed maken.
3. Een houder kan slechts bezitter worden als óf de eigenaar instemt met de verandering óf de houder zich openlijk als bezitter gaat gedragen en daarmee het recht van de eigenaar tegenspreekt.
4. Een houder kan zich niet zelf van houder voor de een tot houder voor de ander maken.
5. Alle opties vloeien voort uit art. 3:111 BW.
- Alle opties vloeien voort uit art. 3:111 BW.
De … functie van bezit is terug te vinden in art. 3:99 BW.
De … functie van bezit is terug te vinden in art. 3:119 BW.
De … functie van bezit is terug te vinden in art. 3:125 BW.
Mogelijke antwoorden:
1. verjarings, politionele, processuele
2. verjarings, processuele, politionele
3. bezits, politionele, processuele
4. bezits, processuele, politionele
- verjarings, processuele, politionele
Welke stelling over het Arrest Revindicatie gestolen auto is onjuist?
1. Casus: Een Mercedes-Benz werd gestolen van de eigenaresse N.T.I. De volgende dag werd deze auto gekocht door een derde partij. De verzekeraar van N.T.I. vergoedde de schade door de diefstal aan N.T.I. en trachtte vervolgens de gestolen auto te revindiceren van de bezitter.
2. Rechtsvraag: (1) Verwerft een schadeverzekeraar, na uitkering van de verzekeringssom aan de verzekerde eigenaar van een gestolen voertuig, de eigendom van dat voertuig en daarmee het recht op revindicatie? (2) Indien de verzekeraar geen eigenaar wordt, kan hij dan op andere juridische gronden het gestolen voertuig revindiceren?
3. Rechtsregel: “De ‘overgave’ die krachtens artikel 667 [oud] BW (equivalent van het huidige artikel 3:115 BW) voor overdracht van een roerende zaak is vereist, kan in dit geval immers tot stand komen door een overeenkomst tussen vervreemder en verkrijger, die tot overdracht strekt en de verkrijger in staat stelt zich jegens derden als eigenaar te legitimeren.
4. Alle stellingen zijn juist
5. Alle stellingen zijn onjuist
- Alle stellingen zijn juist
Pieter koopt een kudde koeien van Jan, die zich voordoet als de rechtmatige eigenaar. Jan laat overtuigende eigendomspapieren zien en de koop wordt netjes afgehandeld, inclusief betaling en levering van de dieren. Pieter gaat ervan uit dat hij de rechtmatige eigenaar is en houdt de koeien op zijn boerderij.
Een maand later worden kalveren geboren.
Kort daarna blijkt dat Jan de kudde zonder toestemming had verkocht en dat de werkelijke eigenaar, Boerderij De Veldhoeve, de kudde al jarenlang in eigendom had. Boerderij De Veldhoeve eist de koeien en de kalveren terug op basis van haar eigendomsrecht.
Welke stelling is juist?
1. Boerderij De Veldhoeve kan de koeien en de kalveren succesvol revindiceren.
2. Boerderij De Veldhoeve kan de koeien succesvol revindiceren, maar niet de kalveren.
3. Boerderij De Veldhoeve kan de kalveren succesvol revindiceren, maar niet de koeien.
4. Boerderij De Veldhoeve kan noch de kalveren noch de koeien succesvol revindiceren.
- Boerderij De Veldhoeve kan haar koeien succesvol revindiceren, maar niet de kalveren.
==>
Als een bezitter te goeder trouw een kudde vee houdt en er worden jongen geboren, behoren deze jongen hem toe (art. 3:120 lid 1 BW)
De bezitter van een goed wordt beschermd in zijn bezit, ongeacht de rechtsbetrekking die hij tot dat goed heeft.
Hier is sprake van:
1. de politionele functie van bezit.
2. de processuele functie van bezit.
3. de verjaringsfunctie van bezit.
- de politionele functie van bezit
==> Deze functie van bezit is er op gericht een feitelijke situatie te handhaven c.q. te reguleren. De bescherming is materieel; er wordt een feitelijke toestand beschermd, ongeacht de rechtsbetrekking die men tot het goed heeft.
A. Joosten heeft zijn boormachine in bruikleen gegeven aan Barten. Barten vraagt Joosten of deze de boormachine niet aan hem wil verkopen. Joosten gaat hiermee akkoord en zegt tegen Barten dat hij de boormachine niet meer hoeft terug te brengen.
B: Joris verkoopt aan Henk een oude sloopauto waarvan hij eigenaar is. De sloopauto bevindt zich in een loods. Joris geeft de sleutels van deze loods aan Henk, zodat deze de auto zelf kan gaan ophalen.
Om welke types levering gaan deze twee gevallen?
1. levering c.p., traditio brevi manu
2. feitelijke overgage, traditio symbolica
3. traditio brevi manu, traditio brevi manu
4. traditio brevi manu, traditio symbolica
- traditio brevi manu, traditio symbolica
==> Mbt A: Door enkele wilsovereenstemming is het bezit van de boormachine door Joosten aan Barten overgedragen.
Vader Jan overlijdt en laat zijn hele vermogen bestaande uit: een stuk land, een huis, een fokstier, een vordering van €300 die hij heeft op zijn buurman, een fiets die hij heeft gestolen en het gebruiksrecht van een auto die hij voor een maand heeft geleend, na aan zijn zoon Koos. Koos wordt van het complete vermogen rechthebbende.
Welke stelling is juist?
1. Koos wordt bezitter te goeder trouw van de fiets omdat hij niet weet dat het gestolen is.
2. Koos wordt bezitter te goeder trouw van de fiets omdat hij erft onder algemene titel.
3. Koos wordt bezitter niet te goeder trouw van de fiets omdat hij erft onder algemene titel.
4. Geen antwoord is juist
- Koos wordt bezitter niet te goeder trouw van de fiets omdat hij erft onder algemene titel.
Wil een vervreemder (P1) die bezitter is van een roerende zaak niet registergoed die door een derde (P2) voor hem wordt gehouden, deze zaak in bezit overdragen aan een ander (P3)…
Welk vervolg is juist?
1. … dan is de enkele wilsovereenstemming tussen de vervreemder en de verkrijger voldoende voor het tot stand brengen van de bezitsoverdracht, alleen als de derde die de zaak onder zich houdt, de overdracht heeft erkend, of als aan die derde mededeling is gedaan van de overdracht.
2. … dan kan de bezitsoverdracht tussen vervreemder (bezitter) en verkrijger (houder) een tweezijdige verklaring zonder feitelijke overgave plaatsvinden. Door de enkele wilsovereenstemming gaat de roerende zaak niet registergoed in bezit over van de vervreemder naar de verkrijger.
3. … dan kan hij het bezit van deze zaak overdragen door deze feitelijk te overhandigen aan de verkrijger
4. … dan komt de bezitsoverdracht tot stand door enkele wilsovereenstemmingen tussen vervreemder en de verkrijger.
5. … dan is een daartoe bestemde akte tussen de vervreemder en de verkrijger vereist.
- … dan is de enkele wilsovereenstemming tussen de vervreemder en de verkrijger voldoende voor het tot stand brengen van de bezitsoverdracht, alleen als de derde die de zaak onder zich houdt, de overdracht heeft erkend, of als aan die derde mededeling is gedaan van de overdracht.
==> Hier is sprake van Traditio longa manu (art. 3:115 sub c BW)
==> Mbt 2: dit gaat over Traditio brevi manu (art. 3:115 sub b BW)
==> Mbt 3: Dat is feitelijke overgave. In dit scenario is feitelijke overgave onmogelijk.
==> Mbt 4: Dat is Levering constituto possessorio (levering c.p.) (art. 3:115 sub a BW)
==> Mbt 5: art. 3:95 BW (levering in andere gevallen)
De leveringsvorm … wordt gerelativeerd wanneer het niet tegen bepaalde derden werkt.
1. Traditio longa manu
2. Traditio brevi manu
3. Levering c.p.
4. Feitelijke levering
- Levering c.p.
Welke stelling is onjuist?
1. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. De houder houdt het goed voor een ander in bezit. Het begrip ‘houden’ duidt op een feitelijke machtsuitoefening.
2. De bezitter kan zijn recht tegenover een ieder geldend maken, behalve tegen het ‘sterker’ recht van de eigenaar.
3. Bij het innen van de rente of het kwijtschelden van de schuld is er sprake van feitelijke machtsuitoefening, en dus is er sprake van bezit.
4. Alle stellingen zijn juist
5. Alle stellingen zijn onjuist
==> 3. Bij het innen van de rente of het kwijtschelden van de schuld is er sprake van feitelijke machtsuitoefening, en dus is er sprake van bezit.
==>bij feitelijke machtsuitoefening kan er sprake zijn van houden of van bezit. Niet per se bezit.
Artikel 3:107 lid 1
Welke stelling is juist?
1. De levering vereist voor de overdracht van zaken, die in de macht van de vervreemder zijn, geschiedt door aan de verkrijger het bezit der zaak te verschaffen.
2. De levering vereist voor de overdracht van roerende zaken, die in de macht van de vervreemder zijn, geschiedt door aan de verkrijger het bezit der zaak te verschaffen.
3. Of er sprake is van bezitsoverdracht en inbezitneming wordt beoordeeld op basis van verkeersopvattingen.
4. Alle antwoorden zijn juist
3. Alle antwoorden zijn onjuist
- Of er sprake is van bezitsoverdracht en inbezitneming wordt beoordeeld op basis van verkeersopvattingen.
==> Mbt 1 & 2: dit klopt alleen voor roerende zaken niet-registergoederen.
Vul in:
Traditio longa manu betreft … BW.
Traditio brevi manu betreft art. … BW.
Levering c.p. betreft art. … BW.
1. 3:115 sub b ; 3:115 sub a; art. 3:90
2. 3:115 sub a ; 3:115 sub c; art. 3:115 sub b
3. 3:115 sub c ; 3:115 sub b; art. 3:115 sub a
4. 3:115 sub b ; 3:115 sub a; art. 3:115 sub c
- 3:115 sub c ; 3:115 sub b; art. 3:115 sub a
Hoe verloopt de goederenrechtelijke overeenkomst en de leveringshandeling bij…:
A: Levering traditio brevi manu
B: bezitsverschaffing door een eigenaar-niet-bezitter
C: Levering c.p.
1. A: wilsovereenstemming; B: wilsovereenstemming; C: wilsovereenstemming
2. A: wilsovereenstemming ; B: een daartoe bestemde akte; C: een daartoe bestemde akte
3. A: Feitelijke overgave; B: een daartoe bestemde akte; C: wilsovereenstemming
4. A: wilsovereenstemming; B: een daartoe bestemde akte; C: wilsovereenstemming
- A: wilsovereenstemming; B: een daartoe bestemde akte; C: wilsovereenstemming
Jan en Kees zijn aan het tennissen. Op een gegeven moment geeft Jan de bal zo’n enorme slag dat deze over het hek in de bosjes vliegt. De bal blijft onvindbaar en het spel moet worden gestaakt. Twee weken later vindt Koosje de bewuste bal en neemt deze mee naar huis alwaar hij de bal aan zijn vader geeft, die hem dan bij zijn eigen verzameling tennisballen stopt.
1. Is er sprake van bezitsverlies bij Jan (aangenomen dat het zijn tennisbal was)?
2. Is er sprake van bezits verkrijging bij Koosje en zo ja, op welke manier?
- Ja
- Ja
==> Op het moment dat Koosje de bal vindt en deze mee naar huis neemt, verkrijgt hij de bal door inbezitneming, zie artikel 3:113, eerste lid en verliest Jan het bezit van de bal door verkrijging van het bezit door een ander. Zie hiervoor artikel 3:117.
Welke stelling is onjuist?
1. De bezitter van een goed wordt vermoed de rechthebbende te zijn. Hier is sprake van weerlegbaar wettelijk vermoeden. Dit vormt de processuele functie van bezit.
2. Door onafgebroken bezit van een goed gedurende een bepaalde tijd (verjaringstijd) verkrijgt de bezitter te goeder trouw recht op dit goed, en wordt hij eigenaar ervan. Dit is de verjaringsfunctie van bezit.
3. Een bezitter niet te goeder trouw kan geen recht op het goed verkrijgen dmv verkrijgende verjaring.
4. Alle stellingen zijn juist
5. Alle stellingen zijn onjuist
- Alle stellingen zijn juist
==> Mbt 1: art. 3:119 BW
==> Mbt 2 en 3: art. 3:99 BW
Welke stelling is onjuist?
1. Bij art. 3:118 lid 2 is er sprake van een onweerlegbaar wettelijk vermoeden. Bij art. 3:118 lid 3 is er sprake van een weerlegbaar wettelijk vermoeden.
2. Jan rijdt op een bromfiets die hij heeft geërfd van zijn oom, naar kantoor. Het testament is echter nietig zodat er geen geldige erfopvolging heeft plaatsgevonden. Jan is bezitter te goeder trouw.
3. Ben rijdt op de bromfiets, die hij van zijn buurman mocht lenen, naar school. Ben is houder.
4. Daan heeft de bromfiets van de pastoor gerepareerd. Hij rijdt een proefritje met de bromfiets rond de kerk. Daan is houder.
5. Geen stelling is onjuist
- Geen stelling is onjuist
A koopt met het oog op het milieu en zijn conditie een sportfiets om voortaan per fiets naar zijn werk te gaan. Nog voordat zijn conditie enige verbetering vertoont, wordt de fiets gestolen door B.
Enkele dagen later ziet A, met de auto op weg naar zijn werk, tot zijn stomme verbazing zijn gestolen fiets staan in de voortuin van B. Hij belt aan bij B, maar treft niemand thuis.
Welke stelling is onjuist?
1. A mag de gestolen fiets niet meenemen uit de tuin van B.
2. Stel dat A de fiets meeneemt uit de tuin van B, dan heeft B de mogelijkheid om zich te beschermen tegen de eigenrichting van A.
3. Stel dat A de fiets niet meeneemt uit de tuin van B, maar B voor de rechter daagt en van B afgifte van de fiets vordert. Dan ligt de bewijslast bij A.
4. Alle stellingen zijn juist
5. Alle stellingen zijn onjuist
- Alle stellingen zijn juist
==> Mbt 3:
A zal moeten bewijzen dat:
* B geen rechthebbende van de fiets is
* hij zelf (A) nog steeds rechthebbende van de fiets is.
Geef aan of in onderstaande gevallen Toon bezitter door erfopvolging van de fiets respectievelijk de computer is geworden?
1. Peters brengt zijn fiets ter reparatie naar Janus. Als de fiets zich nog bij Janus bevindt en nog niet helemaal is gerepareerd, overlijdt Janus. Toon is zijn enig erfgenaam.
2. Karel is bezitter van een computer. Hij draagt het bezit van de computer over aan Teun. Teun overlijdt en Toon is enig erfgenaam.
- Nee
- Ja
==> - Erflater Janus is slechts houder van de fiets voor Peters. Ingevolge artikel 3:116 is Toon dan ook houder van de fiets en dus geen bezitter van de fiets;
- Teun is door de bezitsoverdracht van Karel aan hem bezitter van de computer geworden . Daarmee wordt Toon (door erfopvolging, zie artikel 3:116 ) ook bezitter van de computer.
Welke stelling is onjuist?
1. De rechtsopvolger onder algemene titel van een bezitter te goeder trouw, is zelf automatisch bezitter te goeder trouw, ook al is hij op de hoogte dat de bezitter niet rechthebbende was.
3. Vader Jan overlijdt en laat zijn hele vermogen bestaande uit: een stuk land, een huis, een fokstier, een vordering van €300 die hij heeft op zijn buurman, een fiets die hij heeft gestolen en het gebruiksrecht van een auto die hij voor een maand heeft geleend, na aan zijn zoon Koos. Koos krijgt het gebruiksrecht van de geleende auto, en wordt houder ervan.
3. Bezit van heidegrond wordt verkregen door deze te omwallen, schapen er op te zetten, zand ervan te halen en plaggen te steken. Dit heet inbezitneming.
4. Iemand heeft de machtsuitoefening over andermans fiets en fietst meerdere keren zonder toestemming daarop. Door de reeks handelingen die met een zekere regelmaat gebeuren, is er sprake van inbezitneming.
5. Alle stellingen zijn juist
- Iemand heeft de machtsuitoefening over andermans fiets en fietst meerdere keren zonder toestemming daarop. Door de reeks handelingen die met een zekere regelmaat gebeuren, is er sprake van inbezitneming.
==> Niet waar, wegens art. 3:113 lid 2 BW: ‘Wanneer een goed in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor een inbezitneming onvoldoende’.
==> Er is meer nodig voor inbezitneming. Hiervan zou sprake zijn als men het kettingslot doorknipt en de fiets vervolgens mee naar huis neemt.
==> Mbt 1: art. 3:116 BW
Een persoon die te goeder trouw een goed bezit, ook mag profiteren van… (wat is onjuist?):
1. appels die zijn geplukt, maar niet appels op de boom
2. een geboren kalf
3. ontvangen rente op een bankrekening
4. achterstallige (nog niet betaalde) huur die schuldig was tijdens het bezit
5. Niks is onjuist
- Niks is onjuist
==> 1en 2 = Afgescheiden natuurlijke vruchten
==> 3 en 4 = Opeisbaar geworden burgerlijke vruchten
Hoe verloopt de goederenrechtelijke overeenkomst en de leveringshandeling bij…:
A: feitelijk overgeven van een roerende zaak
B. Levering traditio lunga manu
C: bezitsverschaffing door een eigenaar-niet-bezitter
- A: feitelijke overgave; B: een daartoe bestemde akte; C: een wilsovereenstemming
- A: feitelijke overgave; B: wilsovereenstemming; C: een daartoe bestemde akte
- A: een daartoe bestemde akte; B: wilsovereenstemming; C: wilsovereenstemming
- A: een daartoe bestemde akte; B: wilsovereenstemming; C: een daartoe bestemde akte
- A: feitelijke overgave; B: wilsovereenstelling; C: een daartoe bestemde akte
Welke stelling is onjuist?
1. Als iemand houder van een roerende zaak niet registergoed die een derde feitelijk onder zich houdt dan kan deze houder de derde het bezit verschaffen van die zaak door enkele wilsovereenstemming tussen hem en de derde-verkrijger.
2. De vervreemder-houder kan een derde het bezit verschaffen van de roerende zaak niet registergoed die hij onder zich houdt door de zaak feitelijk te overhandigen aan die derde.
3. Als iemand houder (vervreemder) van een zaak die door een derde (onderhouder) voor hem feitelijk wordt gehouden en wil de vervreemder het bezit van die roerende zaak aan een ander (verkrijger) verschaffen, dan is de enkele wilsovereenstemming tussen vervreemder-houder en de verkrijger voldoende voor het tot stand brengen van de bezitsverschaffing.
4. Alle stellingen zijn juist
5. Alle stellingen zijn onjuist
- Als iemand houder (vervreemder) van een zaak die door een derde (onderhouder) voor hem feitelijk wordt gehouden en wil de vervreemder het bezit van die roerende zaak aan een ander (verkrijger) verschaffen, dan is de enkele wilsovereenstemming tussen vervreemder-houder en de verkrijger voldoende voor het tot stand brengen van de bezitsverschaffing.
==> Moet zijn: - als iemand houder (vervreemder) van een zaak die door een derde (onderhouder) voor hem feitelijk wordt gehouden en wil de vervreemder het bezit van die roerende zaak aan een ander (verkrijger) verschaffen, dan is de enkele wilsovereenstemming tussen vervreemder-houder en de verkrijger voldoende voor het tot stand brengen van de bezitsverschaffing, op voorwaarde dat de derde (onderhouder), die de zaak onder zich houdt, de overdracht heeft erkend dan wel deze aan hem is medegedeeld.
==> Traditio longa manu (art. 3:115 sub c BW)
==> Mbt 1: Dit valt onder het leerstuk van levering brevi manu