Tussentijdse toets 2 (L7-L14) Flashcards

(25 cards)

1
Q

Welke van de volgende beweringen over bezit is onjuist?
A
Alleen een bezitter kan bezit overdragen.
B
Als een bezitter bij zijn verkrijging te goeder trouw is, dan blijft hij te goeder trouw, ook al bemerkt hij later dat hij niet de rechthebbende is.
C
Inbezitneming is een wijze van bezitsverkrijging die slechts van toepassing is op zaken.
D
Een houder van een goed kan zichzelf niet door enkele wilsverandering tot bezitter van dat goed maken.

A

C
Inbezitneming is een wijze van bezitsverkrijging die slechts van toepassing is op zaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

A biedt zijn slecht lopende shoarma-grillroom aan B te koop aan. Tijdens de onderhandelingen weet A zijn wederpartij op overtuigende manier in de waan te brengen dat er in de nabije toekomst een disco zal worden gevestigd in de leegstaande kerk die tegenover de grillroom ligt. B koopt hierop het pand, maar al snel blijkt dat A het hele verhaal over de disco uit zijn duim gezogen heeft.
De overeenkomst tussen A en B is
A
zowel vernietigbaar op grond van dwaling als op grond van bedrog.
B
alleen vernietigbaar op grond van bedrog.
C
alleen vernietigbaar op grond van dwaling.
D
niet vernietigbaar.

A

B
alleen vernietigbaar op grond van bedrog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Femke is eigenaar van een auto en is tegen diefstal verzekerd bij verzekeringsmaatschappij ‘Riskant’. De auto van Femke wordt gestolen, ten gevolge waarvan ‘Riskant’ aan Femke de verzekeringspenningen uitkeert.
Femke wil nu, conform de voorwaarden in de verzekeringspolis, de auto in eigendom overdragen aan verzekeringsmaatschappij ‘Riskant’.
Op welke wijze dient de levering van de auto te geschieden?
A
Door een onderhandse akte en mededeling daarvan aan de debiteur/dief, zodra die persoon bekend is geworden.
B
Door bezitsverschaffing via een geregistreerde onderhandse akte, hetgeen in een dergelijk geval ook voldoende is.
C
Door een overeenkomst tussen Femke en verzekeringsmaatschappij ’Riskant’, die tot overdracht strekt en handelingen die ‘Riskant’ in staat stellen zich jegens derden als eigenaar te legitimeren.
D
Door een daartoe bestemde akte in de zin van artikel 3:95 BW.

A

D
Door een daartoe bestemde akte in de zin van artikel 3:95 BW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benno heeft een elektrische heggenschaar geleend van Andries en verkoopt deze vervolgens aan Cees, zonder hiervoor toestemming van Andries te hebben verkregen.

De koopovereenkomst tussen Benno en Cees is
A
geldig.
B
nietig, omdat de toestemming van Andries ontbreekt.
C
nietig, omdat Benno beschikkingsonbevoegd is.
D
vernietigbaar, omdat Benno handelingsonbevoegd is.

A

A
geldig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Walter is eigenaar van het schilderij ”De verlepte madeliefjes” dat hij voor onbepaalde tijd heeft uitgeleend aan het botanisch museum in Stampersgat. In welke goederenrechtelijke verhouding staat Walter tijdens de bruikleenperiode tot het schilderij?

Walter is tijdens de bruikleenperiode
A
eigenaar én bezitter van het schilderij.
B
eigenaar én houder (detentor) van het schilderij.
C
bezitter én houder (detentor) van het schilderij.
D
alléén eigenaar van het schilderij.

A

A
eigenaar én bezitter van het schilderij.
==>
Als persoon P1 houder is van een zaak van P2, dan is P2 nog steeds eigenaar en middelijk bezitter, en is P1 (onmiddelijk) houder. Dus de eigenaar blijft bezitter, ook al heeft de houder de zaak (fysiek).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welk(e) van de volgende gevallen is sprake van bezitsoverdracht?
A
Mieke erft van haar moeder een gouden horloge.
B
Dief Boris geeft in een opwelling van berouw het door hem gestolen beeldje terug aan de eigenaar.
C
Daphne zet een bloemenvaas bij het grofvuil, waarna de vaas wordt meegenomen door Sophie die hem op de vensterbank van haar studentenkamer zet.
D
In alle bovenstaande gevallen is sprake van bezitsoverdracht.

A

B
Dief Boris geeft in een opwelling van berouw het door hem gestolen beeldje terug aan de eigenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welk(e) van de onderstaande gevallen is A bezitter niet te goeder trouw van de kettingzaag?

Geval I
A heeft een kettingzaag geleend van B. Als B de kettingzaag na een half jaar nog steeds niet heeft teruggevraagd, besluit A de kettingzaag voortaan voor zich zelf te houden.
Geval II
A heeft een kettingzaag geërfd van B. A weet niet en kan redelijkerwijs ook niet weten dat B de kettingzaag korte tijd daarvoor heeft gestolen.
A
zowel in geval I als in geval II

B
alleen in geval I
C
alleen in geval II
D
in geen van beide gevallen

A

C
alleen in geval II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Roy verkoopt en levert zijn huis aan Richard in februari 2017. Twee maanden later verkoopt en levert Richard het huis door aan Rik, die voor de levering de openbare registers heeft geraadpleegd en daaruit heeft geconcludeerd dat Richard eigenaar van het huis was.
Korte tijd later ontdekt Roy dat Richard bedrog heeft gepleegd bij het sluiten van de koopovereenkomst. Hij vordert in rechte vernietiging van de koopovereenkomst die inderdaad door de rechter wordt uitgesproken.
Kan Roy het huis van Rik revindiceren, indien deze laatste niet op de hoogte was van het gepleegde bedrog en dat redelijkerwijs ook niet kon zijn?
A
Ja, want door het vernietigen van de koopovereenkomst tussen Roy en Richard, is Roy, op grond van het causale stelsel, eigenaar van het huis gebleven.
B
Nee, want Roy kan op grond van artikel 3:24 BW jegens Rik geen beroep doen op de vernietiging van de overeenkomst.
C
Nee, want Roy kan op grond van artikel 3:26 BW jegens Rik geen beroep doen op de vernietiging van de overeenkomst.
D
Nee, want Rik kan een succesvol beroep doen op de beschermende werking van artikel 3:88 BW.

A

D
Nee, want Rik kan een succesvol beroep doen op de beschermende werking van artikel 3:88 BW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Simon Steevens krijgt op zijn 18e verjaardag van zijn ouders een kostbaar polshorloge cadeau (I). Enkele weken later wordt dit horloge tijdens een ruzie opzettelijk beschadigd door Jasper Veringa (II). Simon brengt het horloge daarop naar een juwelier, die toezegt het horloge binnen een week te zullen repareren (III).

Welke van de bovenstaande handelingen kan/kunnen worden aangemerkt als een eenzijdige rechtshandeling?
A
alleen I
B
alleen I en II
C
alleen I en III
D
noch I, noch II, noch III

A

D
noch I, noch II, noch III
==>
* Mbt 1: Een schenking is een overeenkomst die tot stand komt door aanbod én aanvaarding (art. 6:217 BW). Dus een tweezijdige rechtshandeling
* Mbt 2:
o Jasper pleegt een feitelijke handeling: opzettelijk beschadigen is een onrechtmatige daad (art. 6:162 BW).
o Voor een rechtshandeling is vereist dat de handeling is gericht op het tot stand brengen van rechtsgevolgen (art. 3:33 BW).
o ➔ Jasper is helemaal niet uit op een rechtsgevolg (bijvoorbeeld geen contract), maar verricht gewoon een feitelijke daad.
o ➔ Dus: II is geen rechtshandeling, ook niet eenzijdig.
* Mbt 3: Wanneer Simon aanvaardt, ontstaat er een overeenkomst door aanbod en aanvaarding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Alphons lijdt, tengevolge van een auto-ongeluk, aan regelmatig terugkerende aanvallen van hevige verwardheid, gedurende welke hij niet in staat is zijn belangen goed te behartigen. Alphons is daarvoor onder curatele gesteld. Tijdens een van deze aanvallen koopt hij van Bram een gazonmaaier, hoewel hij op de 5e etage van een flatgebouw woont.
Deze overeenkomst tussen Alphons en Bram is
A
nietig, omdat er niet voldaan is aan het vereiste van wilsovereenstemming.
B
vernietigbaar op vordering van de curator van Alphons.
C
geldig, indien Bram er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat de verklaring van Alphons in overeenstemming was met diens wil.
D
geldig, indien Bram niet op de hoogte was van het feit dat Alphons onder curatele was gesteld.

A

B
vernietigbaar op vordering van de curator van Alphons.
==> Mbt B:
Artikel 1:381 BW lid 2 BW:
“Een rechtshandeling door een onder curatele gestelde verricht, kan door zijn curator worden vernietigd, indien zij is verricht nadat de curatele is ingeschreven in het curateleregister.”
➡️ Dit geldt dus óók als de wederpartij (Bram) niet wist van de curatele.
==>
Waarom de andere antwoorden niet kloppen:
A. Nietig wegens ontbreken wilsovereenstemming
❌ Nee, bij geestelijke stoornis of curatele is een rechtshandeling in beginsel vernietigbaar, niet nietig (zie ook art. 3:34 BW en art. 1:381 BW).

C. Geldig bij gerechtvaardigd vertrouwen
❌ Niet bij curatele. Bij curatele geldt geen bescherming van vertrouwen zoals in art. 3:35 BW, want de wet stelt uitdrukkelijk een vernietigingsmogelijkheid ter bescherming van de curandus.

D. Geldig indien Bram niet op de hoogte was van de curatele
❌ Ook onjuist. Volgens art. 1:381 lid 2 BW maakt onbekendheid met de curatele voor vernietiging niet uit, mits deze is ingeschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Arnold heeft een nieuwe fiets besteld bij rijwielhandel ‘De Bataaf’. Als Arnold vervolgens een tweedehands fiets van zijn vader erft, besluit hij - nog voordat ‘De Bataaf’ de fiets geleverd heeft - de door hem bestelde nieuwe fiets te verkopen en te leveren aan zijn goede vriend, Bart.

Welke van de onderstaande beweringen met betrekking tot deze casus is juist?
A
Zolang Arnold nog geen eigenaar van de fiets is, kan hij geen geldige koopovereenkomst met betrekking tot de fiets sluiten.
B
Arnold kan de fiets nog niet rechtsgeldig aan Bart leveren, omdat hij nog niet beschikkingsbevoegd is met betrekking tot de fiets.
C
Arnold kan de fiets al wel bij voorbaat aan Bart leveren, maar de fiets komt pas in het vermogen van Bart terecht zodra Arnold beschikkingsbevoegd is geworden met betrekking tot de fiets.
D
Arnold kan de fiets al bij voorbaat overdragen aan Bart. Door deze overdracht komt de fiets meteen in het vermogen van Bart terecht, ook al vindt de daadwerkelijke aflevering van de fiets pas plaats nadat de fiets door ‘De Bataaf’ is geleverd.

A

C
Arnold kan de fiets al wel bij voorbaat aan Bart leveren, maar de fiets komt pas in het vermogen van Bart terecht zodra Arnold beschikkingsbevoegd is geworden met betrekking tot de fiets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ferdinand Bol schenkt en levert (via feitelijke overgave) op 1 mei 2007 een antieke globe aan de stichting Mercator.
Ferdinand heeft deze globe op 1 mei 1983 geleverd gekregen op grond van een nietige titel. Ferdinand en de stichting Mercator zijn van dit laatste feit (de nietige titel) niet op de hoogte en kunnen dit redelijkerwijs ook niet zijn.
Op welke datum wordt de stichting Mercator eigenaar van de globe?
A
op 1 mei 2007
B
op 2 mei 2010
C
op 2 mei 2023
D
op 2 mei 2027

A

A
op 1 mei 2007

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bernard steelt op 1 maart 2020 een gouden ring uit het huis van Anka. Vervolgens schenkt (en levert) Bernard deze ring op 1 maart 2021 aan zijn vriendin, Christine, die te goeder trouw is. Enkele weken nadien biecht Bernard de diefstal aan Christine op. Christine geeft echter te kennen de ring toch graag te willen houden.
Kan Anka de ring van Christine revindiceren? Zo ja, tot welke datum?
A
Nee, Christine is op 1 maart 2021 eigenaar van de ring geworden.
B
Ja, tot 2 maart 2023
C
Ja, tot 2 maart 2024
D
Ja, tot 2 maart 2040

A

C
Ja, tot 2 maart 2024
==>
* Bij de levering Bernard-Christine is Bernard beschikkingsonbevoegd. Dus Christine is geen eigenaar geworden op basis van art. 3:84 BW.
* Is Christine eigenaar geworden op basis van art. 3:86 BW?
o Wel een roerende zaak
o Anders dan om niet: NIET voldaan. Het is een schenking.
o Dus art. 3:86 BW is niet van toepassing
* Is Christine eigenaar geworden op basis van art. 3:99 BW?
o Christine is te goeder trouw
o Na 3 jaar wordt ze eigenaar
o Dus op 2 maart 2024  Antwoord C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

A heeft een geldvordering ad € 50.000 op B. A cedeert deze vordering aan C, waartoe een onderhandse akte van cessie wordt opgemaakt. Van deze cessie vindt vooralsnog géén mededeling aan B plaats.
Enige dagen later cedeert A dezelfde vordering op B nogmaals, dit keer aan D. Wederom wordt een akte van cessie opgemaakt, waarvan diezelfde dag nog mededeling aan B plaatsvindt.
Welke van de volgende beweringen ten aanzien van deze casus is juist?
A
C is rechthebbende van de vordering, aangezien A na de eerste cessie beschikkingsonbevoegd was, zodat hij de vordering niet meer rechtsgeldig aan D kon overdragen.
B
Na mededeling aan B van de cessie (A-C), wordt C rechthebbende van de vordering, aangezien de mededeling terugwerkt tot op de dag van het opmaken van de akte van cessie.
C
D is rechthebbende van de vordering op grond van artikel 3:84 BW.
D
D is rechthebbende van de vordering, mits hij te goeder trouw was op het moment van het opmaken van de akte

A

C
D is rechthebbende van de vordering op grond van artikel 3:84 BW.
==>
* De 1e levering zonder mededeling is niet geldig omdat de akte geregistreerd moet worden (art. 3:94 lid 3 BW). Dat is niet gebeurd. Dus A is na deze cessie rechthebbende gebleven.
* D is rechthebbende op basis van art. 3:84 BW.

==> ChatGPT vindt dat antwoord D juist is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bastiaan verkoopt en levert op 2 maart 2023 de kettingzaag die hij geleend heeft van Alex, aan Ciska, die niet weet en redelijkerwijs ook niet kan weten dat Bastiaan de kettingzaag slechts geleend heeft. Ciska op haar beurt verkoopt en levert de kettingzaag op 10 maart 2023 aan Dirk, die wél van de ware toedracht op de hoogte is. In beide gevallen geschiedt de levering door feitelijke overgave van de kettingzaag
Zijn Ciska en Dirk eigenaar geworden van de kettingzaag op respectievelijk 2 maart 2023 en 10 maart 2023?
A
Zowel Ciska als Dirk is eigenaar geworden op grond van artikel 3:86 BW.
B
Ciska is eigenaar geworden op grond van artikel 3:86 BW. Dirk is eigenaar geworden op grond van artikel 3:84 BW.
C
Ciska is eigenaar geworden op grond van artikel 3:86 BW. Dirk is geen eigenaar geworden.
D
Noch Ciska, noch Dirk is eigenaar geworden.

A

B
Ciska is eigenaar geworden op grond van artikel 3:86 BW. Dirk is eigenaar geworden op grond van artikel 3:84 BW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3/26
Het overeenkomstenrecht wordt beheerst door een aantal met elkaar samenhangende beginselen.

Eén van deze beginselen is het consensualisme. Hiermee wordt bedoeld dat
A
partijen slechts die overeenkomsten kunnen sluiten die in de wet genoemd en geregeld zijn.
B
partijen bevoegd zijn om bij het bepalen van de inhoud van de overeenkomst af te wijken van rechtsregels die dwingend van aard zijn.
C
het sluiten van overeenkomsten in beginsel niet aan een bepaalde vorm is gebonden.
D
partijen in beginsel gebonden zijn aan de door hen gesloten overeenkomsten.

A

C
het sluiten van overeenkomsten in beginsel niet aan een bepaalde vorm is gebonden.

17
Q

Iwan heeft zijn Skoda verhuurd aan Serge. De auto bevalt Serge zo goed dat hij aan Iwan vraagt of deze de auto niet aan hem wil verkopen. Na enig onderhandelen worden ze het eens over de koopprijs. Iwan zegt tegen Serge dat hij de auto – die net door Serge naar garagebedrijf ‘Гараж’ is gebracht voor een grote beurt - kan behouden en niet meer behoeft terug te brengen. Van een en ander wordt geen mededeling gedaan aan garagebedrijf ‘Гараж’.
Is Serge bezitter geworden van de Skoda?
A
nee
B
ja, door een levering constituto possesorio
C
ja, door een levering brevi manu
D
ja, door een levering longa manu

A

C
ja, door een levering brevi manu
==>
* Serge is houder. Daarom is het geen longa manu maar brevi manu.
o De garage is houder
o Serge is middelijk houder; dan is longa manu niet mogelijk. Het zou longa manu zijn als Iwan de auto naar de garage zou hebben gebracht.

18
Q

Welk(e) van de onderstaande overeenkomsten kan/kunnen een geldige titel voor de overdracht van een goed opleveren?
A
een goederenrechtelijke overeenkomst
B
een ruilovereenkomst
C
een bruikleenovereenkomst
D
alle bovengenoemde overeenkomsten

A

B
een ruilovereenkomst

19
Q

Kunsthandelaar Pascal Partout biedt per brief het bekende schilderij ‘Het melkmuiltje’ van de bekende schilder Matthias Mahler te koop aan het kunstmuseum te Ootmarsum aan. Dit schilderij staat in de kunstcatalogi vermeld met een geschatte waarde van € 300.000,-. In de brief komt echter per abuis € 3.000,- als vraagprijs te staan. De directie van het museum van Ootmarsum aanvaardt het aanbod per omgaande.

De overeenkomst tussen Pascal en het museum is
A
vernietigbaar op grond van een wilsgebrek.
B
vernietigbaar wegens het ontbreken van een op dit rechtsgevolg gerichte wil bij Pascal.
C
nietig.
D
geldig, aangezien verkopersdwaling voor risico van de verkoper komt.

20
Q

Veerle van Hooydonk heeft na het overlijden van haar oma, op verzoek van de familie, de afwikkeling van de nalatenschap op zich genomen. Nadat de persoonlijke spullen van oma onder de familieleden zijn verdeeld, verkoopt Veerle het restant van de inboedel, waaronder een oud schilderij, voor € 500,- aan een opkoper.
Na enige tijd komt bij toeval aan het licht dat het verkochte schilderij een originele ‘Van Spaendonck’ is, met een geschatte verkoopwaarde van ± € 25.000,-. Zowel Veerle als de opkoper was niet op de hoogte van de werkelijke waarde van het schilderij.

Kan Veerle de overeenkomst tussen haar en de opkoper (laten) vernietigen met een beroep op dwaling?
A
Ja, aangezien hier sprake is van wederzijdse dwaling in de zin van art. 6:228, lid 1 sub c BW.
B
Ja, aangezien partijen in casu een beroep op dwaling niet uitdrukkelijk hebben uitgesloten.
C
Nee, aangezien de dwaling in casu in verband met de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen voor rekening van Veerle behoort te blijven.
D
Nee, aangezien de dwaling in casu een louter toekomstige omstandigheid betreft.

A

C
Nee, aangezien de dwaling in casu in verband met de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen voor rekening van Veerle behoort te blijven.
==>
* De wet én vaste rechtspraak (bijvoorbeeld HR Van Geest/Nederlof, HR Kelderluik) leren dat dwaling over de waarde van een goed in het algemeen voor eigen risico van de dwalende blijft.
* Dat is vooral zo bij verkoop van tweedehandsgoederen of kunst.
* In het maatschappelijk verkeer wordt verwacht dat een verkoper zelf onderzoek doet naar de waarde van zaken die hij verkoopt, zeker bij bijzondere goederen zoals kunst.
* Dwaling over de waarde wordt meestal gezien als een risico van de verkoper, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden (zoals misleiding).

21
Q

Stien verkoopt op 4 december 2016 een door haar geborduurd wandkleed aan Marjolein. De levering geschiedt constituto possessorio (c.p.).
Enkele dagen nadien verkoopt Stien het wandkleed nogmaals, dit keer aan Titia. Ook dit keer geschiedt de levering c.p.
Heeft Titia het bezit van het wandkleed verkregen?
A
Nee, aangezien Stien beschikkingsonbevoegd was om het wandkleed aan Titia over te dragen.
B
Nee, aangezien Stien als houder niet door een levering c.p. het bezit van het wandkleed aan Titia kon verschaffen.
C
Ja, Titia heeft het bezit van het wandkleed verkregen, maar zij kan zich tegenover Marjolein niet beroepen op dit bezit.
D
Ja, Titia heeft het bezit van het wandkleed verkregen en zij kan zich, als zij te goeder trouw is, ook tegenover Marjolein beroepen op dit bezit.

A

B
Nee, aangezien Stien als houder niet door een levering c.p. het bezit van het wandkleed aan Titia kon verschaffen.
==>
Levering c.p. is art. 3:115 sub a BW
De 1e overdracht is geldig. Daarna is Stien houder geworden.
Bij de 2e overdracht:
* Hij is beschikkingsonbevoegd want hij is houder, echter op basis van 3:86 is Titia wel beschermd tegen zijn beschikingsonbevoegdheid.
* De levering aan Titia is niet geldig want een houder kan geen levering c.p. doen (art. 3:111 BW). Dus antwoord B klopt. Bij 3:111 BW staat dat je je niet van de houder voor de een naar de houder van de andere kunt maken.

Let op: de vraag gaat over bezit; dan speelt beschikkingsbevoegdheid geen rol!

==>
Het klopt dat A na de overdracht van het wandkleed aan B niet meer beschikkingsbevoegd is en dat zij het wandkleed dus niet over kan dragen aan C. Dat er geen eigendomsoverdracht meer plaats kan vinden (vanwege ontbreken beschikkingsbevoegdheid), wil echter niet zeggen dat er ook geen bezitsverschaffing meer plaats kan vinden. Bezit van een zaak verschaffen kan een houder namelijk wel, zij het niet door middel van een levering c.p. (zie p. 181 van de reader).
Kortom, het ontbreken van beschikkingsbevoegdheid is dus geen verklaring voor het feit dat er geen bezit kan zijn verkregen. Vandaar dat antwoord A niet juist is.

22
Q

Jochem heeft een geldvordering op Eline. Jochem verkoopt en levert deze vordering aan Pascal, waarbij aan alle leveringsformaliteiten wordt voldaan. Een paar dagen later verkoopt Jochem dezelfde vordering (op Eline) nogmaals, dit keer aan Lotte. Ook deze keer wordt aan alle leveringsformaliteiten voldaan.
Is Lotte rechthebbende geworden van de vordering op Eline?
A
Nee, aangezien de beschikkingsonbevoegdheid van Jochem niet voortvloeit uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht van de vordering.
B
Ja, mits Lotte ten tijde van de verkrijging van de vordering te goeder trouw was.
C
Ja, ongeacht het feit of Lotte ten tijde van de verkrijging van de vordering te goeder trouw was.
D
Ja, omdat de overdracht van de vordering aan Lotte heeft plaatsgevonden op grond van een geldige titel en een geldige leveringshandeling.

A

A
Nee, aangezien de beschikkingsonbevoegdheid van Jochem niet voortvloeit uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht van de vordering.

23
Q

De scharrelkippen van boer Albert lopen los op diens erf. Postbode Dirk, die drie eieren op het erf ziet liggen, raapt ze op en neemt ze mee naar huis.
Dirk is ten aanzien van de eieren aan te merken als
A
houder.
B
bezitter niet te goeder trouw.
C
bezitter te goeder trouw.
D
eigenaar.

A

B
bezitter niet te goeder trouw.

24
Q

Wilma verkoopt en levert haar huis op 2 januari 2020 aan Jonneke. Op 23 januari 2020 levert Wilma het huis aan Jonneke (de tot levering bestemde akte passeert bij de notaris, waarna inschrijving van de notariële akte in de openbare registers volgt). Op 2 juni 2020 wordt de koopovereenkomst door de rechter vernietigd, omdat Jonneke bij het aangaan van de overeenkomst bedrog heeft gepleegd.
De vernietiging van de koopovereenkomst heeft tot gevolg dat
A
Wilma geacht wordt al die tijd eigenaar van het huis te zijn gebleven.
B
Wilma met ingang van 2 juni 2020 van rechtswege weer eigenaar van het huis is geworden.
C
Wilma, na inschrijving van het vonnis in de openbare registers, weer eigenaar van het huis wordt.
D
Jonneke op grond van de rechterlijke uitspraak, het huis aan Wilma zal moeten terugleveren.

A

A
Wilma geacht wordt al die tijd eigenaar van het huis te zijn gebleven.

25
Martin heeft in een sportieve opwelling een racefiets aangeschaft. Al snel blijkt echter dat de overgang van auto naar racefiets toch wat te groot is voor hem. Martin spreekt daarom met zijn buurman Toine af de racefiets te ruilen voor diens snorfiets. Deze overeenkomst is te karakteriseren als een A eenzijdige, reële, benoemde overeenkomst om niet. B wederkerige, voorbijgaande, benoemde overeenkomst onder bezwarende titel. C eenzijdige, voortdurende, onbenoemde overeenkomst onder bezwarende titel. D wederkerige, reële, onbenoemde overeenkomst om niet.
B wederkerige, voorbijgaande, benoemde overeenkomst onder bezwarende titel.