L6 Flashcards
het tot stand komen van een rechtshandelingen, waaronder het tot stand komen van een overeenkomst (66 cards)
Welke stelling is onjuist?
1. De zeventienjarige Werner woont op kamers in Utrecht en studeert daar psychologie. Werner woont op vijf kilometer afstand van het universiteitscomplex waar hij bijna elke dag colleges moet volgen. Werner is voornemens een tweedehands fiets te kopen, zodat hij van zijn studentenflat naar de universiteit heen en terug kan fietsen. Werner is bevoegd zelfstandig een koopovereenkomst betreffende een fiets te sluiten.
2. De vijftienjarige Koosje Brugmans koopt een prijzige scooter van Jan de Fiets. Deze koopovereenkomst tussen Koosje Brugmans en Jan de Fiets is wegens de handelingsonbekwaamheid van Koosje nietig.
3. De vijftienjarige Koosje Brugmans verwerpt de erfenis van haar opa. De verwerping van de erfenis van opa door Koosje Brugmans is wegens de handelingsonbekwaamheid van Koosje nietig.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- De vijftienjarige Koosje Brugmans koopt een prijzige scooter van Jan de Fiets. Deze koopovereenkomst tussen Koosje Brugmans en Jan de Fiets is wegens de handelingsonbekwaamheid van Koosje nietig.
==> Niet nietig maar vernietigbaar.
==> 1. De koopovereenkomst tussen Koosje Brugmans en Jan de Fiets is wegens de handelingsonbekwaamheid van Koosje vernietigbaar. Op grond van artikel 3:32, tweede lid, BW is een (meerzijdige en tot een of meer personen gerichte) rechtshandeling van een onbekwame vernietigbaar. Een koopovereenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, zodat de handelingsonbekwaamheid van Koosje tot gevolg heeft dat de koopovereenkomst vernietigbaar is.
Z biedt zijn koperen hanglamp te koop aan A aan. Een dag daarna komt het nichtje van Z bij deze op bezoek en laat Z duidelijk merken dat ze zeer gecharmeerd is van de koperen hanglamp die Z te koop aan A heeft aangeboden voor een bepaalde prijs. Daar Z maar één nichtje heeft, schenkt hij haar de betreffende lamp en doet daarvan mededeling aan A.
Mag dat?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==> Daarmee heeft Z zijn aan A gedaan aanbod herroepen, hetgeen mogelijk is omdat A zijn aanbod nog niet had aanvaard. (artikel 6:219, tweede lid BW)
In het arrest Esmilo-Mediq apotheken (HR, 1 juni 2012) definieerde de Hoge Raad vier criteria om de bepalen of een overeenkomst die in strijd is met de openbare orde ook in strijd met de wet is. Wat hoort er niet bij?
1. Welke belangen worden door de geschonden regel beschermd?
2. Wordt er een fundamentele regel geschonden door de inbreuk?
3. Zijn beide partijen zich bewust van de inbreuk?
4. Wat is het motief van de voorzienbare gevolgen?
5. Voorziet de regel al in een sanctie?
- Wat is het motief van de voorzienbare gevolgen?
Gertie heeft Hans telefonisch haar keuken te koop aangeboden – Gertie krijgt een geheel nieuwe keuken – voor een prijs van € 6000. Gertie eindigt het telefoongesprek met de mededeling dat Hans wel snel moet beslissen of hij haar aanbod aanneemt en meer concreet dat Hans haar binnen zes uur telefonisch moet mededelen of hij het aanbod aanvaardt. Twee uur later probeert Hans Gertie te bellen om haar mede te delen dat hij het aanbod aanvaardt. Hans krijgt echter op dat moment en verder de gehele dag door het antwoordapparaat van Gertie aan de lijn. Hans spreekt twee uur nadat Gertie haar aanbod heeft gedaan op het bandje in dat hij dit aanbod aanvaardt. Gertie luistert het bandje pas de dag daarna af.
Kan Hans nu stellen dat een koopovereenkomst tussen hem en Gertie is tot stand gekomen?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==>
Hans kan in casu terecht stellen dat er tussen hem en Gertie een koopovereenkomst is tot stand gekomen.
De hoofdregel over ‘aanvaarding’ , een eenzijdig gerichte rechtshandeling, is, dat deze eerst tot stand komt op het moment dat de (wils)verklaring degene tot wie ze is gericht heeft bereikt vinden we in artikel 3:37 derde lid BW. In de tweede zin van genoemd artikellid kunnen we afleiden dat bepaalde omstandigheden kunnen zijn, die er toe leiden dat het niet tijdig bereiken voor rekening van de ontvanger komt. Deze situatie doet zich hier voor. Het feit dat Gertie Hans’ verklaring niet binnen de afgesproken zes uur heeft bereikt, is het gevolg van haar eigen handelen en wel een handelen dat voor haar rekening komt.
Het geval dat het verrichten van de (meerzijdige) rechtshandeling in strijd met de openbare orde/goede zeden is, valt onder:
1. Art. 3:40 lid 1 BW
2. Art. 3:40 lid 2 BW
3. Art. 3:40 lid 3 BW
4. Art. 3:40 lid 2+3 BW
- Art. 3:40 lid 1 BW
==> Categorie 4
==> Dit geval is niet expliciet geregeld in artikel 3:40 BW. De oplossing voor dit geval vinden we echter via een omweg in artikel 3:40 lid 1 BW.
Indien immers het verrichten van een rechtshandeling in strijd is met de goede zeden of openbare orde, dan zal dat meestal zijn omdat de inhoud of strekking van die rechtshandeling in strijd is met de goede zeden of openbare orde. De rechtshandeling/overeenkomst is dan nietig op grond van artikel 3:40 lid 1 BW.
A biedt zijn twee honden, twee Deense doggen, voor een prijs van € 1000 te koop aan B aan door middel van een aan B geschreven brief die gedateerd is 17 november 2021.
Op 20 november 2021 stuurt B een brief aan A, waarin hij deze meedeelt dat hij het aanbod tot verkoop van de twee honden aanvaardt. De betreffende brief valt op 21 november 2021 bij A in de brievenbus. A, die aan de afzender op de achterkant van de betreffende brief ziet dat deze afkomstig is van B, maakt deze brief niet open. In plaats daarvan belt hij B op (22 november 2021) met de mededeling dat hij zijn aanbod herroept – de reden daarvoor is dat A een bod van € 2000 voor zijn honden heeft gekregen.
B stelt daarentegen dat er tussen hem (B) en A al een koopovereenkomst tussen hen beiden is ontstaan.
Is er tussen A en B een koopovereenkomst ontstaan en zo ja per wanneer
1. Nee.
2. Ja, op 20 november 2021.
3. Ja, op 21 november 2021.
4. Ja, op 22 november 2021.
- Ja, op 21 november 2021.
==>
Het aanbod van A is aan te merken als een herroepelijk aanbod (art 6:219, eerste lid). De herroeping van een dergelijk aanbod kan geschieden, zolang het aanbod niet is aanvaard en evenmin een mededeling, inhoudende de aanvaarding, is verzonden (art. 6:219, tweede lid, BW). In concreto betekent dit dat A zijn aanbod niet meer kan herroepen, nadat B op 20 november 2021 zijn brief, waarin hij mededeelt het aanbod te aanvaarden, aan A heeft verstuurd.
Er is dus een koopovereenkomst ontstaan tussen A en B. Alternatief a is dus onjuist. Vervolgens moeten we de vraag beantwoorden op welk moment in casu een koopovereenkomst tussen A en B is tot stand gekomen. Die vraag moet beantwoord worden aan de hand van de ontvangsttheorie (zie de artt. 3:37, vierde lid en 6:224).
A heeft de aanvaarding van zijn aanbod door B op 21 november 2021 ontvangen – de brief inhoudende B’s aanvaarding is in zijn brievenbus gevallen –, maar heeft de inhoud van de brief nog niet gelezen. Daar hij echter normaliter al op het moment van ontvangst van de brief kennis had kunnen nemen van B’s aanvaarding – als iemand een brief in zijn brievenbus vindt, maakt hij deze doorgaans meteen open – is er op dat moment al een koopovereenkomst tussen A en B tot stand gekomen. Zoals aangegeven is alternatief c dus juist.
De dertigjarige zakenman Koen Alberts is op 15 juni 2021 failliet verklaard. Koen sluit op 20 juni 2021 een overeenkomst met Alex, inhoudende dat hij zijn oude Peugeot cabrio voor € 5000 verkoopt aan Alex.
Welke stelling is juist?
1. De koopovereenkomst tussen Koen Alberts en Alex is een geldige onaantastbare rechtshandeling.
2. De koopovereenkomst tussen Koen Alberts en Alex is niet rechtsgeldig; door de faillietverklaring wordt Koen handelingsonbekwaam.
3. De koopovereenkomst tussen Koen Alberts en Alex is een niet rechtsgeldig omdat hij na de faillietverklaring niet meer eigenaar is van zijn oude Peugeot cabrio.
4. Geen stelling is juist.
- De koopovereenkomst tussen Koen Alberts en Alex is een geldige onaantastbare rechtshandeling.
Welke stelling is juist?
1. Een herroepelijk aanbod kan niet meer worden herroepen indien een mededeling, inhoudende aanvaarding van het aanbod, is verzonden.
2. Een herroepelijk aanbod kan niet meer worden herroepen indien een mededeling, inhoudende aanvaarding van het aanbod, de aanbieder heeft bereikt.
3. Een herroepelijk aanbod kan worden herroepen zolang de overeenkomst niet is ondertekend.
4. Geen antwoord is juist
- Een herroepelijk aanbod kan niet meer worden herroepen indien een mededeling, inhoudende aanvaarding van het aanbod, is verzonden.
==> Zie art. 6:219 lid 2.
==> Let op: Het moment waarop de overeenkomst tot stand komt wordt beheerst door de artikelen 3:37 jo 6:224 BW. Dat is dus het moment waarop het notariskantoor de mededeling inhoudende de aanvaarding heeft ontvangen, zijnde 2 juni 2021.
De vijfenveertigjarige Gon is wegens drankmisbruik onder curatele gesteld. Gon is door Henk bij testament tot een van zijn erfgenamen benoemd. Als Henk overlijdt, verwerpt Gon de hem opgekomen erfenis. Gon is niet in staat zijn wil in dezen te bepalen.
Kan Gons verwerping van de erfenis nog op enige manier ongedaan gemaakt worden?
1. Nee.
2. Ja , de curator van Gon kan de verwerping zonder meer ongedaan maken.
3. Ja, de curator van Gon kan de verwerping ongedaan maken, mits hij kan bewijzen dat Gon op het moment van verwerping niet in staat was zijn wil te bepalen.
4. Ja, de curator kan de verwerping vernietigen.
- Nee.
==>
De verwerping van een erfenis is een eenzijdige, niet tot een of meer bepaalde personen gerichte rechtshandeling. Deze verwerping is, indien gedaan door een handelingsonbekwame, van rechtswege nietig. Zie artikel 3:32, tweede lid, tweede volzin.
Daar Gon in casu handelingsonbekwaam is – hij is immers onder curatele gesteld – is zijn verwerping van Henks erfenis van rechtswege nietig, zodat deze verwerping niet ongedaan gemaakt hoeft te worden, daar deze nooit rechtskracht gehad heeft.
Of Gon al dan niet in staat was zijn wil op dat moment te bepalen, is niet relevant.
De overige alternatieven zijn dus alle onjuist.
De zestienjarige Gregor die met vrienden wil gaan kamperen, sluit zelf met toestemming van zijn vader en moeder een koopovereenkomst met Walter over een vier persoons duur uitgevoerde shelter.
Welke stelling is juist?
1. Gregor is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is nietig.
2. Gregor is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
3. Gregor is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is geldig.
4. Gregor is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
- Gregor is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is geldig.
==>
Gregor is bevoegd om zelfstandig deze koopovereenkomst te sluiten, want hij heeft hiervoor toestemming gekregen van zijn ouders.
Welke stelling is onjuist?
1. Een aanbod is geldig, nietig of vernietigbaar volgens de regels voor meerzijdige rechtshandelingen.
2. Een advertentie waarin personeel gevraagd wordt of een woning te koop wordt aangeboden is geen aanbod want het is niet bepaald genoeg; het bevat niet alle essentiële elementen van een overeenkomst.
3. De aanbieder kan zijn aanbod in beginsel herroepen tenzij het een onherroepelijk aanbod is, of het aanbod is aanvaard, dan wel een mededeling inhoudende aanvaarding is ontvangen.
4. Alle stellingen zijn juist
5. Alle stellingen zijn onjuist
- De aanbieder kan zijn aanbod in beginsel herroepen tenzij het een onherroepelijk aanbod is, of het aanbod is aanvaard, dan wel een mededeling inhoudende aanvaarding is ontvangen.
==> Moet zijn: - De aanbieder kan zijn aanbod in beginsel herroepen tenzij het een onherroepelijk aanbod is, of het aanbod is aanvaard, dan wel een mededeling inhoudende aanvaarding is VERZONDEN.
Mike geeft zijn boormachine voor vier weken in bruikleen aan Nico. Als de boormachine Nico goed bevalt mag hij hem kopen van Mike voor €125.
Is dit aanbod herroepelijk?
1. Ja
2. Nee
- Nee
Mike heeft Nico een onherroepelijk aanbod tot verkoop van de boormachine gedaan, want het aanbod bevat een optiebeding (art. 6:219 lid 3 BW).
Welke stelling is onjuist?
1. Als het verrichten van een rechtshandeling in strijd is met een wet die afkomstig is van een lagere wetgever, dan dient dit te worden opgelost met behulp van artikel 3:40 lid 1 BW.
2. Als de inhoud of strekking van een rechtshandeling in strijd is met de wet, is de rechtshandeling in beginsel nietig op basis van art 3:40 lid 1 BW, maar niet altijd.
3. Als de inhoud of strekking van een rechtshandeling in strijd is met de goede zeden of openbare orde, is de rechtshandeling nietig op basis van art 3:40 lid 1 BW.
4. Het arrest Burgman/Aviolanda ging over de inhoud van de rechtshandeling.
- Het arrest Burgman/Aviolanda ging over de inhoud van de rechtshandeling.
==> Het ging om de strekking.
Welke stelling is onjuist?
1. De inhoud van de overeenkomst wordt gevormd door de prestatie(s) waartoe (een) (of beide) partij(en) zich hebben verplicht.
2. Met de strekking van de rechtshandeling wordt in wezen bedoeld ‘datgene waartoe de rechtshandeling leidt’, bijvoorbeeld het te bereiken doel of voorbereidende handelingen die nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst. Rechtshandelingen met een verboden strekking hebben een verboden doel, of leiden tot een resultaat dat niet kan worden bereikt zonder dat een verbod wordt overtreden.
3. Walter weet Cocky ertoe te bewegen om tegen betaling de Perzische kat van de ex-vrouw van Walter te stelen, welke kat voor deze vrouw na de echtscheiding haar dierbaarste bezit is. Het sluiten van deze overeenkomst valt te bestempelen als uitlokken van een strafbaar feit (diefstal). Uitlokking is strafbaar volgens art. 47 Sr. Het sluiten van deze overeenkomst is dus in strijd met een wet in formele zin en hierdoor nietig.
4. Karel verkoopt Johan een honkbalknuppel, terwijl hij weet dat Johan de buurman daarmee gaat intimideren. De overeenkomst is nietig omdat de inhoud ervan in strijd is met de goede zeden of openbare orde.
- Karel verkoopt Johan een honkbalknuppel, terwijl hij weet dat Johan de buurman daarmee gaat intimideren. De overeenkomst is nietig omdat de inhoud ervan in strijd is met de goede zeden of openbare orde.
==> Het is de strekking, niet de inhoud.
==> VOlgens ChatGPT kan #3 nietig zijn ivm art. 3:40 lid 1 (strijd met doeze zeden en openbare orde) en ivm art. 3:40 lid 3 (strijd met de wet)
Welke stelling over het arrest Esmilo-Mediq apotheken (HR, 1 juni 2012) is onjuist?
1. Het arrest ging over de sanctie bij inhoud of strekking in strijd met de wet.
2. Het ging over een overeenkomst voor de export van medicijnen. Kort na het voltrekken van de overeenkomst geeft Mediq aan dat de overeenkomst geen standhoudt. Volgens de wet op de geneesmiddelenvoorziening, mogen apotheken geen medicijnen leveren aan groothandelaren. Volgens Mediq was uitvoering van de overeenkomst niet mogelijk zonder overtreding van het genoemde verbod en was de overeenkomst daarom nietig. Hiervan waren zij zich beide van bewust. Esmilo vorderde schadevergoeding van Mediq op grond van het niet-nakomen van de overeenkomst.
3. De rechtsvraag was: kan een overeenkomst waarvan de inhoud of strekking verboden is op grond van art. 3:40 lid 1 BW nietig worden verklaard? Het antwoord hierop was negatief.
4. De Hoge Raad oordeelde dat als een overeenkomst aanzet tot een rechtshandeling die in strijd is met een formele wet, dit niet automatisch in strijd is met de goede zeden of openbare orde (en dus nietig) is. De achtergrond van voorgaande rechtsregel is dat de wet een zeer groot aantal publiekrechtelijke verboden bevat, waarbij de wetgever de privaatrechtelijke gevolgen in het geheel niet voor ogen had.
- De rechtsvraag was: kan een overeenkomst waarvan de inhoud of strekking verboden is op grond van art. 3:40 lid 1 BW nietig worden verklaard? Het antwoord hierop was negatief.
==> Het antwoord was niet negatief. Het is genuanceerder. Het kan niet automatisch.
H biedt zijn roeiboot schriftelijk aan K te koop aan voor een prijs van € 1000. In zijn brief heeft H vermeld dat het aanbod geldt tot 29 augustus 2021. Op 17 augustus 2021 komt L bij H en biedt deze laatste € 1200 voor zijn roeiboot.
Mag H op 17 augustus 2021 zijn roeiboot aan L verkopen?
1. Ja, want zijn aanbod was herroepelijk
2. Nee, want zijn aanbod was onherroepelijk
3. Ja, want ze hebben geen overeenkomst ondertekend
4. Geen van deze antwoorden is juist.
- Nee, want zijn aanbod was onherroepelijk
==> H mag zijn roeiboot nu niet aan L verkopen, daar hij K een onherroepelijk aanbod heeft gedaan, dat loopt tot 29 augustus 2021. Eerst als K het aanbod vóór 29 augustus 2021 niet heeft aanvaard, mag H zijn roeiboot verkopen aan L.
Een aanbod is onherroepelijk wanneer…:
Wat is onjuist?
1. Het aanbod een termijn voor aanvaarding inhoudt.
2. Het aanbod een optiebeding bevat
3. Het aanbod dit nadrukkelijk vermeldt
4. Het een bij eerdere transacties gevestigd gebruik is
5. Het vrijblijvend is
6. Alle antwoorden zijn juist.
- Het vrijblijvend is
Is een optiebeding een voorstel?
1. Ja, een een onherroepelijk voorstel
2. Ja, een herroepelijk voorstel
3. Geen voorstel
4. Het is een voorstel dat geen rechtshandeling is.
- Ja, een een onherroepelijk voorstel
Bij aanbod en aanvaarding komt de overeenkomst tot stand op het moment van:
1. De aanvaarding is verzonden
2. De aanvaarding heeft de aanbieder bereikt
3. De aanbieder heeft de aanvaarding gelezen
4. Een ander moment
- De aanvaarding heeft de aanbieder bereikt
==> Deze materie is geregeld in art. 3:37, derde lid.
Welke stelling is onjuist?
1. Een rechtshandeling kan in strijd zijn met de goede zeden, de openbare orde of de wet voor wat betreft de inhoud van de rechtshandeling, de strekking van de rechtshandeling of het verrichten van de rechtshandeling.
2. De sanctie als de rechtshandeling door inhoud of strekking in strijd met goede zeden of openbare orde is, is nietigheid.
3. Strijd met een dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid van de rechtshandeling, doch, indien de bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen bij een meerzijdige rechtshandeling, slechts tot vernietigbaarheid, een en ander voor zover niet uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit.
4. De strekking van een (eenzijdige) rechtshandeling wordt gevormd door hetgeen de bij de rechtshandeling betrokken persoon heeft verklaard en uit hetgeen uit diens verklaring mocht worden afgeleid.
- De strekking van een (eenzijdige) rechtshandeling wordt gevormd door hetgeen de bij de rechtshandeling betrokken persoon heeft verklaard en uit hetgeen uit diens verklaring mocht worden afgeleid.
==> Dit is de inhoud, niet de strekking.
Anton is vijftien jaar oud. Hij koopt een dure vishengel van Bas.
Welke stelling is juist?
1. Anton is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is nietig.
2. Anton is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
3. Anton is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is geldig.
4. Anton is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
- Anton is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
==>
Wat er gebeurt er als een handelingsonbekwame toch zelfstandig een rechtshandeling verricht? (art. 3:32 BW): - Een rechtshandeling is vernietigbaar.
- Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot anderen gericht was, is nietig.
A komt met B overeen dat laatstgenoemde 40.000 tubes tandpasta voor hem zal vervaardigen. De productie van de tandpasta gaat echter gepaard met het lozen van afvalwater in een nabij het bedrijf van B gelegen riviertje. Voor het lozen van dit afvalwater is een vergunning vereist, die B niet heeft. B heeft A echter verteld dat hij wél de vereiste vergunning heeft.
Welke stelling is juist?
1. De inhoud van deze overeenkomst is in strijd met artikel 3:40, eerste lid, BW, want de prestatie vereist een vergunning die de B niet heeft.
2. De strekking van deze overeenkomst is in strijd met artikel 3:40, eerste lid, BW, want B heeft geen vergunning voor het lozen van het afvalwater.
3. Hert verrichten van deze overeenkomst is in strijd met de wet, volgens artikel 3:40, tweede lid, BW, want de prestatie vereist een vergunning die de B niet heeft.
4. De overeenkomst is geldig, met dien verstande dat A geen nakoming van de overeenkomst kan vorderen, omdat dat zou leiden tot strijd met de wet.
- De overeenkomst is geldig, met dien verstande dat A geen nakoming van de overeenkomst kan vorderen, omdat dat zou leiden tot strijd met de wet.
==>
* De inhoud van de overeenkomst wordt hier gevormd door de prestatie(s) waartoe B zich jegens A heeft verplicht, zijnde het vervaardigen en leveren van 40.000 tubes tandpasta. Met deze prestatie, en dus de inhoud van de overeenkomst, is niks mis.
* Als we kijken naar de strekking van de overeenkomst, dan weten we dat deze mede wordt gevormd door de (ook voor de wederpartij) voorzienbare gevolgen van de overeenkomst, waaronder de bijkomende handelingen die nodig zijn om de prestatie te verrichten. In casu valt het lozen van het afvalwater in de rivier te bestempelen als zo’n bijkomende handeling, die noodzakelijk is voor het verrichten van de prestatie (het vervaardigen en leveren van de tandpasta). B heeft geen vergunning voor het lozen van het afvalwater, zodat de overeenkomst tussen A en B op het eerste oog een verboden strekking lijkt te hebben. Toch is dat niet het geval. De overeenkomst tussen A en B zou alleen een verboden strekking hebben als het te voorziene gevolg (het zonder vergunning lozen van het afvalwater) ook voor A te voorzien zou zijn geweest. Dat is hier niet het geval. B heeft immers aan A verteld dat hij wél een vergunning voor het lozen van het afvalwater heeft. De overeenkomst is dus geldig, met dien verstande dat A geen nakoming van de overeenkomst kan vorderen, omdat dat zou leiden tot strijd met de wet. A kan echter wel schadevergoeding van B vorderen, omdat B wanprestatie pleegt (art. 6:74).
Mathilde is geabonneerd op het computertijdschrift ‘Bits en bytes’. In de abonnementsvoorwaarden valt te lezen dat opzegging van het abonnement vóór 15 november van het lopende abonnementsjaar dient te geschieden via een e-mailbericht of een per post verstuurde brief aan de administratie van het computertijdschrift, dit om eventuele geschillen over een al dan niet (tijdig) gedane opzegging te voorkomen. Op 10 november 2021 stuurt Mathilde een faxbericht aan de administratie van het tijdschrift met de mededeling dat zij haar abonnement met ingang van het volgende abonnementsjaar wenst te beëindigen. De brief wordt door de administratie tijdig en in goede orde ontvangen.
Beoordeel de juistheid van de volgende bewering ten aanzien van deze casus.
Uit artikel 3:39 BW vloeit voort dat de opzegging van het abonnement door Mathilde nietig is, omdat zij de opzegging niet op de voorgeschreven wijze (via e-mail of per post verstuurde brief) heeft gedaan.
Deze bewering is
1. juist.
2. onjuist.
- onjuist.
==>
Artikel 3:39 heeft alleen betrekking op de situatie dat een uit de wet voortvloeiend vormvoorschrift niet wordt nageleefd. In deze casus gaat het echter om een uit de overeenkomst voortvloeiend vormvoorschrift. Artikel 3:39 is hierop niet van toepassing.
Anton koopt bij Karel een vlijmscherp keukenmes voor de prijs van € 25. Anton vertelt Karel vóór de koop dat hij dit mes koopt met de bedoeling om de nieuwe vriend van zijn ex-vrouw te vermoorden.
Welke stelling is juist?
1. Deze koopovereenkomst is geldig.
2. Deze koopovereenkomst is nietig op grond van art. 3:40 lid 1 BW (strekking in strijd met openbare orde/goede zeden).
3. Deze koopovereenkomst is nietig op grond van art. 3:40 lid 1 BW (inhoud in strijd met openbare orde/goede zeden).
4. Deze koopovereenkomst is nietig op grond van art. 3:40 lid 2 BW (in strijd met de wet).
- Deze koopovereenkomst is nietig op grond van art. 3:40 lid 1 BW (strekking in strijd met openbare orde/goede zeden).