les 1. Pijn Flashcards

(96 cards)

1
Q

definitie pijn

A

een onaangename sensorische en emotionele gewaarwording, geassocieerd met werkelijke of potentiële weefselbeschadiging of beschreven in termen van dergelijke beschadiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom is pijn altijd subjectief?

A

ieder individu leert het woord pijn te gebruiken o.b.v. (eigen )ervaringen met weefselschade vroeg in het leven
–> prikkel = objectief, pijn=subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een misvatting van pijn?

A

dat pijn vervelend is en bestreden moet worden.

  • -> Voor sommige mensen is pijn niet onaangenaam; endorfines
  • -> waarschuwingssysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pijn activeert:

A

beschermende mechanismen en reflexen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar zorgt emotionele gewaarwording bij pijn voor?

A

survival drang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat kun je zeggen over de relatie tussen pijn en weefelschade?

A

Deze is niet altijd even duidelijk of soms geheel afwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

congenitale analgesie =

A

aandoening waarbij mensen ongevoelig zijn voor pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is met relatie tot pijn een mogelijk gevolg van stress?

A

stress kan een verstoring in het pijnsyssteem veroorzaken (bijv. tijdelijke verlamming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat kun je zeggen over de relatie tussen pijn en geslacht?

A

mannen en vrouwen ervaren een andere pijnzin, vanwege o.a. andere activatiepatronen in de hersenen.
(Vrouwen ervaren statisch gezien meer en vaker pijn dan mannen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pijn en rassen

A

andere pijnbeleving en expressie tussen verschillende rassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn nadelen bij onderzoek naar pijn? (3)

A
  • selectiebias
  • meetvariabelen
  • chronische pijnpatiënten = geen homogene groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

selectiebias:

A

mensen zoeken die pijn hebben voor onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sensitiseren=

A

gevoeliger maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een mogelijk gevolg wanneer langdurige pijn ineens wegzakt?

A

mogelijk depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

somatische =

A

lichamelijk, met betrekking tot het lichaam

tegenovergestelde van neuropathische pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

neuropathisch=

A

met betrekking tot de zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat wordt er bedoelt met pijn als waarschuwingssysteem?

A

pijn is nodig om verdere schade te vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat kàn er gebeuren wanneer een prikkeling te lang aanwezig is?

A

somatische pijn kan overgaan in neuropathische pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

factoren die schade aan weefsels kunnen veroorzaken (4)

A

1 mechanisch
2 thermisch
3 chemisch
4 infecteus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

nociceptor =

A

zenuwuiteinde dat gespecialiseerd is in het waarnemen van prikkels die een schadelijke invloed op een organisme kunnen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

oorzaak schade aan somatische weefsels =

A

prikkeling v nociceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hyperalgesie=

A

=overgevoeligheid voor prikkels die normaal pijn veroorzaken
=overgevoelige pijnzin
(bv herpes zoster, trigeminusneuralgie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hyperesthesie=

A

overgevoeligheid voor sensibele prikkels

(=kleine (pijn)prikkel wordt ervaren als hevige pijnprikkel) bv aaien over huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

analgesie=

A

opgeheven pijnzin (bv dwarslaesie –> decubitus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
zintuig prikkel
zintuig geeft betekenis/zin aan prikkels
26
pijnzin=
=systeem dat prikkel om kan zetten in bewuste sensatie =alarmsyssteem: waarschuwt voor schade om verder schade te voorkomen + heeft belangrijke invloed op ontwikkeling vd motoriek
27
intacte pijnzin=
intacte relatie tussen de prikkel en de sensatie. Schadelijke prikkels worden als pijn waargenomen
28
doel v pijn=
gedragsverandering (anders bewegen, rusten)
29
er is pijn aanwezig dus de pijnzin is intact?
Nee. Pijn kan er ook zijn wanneer de pijnzin opgeheven is. (anaesthesia dolorosa) (gebied dat gevoelloos is, is niet perce pijnloos)
30
5 voorbeelden pijnsydnromen zonder weefselschade:
1. rugpijn 2. bekkenpijn 3. fibromyalgie 4. tirgeminusneuralgie 5. fantoompijn
31
fibromyalgie=
pijn afkomstig van de spierweefsels/bindweefsels
32
trigeminusneuralgie=
aandoening met hevige pijnsensaties bij aangezichtsprikkels
33
neurogene pijn=
pijn door afwijking vh zenuwstelsel
34
adaptatie=
aanpassen vh houding door pijn (niet zomaar verstoren door pijnstillers)
35
nociceptieve pijn=
pijn als gevolg van schadelijke prikkel
36
maladaptief=
= wanneer het lichaam zich niet meer aanpast aan de pijn (gedag slecht aangepast aan omstandigheden): - -> houding, beweging. - ->pijn bestrijden wanneer deze maladaptief wordt
37
hypalgesie=
verminderde pijnzin (diabetes, pijnstillers)
38
samenhang tussen motoriek & sensoriek (3)=
1. waarneming leidt tot motoriek 2. motoriek leidt tot waarneming 3. pijn en motoriek hangen ook samen
39
verschil tussen patiënten betreft pijn (2)=
1. pijnsensatie (of een patient wel of geen pijn voelt) | 2. pijnreactie (reactie v/e patient met pijn)
40
2 'types' pijnreacties =
1. hevige pijn, nauwelijks pijngedrag | 2. geringe pijn, sterk pijngedrag
41
2 aspecten pijntype : hevige pijn, nauwelijks pijngedrag
1. ziekte verbergen om niet abnormaal te lijken | 2. vroeger geleerd om 'flink' te zijn
42
1 aspect pijntype: geringe pijn, sterk pijngedrag
1. patient overdrjift (bewust of onbewust) uit aandachts nood
43
rekening houden met 3 factoren wanneer je een prikkel objectief wilt meten=
1. duur 2. frequentie 3. intensiteit (pijnbeleving= subjectief)
44
Pijnmodel volgens Loeser (van buiten naar binnen)
1. pijngedrag 2. pijnbeleving 3 pijngewaarwording 4. nociceptie
45
beter model: 4 niveaus van pijn =
1. noxische prikkels 2. nociceptie 3. pijngewaarwording 4. pijngedrag
46
noxische prikkels =
= schadelijke prikkel =mechanisch, chemisch, thermisch…, = voorbijgaande prikkel of weefselschade
47
nociceptie =
= neurale processen waarbij schadelijk prikkels worden omgezet in zenuwimpulsen = transductie = vermogen van een organisme om weefselbeschadiging waar te nemen.
48
pijngewaarwording=
=subjectieve gevoel pijn | = pure ‘sensatie’ + emotionele beleving
49
pijngedrag =
= waarneembaar gedrag v/d patiënt | (vb. klagen, gelaatsuitdrukking, (in)activiteit, slaappatroon, medicatiegebruik….
50
Noxische prikkel zonder nociceptie | voorbeelden =
```  Verlies v/d pijnzin bij neuropathie (vb. voetverwonding bij diabetes)  Lokale anesthesie  Sterke afkoeling/bevriezing  Straling  Chemische stoffen ```
51
Nociceptie zonder noxische prikkel | voorbeelden =
 Overgevoeligheid v/e amputatiestomp door ° neuroom  Sensitisatie v perifere zenuwuiteinden bij verwonding/ontsteking  Overgevoeligheid v ischemische lichaamsdelen  Bepaalde neuropathieën (ontremming v/d neuronenactiviteit door selectieve degeneratie v zenuwvezels)  Allodynie: onschadelijke prikkels w als onaangenaam & pijnlijk ervaren door sensitisatie van perifere en/of centrale neuronen
52
Nociceptie zonder pijngewaarwording | voorbeelden =
 Ongemerkt opgelopen verwonding (stress-analgesie)  Centrale analgetica dempen pijngewaarwording (vb. morfine)  Epidurale anesthesie  Verlies van ruggenmerg-/hersenstructuren die bij pijn betrokken zijn (vb. CVA, dwarslaesie)  Hypnose
53
Pijn zonder nociceptie | voorbeelden =
 Fantoompijn |  Meeste vormen van hoofd- en rugpijn
54
Wel pijn, geen of weinig pijngedrag | voorbeelden =
 In werkomgeving  In bepaalde culturen  Pijnpatiënten leren leven met pijn  Dementie, Parkinson, baby’s (pijngedrag moeilijk herkenbaar)  Morfine  Hersenaandoeningen of chirurgische ingrepen (lobotomie)
55
Wel pijngedrag maar weinig/geen pijn | voorbeelden =
```  Simulatie  Individuele en culturele ≠  Operante pijn  Houdingsveranderingen vooraleer pijn waargenomen wordt • Zelfs mogelijk zonder schadelijke prikkel!  Learned non-use  Dwarslaesie ```
56
wat kun je zeggen over pijnreacties-pijngedrag-pijngewaarwording?
= Pijnreacties & pijngedrag kunnen losgekoppeld worden van pijngewaarwording + Pijngewaarwording kan optreden zonder nociceptie of weefselschade
57
relatie tussen de 4 pijnniveau's: - Bij acute nociceptieve pijn: - bij chronische pijn:
- -> Bij acute nociceptieve pijn : Duidelijke relatie tussen de 4 niveaus - -> moeilijker: De relatie met prikkels of nociceptie is afwezig of onduidelijk
58
hoe weten we welke pijnniveaus er actief zijn?
pijnanalyse (therapie)
59
neuroom=
zenuwuiteind waarbij een kluwen v zenuwvezels ontstaat= C-vezels --> 'sprouting' (bv amputatie)
60
ischemisch
'verminderde doorbloeding'
61
allodynie=
afwijking/ ontregeling vd pijnzin
62
epidurale anesthesie=
ruggenprik, bv bevalling
63
CVA
= cerebro vasculair accident = hersenbloeding
64
simulatie=
faken v pijn of ziekte
65
operante pijn=
aangeleerd. | pijn vertonen --> aandacht --> beloning
66
learned non-use=
bij afwezigheid v pijn bepaald lichaamsdeel toch niet gebruiken (bv sil --> gebroken been)
67
dimensies v pijn (8)
1. Sensorisch-discriminatief 2. Affectief-motivationeel 3. Cognitief-evaluatief 4. Bewustzijn/arousal 5. Expressief 6. Autonome reacties 7. Somatische reacties 8. Ventilatie
68
Sensorisch-discriminatieve dimensie =
= Pijnsensatie is te onderscheiden van andere zintuiglijke waarnemingen = Nauwkeurige waarneming van plaats van de pijn dankzij somatotopie in de gyrus postcentralis:
69
Sensorische homunculus =
= representatie van lichaamsdelen in de motorische en somatosensorische cortex van de hersenen.
70
gyrus precentralis=
toekenning motorische prikkels
71
gyrus postcentralis =
plaats toekennen aan pijn in het lichaam
72
waardoor is pijn soms anders/makkelijker/moeilijker verdraagbar?
door emotioneel geladen betekenis
73
Affectief-motivationele dimensie =
= Pijngewaarwording = gebonden aan emoties & motivatie, verschilt per cultuur en per individu (Affectieve component van pijn niet altijd even sterk; vlak en neutraal of heftig emoties)
74
Cognitief-evaluatieve dimensie =
= Begrijpen van oorzaak & betekenis v/d pijn (Vb. op voorhand weten dat iets pijn zal doen: beter te verdragen) = Kan ook omgekeerd effect hebben (Vb. je vertelt dat er op de foto iets vreemds te zien is op een tand: patiënt krijgt plots klachten) --> Placebo/nocebo-effect --> Hangt samen met ontwikkelingsniveau & intelligent
75
Bewustzijn/arousal =
= Interactie met bewustzijnssysteem is complex & variabel --> In slaperige/versufte toestand : minder pijn (Sedativa,Hypnose)
76
expressieve demensie =
 ‘au’ roepen, jammeren, pijnlijke grimas, gebaren…  Bij ouder worden verandert dit: vermindering v/d expressie  Grote variatie aan pijnexpressie in ≠ culturen
77
Autonome reacties =
=onbewuste reacties = Wit wegtrekken, Hartkloppingen, Zweten, Flauwvallen (Door sterke prikkeling van de n. vagus)
78
Somatische reacties =
= Reflexreacties: via ruggenmerg  Pijnlijk lichaamsdeel terugtrekken (flexie/extensie)  Aanhoudende spiercontracties (vb. rug/buik): défense musculaire
79
ventilatie (dimensie)=
=Ademhalingspatroon hangt duidelijk samen met emoties (Pijn --> adem inhouden, zuchten, hyperventileren…  Door hyperventilatie: zenuwstelsel prikkelbaarder : sneller pijn :Vicieuze cirkel)
80
belang voor MH (6)
1- Oog hebben voor beleving & cultuur v/d patiënt 2- Toedienen van andere zintuiglijke prikkels 3- Informatie geven moet als geruststellend ervaren worden door de patiënt 4- Als informatie beangstigend is kan patiënt meer/sneller pijn gewaar worden 5- Placebo-effect: patiënt moet geloven in kunde van de behandelaar & het succes van de therapie 6- Ademhalingsoefeningen bij hyperventilatie
81
voorbeeld cave parkinson-patienten =
minder tot geen mimiek, maar wel pijn
82
invloeden op de pijngewaarwording (8)
1. arousal (overdag alerter dan snachts) 2. aandacht (afleiding vs focus) 3. emotie (hogere emotie = hogere pijntolerantie) 4. cognitie (gedachten:opleiding, intelligentie) 5. motoriek (meer/minder pijn door beweging) 6. sensoriek (re-afferente prikkels) 7. geheugen, leren, cultuur (pijnervaringen, opvoeding) 8. menstruele cyclus (hoogste pijndrempel in folliculaire fase (d0-14)
83
relaties tussen pijn en schade (4)
1. er is pijn en er is schade 2. er is pijn maar er is geen schade 3. er is geen pijn en er is geen schade 4. er is geen pijn maar er is wel schade
84
Er is pijn en er is schade = niveaus (3) =
Schade op:  Somatisch niveau  Psychisch niveau  Sociaal niveau
85
er is pijn maar er is geen schade, vb=
Vb. trigeminusneuralgie & fantoompijnen | Zin van deze pijn?
86
er is geen pijn en er is geen schade =
= ideale situatie
87
er is geen pijn maar er is wel schade, vb=
Vb. bij dwarslaesie, hersenbeschadiging… Vb. carcinomen Vb. straling Vb. chemische stoffen (dioxines, medicatie…)
88
3 fasen in verwonding:
1. Directe fase 2. Acute fase 3. Chronische fase
89
. Directe fase =
Stressanalgesie (pijnvrije periode): overlevingsstrategie
90
. Acute fase =
Aandacht op verwonding: pijn & angst
91
Chronische fase=
= Terugtrekken, tot rust komen = Pijn kan in deze fase chronisch worden!  verwonding geneest, pijn blijft
92
Brede context van pijn =
schade: niet alleen weefselschade, ook schade op psychisch & maatschappelijk niveau!
93
6 cellen model. SOMATO 1 - signaal voor/ oorzaak= 2- doel/ gevolgen=
1. Ischemie / atherosclerose a.femoralis | 2. Etalagefenomeen; claudicatio intermittens
94
6 cellen model. PSYCHO 1 - signaal voor/ oorzaak= 2 - doel/ gevolgen=
1. Overbelasting | 2 Nadenken, op vakantie gaan
95
6 cellen model. SOCIO 1 - signaal voor/ oorzaak= 2 - doel/ gevolgen=
1,Ongezonde levensstijl 2. Werkverzuim, politiekmaatschappelijke maatregelen
96
Chronisch worden van pijn =
 Lichamelijke schade die blijft voortduren  ‘ziektewinst’ speelt hierin een rol = positieve gevolgen van pijn  = leerproces, pijn is “operant” geworden  Onbewust!