les 9. BSL Flashcards

1
Q

wanneer corticosteroïden? 2

A
  • om ontstekingsverschijnselen tegen te gaan
  • bij patienten die dagelijks prednison gebruiken en spanning hebben
    (vb = prednisolon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer glucagon?

A
  • verhogen hoeveelheid glucose in bloed,

- -> bij hypoclycemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer nitroglycerine?

A

–> bij angina pectoris/ beklemmend gevoel op de borst
-> sublinguale toediening- sneller
bv nitrostat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer antihistaminicum?

A
  • bij allergische reacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer adrenaline/epipen? (2)

A

allergische reacties

harstilstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

acuut bewustzijnsverlies kan optreden bij (4) =

A
  1. vasovagale collaps
  2. hypoglycemie
  3. hartstilstand
  4. epileptisch consult
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

handelen bij acuut bewustzijnsverlies =

A
  1. bewustzijn checken
  2. ademing –> stabiele zijligging
  3. niet ademend –> reanimeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vasovagale collaps =

A

flauwvallen, syncope

zwart voor ogen, klam, snel-langzaam polsslag, gapen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behandeling vasovagale collaps =

A
  1. breng hoofd omlaag/liggend/trendelenburg
  2. maak knellende kleding los
  3. ventileren
    - > niet alleen naar huis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hartinfarct =

A

bloedstolsel sluit kransslagader vd hartspier af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

angina pectoris =

A

vernauwing vd kransslagaders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

symptomen angina pectoris

A
  1. pijn op de borst

2. vaak uitstraling naar linkerarm/schouder/kaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

behandeling angina pectoris =

A
  1. behandeling staken
  2. nitroglycerine tablet/spray onder tong (evt herhalen)
  3. controleer hartslag/ademhaling
    evt zuurstof toedienen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

symptomen hartinfarct = (7)

A
  1. pijn op borst, uitstralend
  2. misselijkheid, braken
  3. bleekheid
  4. transpireren
  5. snelle hartslag
  6. soms cyanose
  7. bewustzijnsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

behandeling hartinfarct =

A
  1. staak behandeling + comfort. houding
  2. 112
  3. mogelijks zuurstof toedienen
  4. acetylsalicylzuur toedienen (als bewust)
  5. blijf hartslag controleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

omstandigheden waar een hartstilstand uit voort kan komen (4)

A
  1. hartfinfarct
  2. hartblok
  3. eindstadium v een anafylactische reactie
  4. verstikking
17
Q

4 symptomen hartstilstand

A
  1. binnen enkele seconden diepe bewusteloosheid
  2. wasbleek uiterlijk
  3. ademstilstand
  4. soms gedurende 1e minuut epileptisch-achtige krampen
18
Q

welke symptomen treden op bij uitblijven van primaire reanimatie bij een hartstilstand ? (2)

A
  1. cyanose

2. hersendood (pupilverwijding)

19
Q

behandeling hartstilstand

A
  1. alarmeren

2. reanimatie tot prof. hulp komt

20
Q

milde luchtwegobstructie vs ernstige obstructie

A

-hoesten
-ademen
-praten
bij milde wel, ernstige niet

21
Q

behandeling milde luchtwegbstructie

A

aanmoedigen om te hoesten

22
Q

behandeling ernstige luchtwegobstructie

A
  • max 5 slagen op de rug, anders:
  • heimlichmanoeuvre
  • anders deze 2 blijven afwisselen
  • evt noodtracheotomie
23
Q

wanneer noodtracheotomie?

A

bij een ernstige luchtwegobstructie waarbij de persoon bewusteloos raakt

24
Q

wanneer buisje beademen bij noodtracheotomie?

A

wanneer na nood-tracheotomie spontane ademhaling niet terugkeert

25
Q

wat is astma?

A

vernauwing vd bronchiën door overgevoeligheidsreactie/inspanning/emoties

26
Q

behandeling astma-aanval

A
  1. comfortabele houding
  2. mogelijks eigen medicatie
  3. salbutamol uit noodset
  4. vergering –> ambulance + mogelijk O2
27
Q

verschijnselen beperkte anafylactische reactie

A
  • onwel
  • jeuk
  • tintelingen
  • huiduitslag/oedeem
28
Q

behandeling anafylactische reactie

A
  1. antihistaminicum toedienen (per os)
  2. controleer ademhaling steeds

bij levensbedreigende versch:

  • adrenaline (noteren tijdstip en mate)
  • clemastine
  • prednisolon
29
Q

verschijnselen hypoglycemie (7)

A
  1. hongergevoel
  2. transpireren
  3. bleekheid
  4. trillende handen
  5. gedragsveranderingen
  6. verwijdde pupillen
  7. bewustzijnsverlies evt met krampen
30
Q

behandeling hypoglycemie

A
  1. bloedsuikergehalte bepalen
  2. suiker/glucose toedienen
  3. opnieuw gehalte bepalen en evt beh. verplaatsen
31
Q

behandeling hypoglycemie bij een bewusteloze patient

A

1 mg glucagon toedienen

binnen 5 min niet bij bewustzijn = 112

32
Q

4 factoren die een epileptische aanval kunnen uitlokken

A
  1. pijn
  2. spanning
  3. slaapgebrek
  4. onvoldoende voeding
33
Q

fases v een epileptisch consult

A
  1. aura (vaak voorafgaand)
  2. tonische fase
  3. clonische fase
34
Q

wat gebeurt er tijdens een aura bij een epileptisch consult?

A

= soms voorafgaande fase

  • > stemmigsverandering
  • > hallucinaties
35
Q

kenmerken tonische fase v/e epileptisch consult =

A
  • aanspanning alle lichaamsspieren
  • schreeuwen
  • verwijde pupillen
  • duur < 1 minuut
36
Q

kenmerken clonische fase v/e epileptisch consult =

A
  • strekken en schokken vd ledematen (doven uit)
  • cyanose
  • hypersialie
  • incontinentie
37
Q

behandeling epileptisch consult

A
  • patient in positie dat deze zich niet kan verwonden
  • controleer hartslag/ademhaling frequent
  • overleg met patient+HA over verder beleid