les 9. Bloeddruk

Question 1

hartcyclus bestaat uit twee periodes:

Answer 1

1. diastole

2. systole

Question 2

wat gebeurt er tijdens de diastole?

Answer 2

hartkamers vullen zich met bloed uit de boezems

Question 3

wat gebeurt er tijdens de systole?

Answer 3

linkerhartkamer stort inhoud uit in aorta

Question 4

systolische bloeddruk =

Answer 4

hoogste druk die tijdens iedere hartcyclus bereikt wordt (normaal 120 mmHG)

Question 5

diastolische bloeddruk =

Answer 5

laagste druk die tijdens iedere hartcyclus bereikt wordt (normaal 80 mmHG)

Question 6

factoren die hoogte v systolische bloeddruk bepalen (2) =

Answer 6

1. slagvolume vh hart = hartminuutvolume

2. elasticiteit aorta & andere grote arteriën

Question 7

factor die hoogte v diastolische bloeddruk bepalen =

Answer 7

weerstand die arteriolen aan bloedstroom bieden

= perifere weerstand

Question 8

bloeddruk kan aangepast worden dmv= (3)

Answer 8

1. neuronale factoren
2. hormonale factoren
3. lokale factoren

Question 9

hoe beïnvloeden neuronale factoren de bloeddruk?

Answer 9

baroreceptoren i/d vaatwand geven info

-> activeert efferent ZS

Question 10

hoe beïnvloeden hormonale factoren de bloeddruk?

Answer 10

• > bij gedaald bloedvolume

- > vasocontrictie hormonen komen vrij (noradrenaline, vasopressine)

Question 11

wat zijn korotkoff-tonen?

Answer 11

vaatwandbewegingen, lopen synchroon met harstlag

-> om bloeddruk indirect te meten

Question 12

hogere bloeddruk bij (2)

Answer 12

1. lichamelijke inspanning

2. psychische stress

Question 13

hypertensie =

Answer 13

verhoogde bloeddruk bij 3 afzonderlijke metingen op verschillende dagen

Question 14

wanneer is er sprake van hypertensie (in getallen)?

Answer 14

systolische druk = >140 mm GH en/of

diastolische druk = > 90 mm GH

Question 15

risicofactoren hypertensie (3)

Answer 15

1. alcoholisme
2. overgewicht
3. diabetes mellitus

Question 16

secundaire oorzaken van hypertensie (3)

Answer 16

1. nierziekten
2. nierarteriestenose
3. aandoeningen vd bijnier

Question 17

klinische verschijnselen hypertensie =

Answer 17

nauwelijks klachten, tot schade aan organen

Question 18

behandeling hypertensie =

Answer 18

• aanpassing dieet
• aanpassing levensstijl (roken)
• medicamenteus, afhankelijk van cardiovasculair risico

Question 19

gevolgen v hypertensie voor de mond =

Answer 19

1. mogelijk overmatige bloedingsneiging
2. facialisparese
3. bijwerkingen v medicatie

Question 20

facialisparese =

Answer 20

(gedeeltelijjke) verzakking vd aangezichtszenuw

- -> mimiek valt gedeeltelijk weg

Question 21

gevolgen v hypertensie voor thk behandeling =

Answer 21

• > behandeling mogelijk indien <160mmHG/<100mmHG
• > liever geen NSAID’s
• > prikkeling v braakreflex vermijden
• > langzame positieveranderingen & opstaan

Question 22

hypotensie =

Answer 22

= verlaagde bloeddruk (geen precieze scheidingslijn)

Question 23

mogelijke oorzaken hypotensie (3)=

Answer 23

1. verminderd hartvolume
2. afgenomen weerstand vd perifere bloedvaten
3. veel bloedverlies
   (acute hypotensie door collaps, ritmestoornissen etc)

Question 24

syncope=

Answer 24

= vasovagale collaps
= voorbijgaand bewustzijnsverlies door tijdelijk verminderde bloedstroom naar hersenen
-> vnl bij jongere mensen (pijn, emotie, lang staan etc)

Question 25

hypvolemie =

Answer 25

ophoping bloed in onderste lichaamshelft lijdt tot ondervulling elders (collaps bij rechtstaan)

Question 26

syncope kan op 2 manieren tot uiting komen =

Answer 26

1. vasodepressor variant

2. cardio-inhibtor variant

Question 27

vaso-depressor variant (syncope) =

Answer 27

bloeddruk daalt ernstig, hartfrequentie daalt beperkt

Question 28

cardio-inhibitor variant (syncope) =

Answer 28

sterke daling vd hartstilstand (zelfs tot tijdelijke hartstilstand)

Question 29

prodromaal =

Answer 29

fase van voortekenen

Question 30

wat kan er gebeuren indien een persoon niet kan liggen/zitten tijdens een syncope?

Answer 30

er kan ischemie vd hersenschors optreden (lijkt op een epileptische aanval)

Question 31

shock =

Answer 31

verlaagde arteriële bloeddruk & veralgemeneende stagnatie vd bloeddoorstroming in capillairen

Question 32

soorten v shock (5)

Answer 32

1. hypovolemische shock
2. septische shock
3. cardiogene shock
4. neurogene shock
5. anafylactische shock

Question 33

hypovolemische shock =

Answer 33

laag hartritmevolume door onvoldoende bloedtoevoer naar hart (vocht/bloedverlies)

Question 34

septische shock =

Answer 34

bij ernstige weefselinfectie, meestal vermenigvuldiging van gramnegatieve bacterien in bloed (sepsis - bloedvergiftiging)

Question 35

SIRS=

Answer 35

systemic inflammatory response syndrome (algemene ontstekingsreactie)

Question 36

cardiogene shock =

Answer 36

door falen pomp v linkerventrikel (myocardinfarct, hartritmestoornise)

Question 37

neurogene shock =

Answer 37

bij beschadiging ruggenmerg thv de hals

Question 38

anafylactische shock =

Answer 38

door systemische type I overgevoeligheidsreactie